Voorbeeldzoeker x
(typ in het invoerveld om het voorbeeld te wijzigen)
zoek dit voorbeeld in:
ANS

Woordenboeken

  • INT (500 AD - heden)
  • Etymologiebank
  • Woordenlijst.org

Corpora en lexica

  • Corpus Hedendaags Nederlands Clarin login
  • GrETEL (CGN, Lassy)
  • SoNar Clarin login
  • Delpher
  • Celex Clarin login

Overige bronnen

  • Taalportaal
  • DBNL
  • Taaladvies.net
  • Wikipedia
  • Google
1.1.3.1.16 De tweeklank ɔu
De ɔu is een tweeklank die achteraan in de mond gearticuleerd wordt. Deze klinker komt voor in woorden als  jou jɔu, stout stɔut en Paulpɔul . De klank wordt op twee manieren gespeld, als ou en au. Deze twee spellingen komen historisch gezien voort uit verschillende klanken, maar dit verschil wordt in geen enkele Nederlandse standaardvariëteit gemaakt. Figuur 1 toont de begin- en eindpositie van ɔu (met de verglijding weergegeven door de pijl) in het klinkerdiagram.
Figuur 1. Positie van ɔu in het klinkerdiagram (Bron: Gussenhoven 1992: 47)
Verder lezen
Articulatie
De ɔu is een stijgende tweeklank die achteraan in de mond wordt gearticuleerd en waarbij de tong van half open naar half gesloten beweegt. Bij de Nederlands-Nederlandse ɔu bewegen de lippen van een ongeronde naar een geronde stand (dus ɑu), terwijl de Belgisch-Nederlandse ɔu vanaf de beginklank met ronding wordt uitgesproken (dus ɔu).
Zie Collins & Mees (1984: 117); Gussenhoven (2007: 340).
Duur
De ɔu is fonetisch gezien lang, net als de twee andere echte diftongen εi en œy. De absolute duur hangt onder andere af van factoren als spreekstijl en spreeksnelheid. Volgens Van der Harst (2011: 323-324) is de gemiddelde duur van de ɔu voorafgaand aan respectievelijk een s en een t 215 ms en 204 ms in het Nederlands-Nederlands, en 225 ms en 212 ms in het Belgisch Nederlands.
Regionale variatie
In het Belgisch-Nederlands en in de zuidelijke variëteiten van het Nederlands Nederlands is de verglijding van ɔu minder sterk. In het Poldernederlands is de verglijding sterker en wordt de tweeklank uitgesproken met een opener beginklank (dus au).
Zie Jacobi (2009).
In het Belgisch-Nederlands wordt de beginklank van ɔu ook met lipronding uitgesproken (dus ɔu), zodat de gehele diftong gerond is.
Zie Collins & Mees (1984: 117); Gussenhoven (2007: 340).
Akoestische eigenschappen van de tweeklank ɔu
Tabellen 1 en 2 geven een aantal voorbeeldzinnen met ɔu in verschillende fonologische contexten voor het Nederlands-Nederlands en Belgisch Nederlands. Een overzicht van de referentiewaarden voor de eerste en tweede formant (F1 en F2) van de ɔu in het Nederlands-Nederlands en Belgisch-Nederlands wordt gegeven op Taalportaal .
Tabel 1. Geluidsbestanden, golfvormen en spectrogrammen voor ɔu in verschillende fonologische contexten in het Nederlands-Nederlands.
Woordgroep Fonologische context Geluidsbestand Golfvorm/spectrogram
het is mooi geweest met die kou hier woordfinaal
lapjes rood en blauw hadden plaats gemaakt woordfinaal
genoeg hout om jaren achtereen te kunnen stoken vóór obstruent
Tabel 2. Geluidsbestanden, golfvormen en spectrogrammen voor ɔu in verschillende fonologische contexten in het Belgisch-Nederlands.
Woordgroep Fonologische context Geluidsbestand Golfvorm/spectrogram
zij scheen de kou niet te voelen woordfinaal
blauw papier woordfinaal
van pas gesneden hout vóór obstruent
Fonologische analyse van de tweeklank ɔu
  • Distinctieve kenmerken
    De distinctieve kenmerken van ɔu kunnen worden gespecificeerd door de distinctieve kenmerken voor de begin- en eindklank van de diftong apart weer te geven, respectievelijk [–hoog, +laag, –gespannen, +rond, +achter] en [+hoog, –laag, +gespannen, +rond, +achter].
    Voor de Nederlands-Nederlandse variant met ongeronde beginklank zijn de specificaties als volgt: [–hoog, +laag, –gespannen, –rond, +achter] en [+hoog, –laag, +gespannen, +rond, +achter].
    Deze weergave gaat er wel van uit dat de plaatskenmerken voor de begin- en eindklank van de diftong gelijk zijn, maar dit is voor veel sprekers niet het geval.
  • Fonotaxis
    De klinker ɔu kan niet voorkomen als er een r in dezelfde lettergreep staat (een tautosyllabische r), omdat r een centraliserend effect heeft op de voorafgaande klinker. Dit effect is in strijd met de sluitende beweging die de tong maakt bij de articulatie van ɔu.
    Zie Booij 1995: 6-7.
    Binnen een lettergreep kan ɔu niet gevolgd worden door de glijklank j, wellicht omdat er voor de eindklank van de diftong (de u) een articulatorische beweging achteraan in de mond plaatsvindt, die haaks staat op de beweging vooraan in de mond die nodig is voor de articulatie van de glijklank j.
    Zie Booij 1995: 7.
Literatuur
Collins & Mees (1984), Gussenhoven (1992), Booij (1995), Adank et al. (2004), Gussenhoven (2007), Jacobi (2009), Van der Harst (2011).
Literatuur
    Interessante links
    ANS
    Taalportaal
    Taaladvies
    Versiegeschiedenis
    versie redacteur(en) datum opmerkingen
    3.0 Kathy Rys november 2020
    2.1 januari 2019 Automatische conversie van ANS 2.0
    2.0 W. Haeseryn, K. Romijn, G. Geerts, J. de Rooij, M.C. van den Toorn 1997 hoofdstuk 1,../../data/archief/ans2/e-ans/01/body.html;
    Interessante links