Voorbeeldzoeker x
(typ in het invoerveld om het voorbeeld te wijzigen)
zoek dit voorbeeld in:
ANS

Woordenboeken

  • INT (500 AD - heden)
  • Etymologiebank
  • Woordenlijst.org

Corpora en lexica

  • Corpus Hedendaags Nederlands Clarin login
  • GrETEL (CGN, Lassy)
  • SoNar Clarin login
  • Delpher
  • Celex Clarin login

Overige bronnen

  • Taalportaal
  • DBNL
  • Taaladvies.net
  • Wikipedia
  • Google
1.7.1.2 Contrastaccenten
Zinsaccenten kunnen gebruikt worden om een contrast aan te geven. Een voorbeeld is gegeven in (1):
Bron: Booij (1995: 155).
1(Is Jan in de kamer of in de keuken?) Jan is in de KAmer, niet in de KEUken.
In (1) is sprake van een contrast tussen twee locaties: de kamer en de keuken. In de ene ruimte is Jan wel aanwezig, in de andere niet. De twee constituenten de kamer en de keuken dragen focus (zie paragraaf 1.7.1.1). De spreker richt de aandacht van de hoorder op het contrast tussen deze onderdelen, wat we ook wel contrastieve focus noemen. Dit wordt gemarkeerd door een zinsaccent te plaatsen op elke constituent die focus draagt. In dit geval noemen we het zinsaccent accent ook wel een contrastaccent.
Een contrast kan voorkomen binnen één zin, maar een constituent met contrastieve focus kan ook een contrastrelatie hebben met een element dat eerder in de conversatie genoemd is. Soms wordt een constituent met een focusaccent gecontrasteerd met een verzameling van meerdere mogelijke alternatieven, die al genoemd zijn, of uit de context op te maken zijn. In een spraakuiting met contrastieve focus worden dus niet altijd twee (of meer) referenten genoemd, zoals in (1). Neem bijvoorbeeld de zin in (2), met als context: Anna en Pieter zijn op zoek naar Jan. Ze weten dat hij ergens in het huis is. Anna zegt het volgende:
2Jan is niet in de KEUken.
De constituent de keuken draagt een zinsaccent. Dit accent roept bij de hoorder (in dit geval Pieter) een verzameling op die bestaat uit alternatieven van hetzelfde type als de keuken, bijvoorbeeld: {de kamer, de hal, de studeerkamer, enz.}. Dit is de beperkte verzameling van plaatsen waar Jan wél zou kunnen zijn, in tegenstelling tot de keuken. Ook hier kunnen we dus spreken van een contrast, en kan het accent op de keuken worden gezien als een contrastaccent.
Verder lezen
Contrastaccent op een functiewoord
Een focusaccent valt altijd op het prosodisch hoofd (paragraaf 1.7.1.4) van het focusdomein, wat meestal een inhoudswoord is, zoals een zelfstandig naamwoord of hoofdwerkwoord. Dit is ook het geval in de voorbeelden gegeven in (1), en (2). Zinsaccenten kunnen echter ook op functiewoorden vallen, maar alleen als er sprake is van contrastieve focus:
Bron: Booij (1995: 155).
3Het boek ligt niet IN, maar ONder de kast.
In (3) dragen alleen de voorzetsels in en onder focus, terwijl de kast (gegeven) achtergrondinformatie is. Hier dragen de functiewoorden narrow focus (paragraaf 1.7.1.1) en is het mogelijk om functiewoorden een accent geven. Dit is niet mogelijk wanneer de kast nieuwe informatie weergeeft en daarom onderdeel is van het focusdomein (aangegeven in blokhaken gemarkeerd met [+focus]):
Tenzij er sprake is van dubbel focus, bijvoorbeeld in een zin als Het boek ligt niet IN de KAST maar ONder de TAfel.
4a(Waar ligt het boek?)
4aHet boek ligt [in de KAST]###+focus###.
b*Het boek ligt [IN de kast]###+focus###.
Als het focusdomein in de kast is (en er dus sprake is van broad focus), moet het accent vallen op het prosodisch hoofd kast, zoals in (4a). Een accent op het functiewoord in zoals in (4b) is hier dus niet mogelijk.
Een ander voorbeeld waarin een functiewoord een zinsaccent krijgt is gegeven in (5), met als context: Jan vertelt Ina dat zijn ziekte is veroorzaakt door een tekenbeet. Daarop antwoordt Ina:
5Maar ik wist helemaal niet DAT je ziek was.
Ook hier is sprake van een contrast: Jan vertelt waardoor hij ziek is, waarna Ina de nadruk legt op het feit dat Jan ziek is. Het functiewoord dat krijgt een zinsaccent, terwijl het inhoudswoord ziek hier minder belangrijke informatie is (want het is gegeven) en geen accent krijgt.
Contrastrelaties
Niet alle contrasten zijn hetzelfde. We kunnen een onderscheid maken tussen verschillende contrastrelaties, die elk van invloed zijn op de plaatsing van het zinsaccent in het Nederlands. Swerts (2007) onderscheidt contrastrelaties op basis van richting, afstand, en syntactische positie. Een voorbeeld is zin (6):
De voorbeelden (6) – (9) zijn overgenomen uit Swerts (2007: 389-393) en deels aangepast. Deze voorbeelden komen uit een experimentele (dus niet natuurlijke) setting waarin proefpersonen objecten moeten beschrijven die te zien zijn op een beeldscherm.
6Het blauwe vierkant raakt het rode vierkant.
In deze zin is sprake van een contrast met betrekking tot de kleuren van de vierkanten. De woorden blauwe en rode kunnen dus beide een contrastaccent krijgen. Het is ook mogelijk om slechts één van beide woorden (blauwe of rode) focus te geven. Als het woord vierkant nog geen gegeven informatie is, kan dit woord ook een accent krijgen. Nieuwe informatie is immers vaak [+focus]. Vierkant kan echter ook zonder accent zijn, omdat het niet betrokken is bij het contrast.
Of een woord als vierkant in (6) een accent krijgt of niet, wordt beïnvloed door de richting van de contrastrelatie. Als de spreker het woord blauwe accentueert, maar niet het woord rode, is er sprake van een vooruitkijkend contrastaccent, zoals in (7). De spreker kan ook een achteruitkijkend contrastaccent plaatsen, waarbij alleen rode geaccentueerd wordt (8). Een contrastrelatie kan ook twee richtingen hebben, waarbij beide contrastelementen een focusaccent krijgen. Dit zagen we eerder in voorbeeldzin (1).
7aHet BLAUwe vierkant raakt het rode vierkant.
bHet BLAUwe VIERkant raakt het rode vierkant.
8aHet blauwe vierkant raakt het ROde vierkant.
b*Het blauwe vierkant raakt het ROde VIERkant.
In het geval van een vooruitkijkend accent komt het vaker voor dat zowel blauwe als vierkant een accent krijgen (7b) vergeleken met een achteruitkijkend accent, waarbij het bijna nooit voorkomt dat beide woorden een accent krijgen (8b). Dit laatste is te verklaren uit het feit dat het woord vierkant in de constituent het rode vierkant gegeven informatie is, terwijl dit niet het geval is in het blauwe vierkant. In beide gevallen is het echter gebruikelijker om vierkant te deaccentueren, zoals in (7a) en (8a).
Daarnaast is afstand tussen de gecontrasteerde constituenten van belang. Wanneer het contrast binnen een zin plaatsvindt, zoals in (6), is het vaker het geval dat het woord dat niet betrokken is bij het contrast (i.e. vierkant) wordt gedeaccentueerd, dan wanneer de contrastrelatie over zinsgrenzen heen gaat. Het komt dus vaker voor dat een woord als vierkant een accent krijgt als dat woord alleen in een vorige zin is genoemd.
Ten slotte speelt ook de positie van het woord met contrastieve focus binnen de syntactische constituent een rol bij het bepalen van welke woorden een zinsaccent krijgen. Wanneer het woord met contrastieve focus het laatste woord binnen de constituent is (het ‘nucleaire’ woord), is het mogelijk om ook het voorafgaande (‘prenucleaire’) woord een accent te geven, terwijl het minder vaak voorkomt dat een woord in prenucleaire positie contrastieve focus heeft en ook het nucleaire woord een accent krijgt. Dit zien we in de voorbeelden in (9), waarbij het binnen de NP het blauwe vierkant gemakkelijker is het bijvoeglijk naamwoord te accentueren als het (nucleaire) zelfstandig naamwoord contrastieve focus draagt (9a), dan om het zelfstandig naamwoord te accentueren wanneer het (prenucleaire) bijvoeglijk naamwoord focus draagt (9b).
9aDe blauwe driehoek raakt [het BLAUwe [VIERkant]###+focus###]###NP###.
b*Het rode vierkant raakt [het [BLAUwe]###+focus### VIERkant]###NP###.
Over het algemeen blijft het echter gebruikelijker om slechts het woord met focus te accentueren en het woord dat niet betrokken is bij het contrast, ook al geeft dat woord nieuwe informatie weer, te deaccentueren.
Zie voor details Swerts (2007).
Literatuur
    Interessante links
    ANS
    Taalportaal
    Taaladvies
    Versiegeschiedenis
    versie redacteur(en) datum opmerkingen
    3.0 Nelleke Jansen november 2020
    2.1 januari 2019 Automatische conversie van ANS 2.0
    2.0 W. Haeseryn, K. Romijn, G. Geerts, J. de Rooij, M.C. van den Toorn 1997 hoofdstuk 1,../../data/archief/ans2/e-ans/01/body.html;
    Interessante links