12.5.2.1.1.1 Het voorvoegsel on-
Met behulp van het prefix, of voorvoegsel, on- worden van
adjectieven nieuwe adjectieven afgeleid met een ontkennend betekeniselement dat
vaak verbonden is met een negatieve waardering. Voorbeelden zijn:
1onartistiek, onbekwaam, ondiep, oneffen, onelegant, onheus, onjuist, onzeker
Het adjectief onwijs wordt ook gebruikt met een positieve betekenis, zoals in onwijs gaaf.
Het afleidingsprocedé is productief, maar er zijn wel een aantal beperkingen op de mogelijke
basiswoorden. Van een aantal categorieën van adjectieven zijn afleidingen met
on- ongebruikelijk, met name van adjectieven
die geen gradering toestaan, zoals
rechthoekig,
fluwelen,
taalkundig,
Chinees en
huidig. Worden dergelijke
adjectieven gebruikt om een eigenschap aan te duiden, en dus als
kwalificerende adjectieven, dan kunnen ze wel een
afleiding met on- naast zich krijgen. Vergelijk
bijv. het gebruik van het adjectief
Engels in
een Engelse gewoonte
waarnaast als negatieve pendant
onengels mogelijk is, bijv.
in:
2Breken met de traditie wordt beschouwd als een onengelse houding.
en het gebruik van Engels in de
Engelse vlag, waarbij geen negatieve pendant
mogelijk is. Door prefigering met on- kan dus een
kwalitatieve interpretatie van het basisadjectief worden afgedwongen. Als je
bijvoorbeeld zegt dat iets on-Drents
is, wordt verondersteld dat er typisch Drentse eigenschappen zijn.
De vorming van adjectieven met on- is uitgesloten bij van geografische namen afgeleide adjectieven op -er zoals Groninger, en bij een vorm aanduidende adjectieven zoals rond en stofadjectieven als gouden.
Het prefix on- kan ook niet gebruikt worden bij adjectieven
waarnaast een tegengesteld adjectief (antoniem) bestaat,
zoals klein - groot,
hoog - laag,
breed - smal,
dik - dun,
warm -
koud. Een adjectief als
*onklein is niet welgevormd.
Hetzelfde geldt voor kleur aanduidende adjectieven, zoals
rood,
blauw,
groen en negatief geladen
adjectieven, zoals kwaad,
erg,
boos,
slecht en
gering. Ook adjectieven die
al een negatief suffix bevatten lenen zich niet voor prefigering met on-: een woord als
onmeedogenloos is onwelgevormd.
Zie De Clercq & Vanden Wyngaerd (2019).
Toch komen in bepaalde contexten, vooral na de ontkennende woorden
niet of
geen, ook van
adjectieven uit deze categorieën afleidingen met on- voor, bijv. in:
3Het is geen onknappe jongen.
Ik vind het een niet onaardig idee.
Het is bepaald geen ongeringe verdienste.
Soms bestaan zowel een antoniem als een vorm met on- naast elkaar, waarbij verschil in betekenis kan optreden, bijv. gezond - ziek naast ongezond ('ziekelijk; schadelijk voor de gezondheid'), bijv. in:
4Roken is ongezond.
Omgekeerd zijn er adjectieven met on- die zonder 'positieve' pendant
voorkomen, bijv. onvermijdelijk,
onmetelijk en
onmiskenbaar.
Sommige adjectieven met on- hebben synchroon gezien geen basiswoord, zoals die in (5):
5onbeschoft, onbesuisd, onnozel, onpasselijk, onstuimig, onverdroten, onverhoeds
Ze hebben wel de voorspelbare betekeniscomponent van ‘afwezigheid van een bepaalde eigenschap’.
Daarnaast zijn er ook on-adjectieven waarvan het basiswoord niet een bestaand, maar wel een mogelijk woord is, zoals:
6on-bedwingbaar, on-bestelbaar, on-blusbaar, onverwoest-baar
on-beschrijfelijk, on-herroepelijk, on-metelijk
Een woord als beschrijfelijk is welgevormd, maar niet bestaand. Dat betekent dat er bij de vorming van dit type adjectieven een combinatie van twee woordvormingsprocessen is toegepast: afleiding van een deverbaal adjectief door middel van -baar of -lijk, en tegelijk prefigering van adjectieven met on-.
Dit wordt wel beschreven als de vereniging van twee woordvormingsprocessen. Zie Booij (2010: 40-41).
Bij het woord onverschillig waarbij geen basiswoord verschillig is, hebben sommige taalgebruikers wel het woord verschillig gemaakt, zoals in de reclameslogan van de VARA uit 2008: Wees verschillig!, en de titel van een dichtbundel van Marjoleine de Vos, Hoe verschillig.
Een apart geval is het paar van adjectieven guur
(gezegd van het weer: 'bar, onaangenaam koud') en
onguur ('schrikwekkend;
gemeen'), die allebei een negatieve waarde hebben.
Bij atttributief gebruik valt de woordklemtoon doorgaans op het prefix, en bij
predicatief gebruik op het basiswoord; vergelijk:
7Óndiep water / Het water is hier ondíep.
In woorden als onnózel en ondéúgend valt daarentegen de klemtoon nooit op het prefix, wellicht omdat hier geen semantisch contrast met een basiswoord nozel en deugend mogelijk is.
Verder lezen
Literatuur
Interessante links
ANS
Taalportaal
Taaladvies
Versiegeschiedenis
versie | redacteur(en) | datum | opmerkingen |
3.0 | Geert Booij | juni 2022 | |
2.1 | januari 2019 | Automatische conversie van ANS 2.0 | |
2.0 | W. Haeseryn, K. Romijn, G. Geerts, J. de Rooij, M.C. van den Toorn | 1997 | hoofdstuk 12,../../data/archief/ans2/e-ans/12/body.html; |