5.1.1 Indeling en karakterisering van de voornaamwoorden
Verder lezen
1
Traditioneel worden de
voornaamwoorden onderscheiden in
de volgende subcategorieën:
- persoonlijk voornaamwoord (pronomen personale) [5.2];
- wederkerend voornaamwoord (reflexief pronomen) [5.3];
- wederkerig voornaamwoord (reciprook pronomen) [5.4];
- bezittelijk voornaamwoord (possessief pronomen) [5.5];
- aanwijzend voornaamwoord (demonstratief pronomen) [5.6];
- vragend voornaamwoord (interrogatief pronomen) [5.7];
- betrekkelijk voornaamwoord (relatief pronomen) [5.8];
- onbepaald voornaamwoord (indefiniet pronomen) [5.9];
- uitroepend voornaamwoord (exclamatief pronomen) [5.10].
Tezamen vormen deze groepen van woorden een heterogene categorie, die
syntactisch en morfologisch niet in het algemeen te karakteriseren is.
Semantisch hebben de voornaamwoorden, op een enkele uitzondering na, een
verwijzend karakter
gemeen
[5.1.2].
2
Syntactisch zijn de voornaamwoorden te onderscheiden in
zelfstandige en
niet-zelfstandige. In de volgende voorbeelden zijn de gecursiveerde woorden
zelfstandige voornaamwoorden: ze vervullen de functie van zinsdeel,
respectievelijk deel van een zinsdeel:
1Ik heb niets
gehoord.
2Aan
wie van hun buren hebben ze die
oude stoel gegeven?
Ook in voorzetselconstituenten worden dus zelfstandige voornaamwoorden
gebruikt. Deze constituenten kunnen zinsdeel zijn, bijv.
aan wie van hun buren in
2 of op
ons in 3, of
zinsdeelstuk, zoals van jullie
in 4 (de voorzetselconstituent
fungeert hier als nabepaling bij wie):
3Ze hadden niet meer op
ons gerekend.
4Aan wie van
jullie hebben ze die oude stoel
gegeven?
Niet-zelfstandig zijn de gecursiveerde woorden in de volgende voorbeelden;
ze zijn determinerend element in een naamwoordelijke
constituent
[14.4.3.2]:
5Mijn vrouw
heeft niets gehoord.
6Aan welk
familielid hebben ze die oude stoel
gegeven?
Tot de hier besproken subcategorieën behoren ofwel alleen zelfstandige,
ofwel én zelfstandig én niet-zelfstandig te gebruiken voornaamwoorden.
3
Naar de vorm vertonen de voornaamwoorden niet veel variatie. In een aantal
gevallen bestaan er genitief- en/of datiefvormen, die vaak niet tot de
standaardtaal behoren. Enkele voorbeelden:
7Vrouwen
wier echtgenoot overleden is, dienen hun meisjesnaam
te vermelden.formeel
8Zulks is
schrijver dezes onbekend.formeel
9Het verschil is van
dien aard dat er met recht van twee aparte
categorieën gesproken zou kunnen worden. (van dien
aard = vaste uitdrukking)
Bij sommige voornaamwoorden komen
volle en
gereduceerde vormen voor. De
eerste worden gebruikt als het voornaamwoord beklemtoond is, de tweede in
andere gevallen. Zo bestaan naast elkaar bijv.:
mij en
me,
hij en
ie,
zijn en z'
n,
haar en 'r/d'
r
Bij de persoonlijke voornaamwoorden bestaat verschil tussen onderwerps- en
niet-onderwerpsvormen; vergelijk:
10Ik heb
hem gezien, maar hij heeft
mij niet gezien.
Als onderwerp komen ik en
hij voor, in alle andere
gevallen mij en
hem, respectievelijk de
onbeklemtoonde varianten.
Sommige niet-zelfstandige voornaamwoorden vertonen morfologische
overeenkomst met de adjectieven, doordat ze in dezelfde gevallen met de
uitgang -e of zonder uitgang gebruikt worden, bijv.:
iedere vader -
ieder kind;
welke vork -
welk mes
Literatuur
Interessante links
ANS
Taalportaal
Taaladvies
Versiegeschiedenis
versie | redacteur(en) | datum | opmerkingen |
2.1 | januari 2019 | Automatische conversie van ANS 2.0 | |
2.0 | W. Haeseryn, K. Romijn, G. Geerts, J. de Rooij, M.C. van den Toorn | 1997 |