27.5.3.3.ii.2 Weglating van (onderwerp en) gezegde
Verder lezen
Als het inleidende element een zinsdeel is en een vraagwoord is of er een
bevat, dan kan - als uitzondering op de
in
[27.5.3.3/i] geformuleerde regel - dat inleidende zinsdeel resteren.
Het onderwerp en het werkwoordelijk gezegde moeten dan weggelaten worden.
Is het inleidende zinsdeel het onderwerp, dan moet in elk geval het
werkwoordelijk gezegde weggelaten worden. Voorbeelden:
1Niemand weet aan hoeveel
vrouwen Fred een avondjapon verkocht
heeft en aan hoeveel mannen (-) een pantalon
(-).
2Niemand weet voor welke firma'
s buurman radio' s maakt en voor
welke firma's (-) tv's (-).
3Het is niet duidelijk wie de
Nederlandse jury omgekocht heeft en wie de Belgische
jury (-).
4De inspecteur wil onderzoeken
hoeveel jasjes hij gekocht heeft voor Luis en hoeveel
ringen (-) (-) voor Maria.
In beknopte bijzinnen wordt de werkwoordelijke groep weggelaten, bijv.:
5Hij vroeg zich af wat vandaag
te zullen koken en wat morgen
(-).
Dit is ook mogelijk in beknopte bijzinnen zonder verbindingswoord, bijv.:
6Ze raadde me aan 's morgens
een krant te lezen en 's avonds een gedicht
(-).
Literatuur
Interessante links
ANS
Taalportaal
Taaladvies
Versiegeschiedenis
versie | redacteur(en) | datum | opmerkingen |
2.1 | januari 2019 | Automatische conversie van ANS 2.0 | |
2.0 | W. Haeseryn, K. Romijn, G. Geerts, J. de Rooij, M.C. van den Toorn | 1997 |