28.3.3.1 Inleiding
Verder lezen
In modale functie worden de volgende werkwoordstijden gebruikt om het
realiteitsgehalte van de zinsinhoud aan te geven: het imperfectum
(onvoltooid verleden tijd, bijv. werkte;
zie
[2.4.8.7]), het plusquamperfectum (voltooid verleden tijd, bijv.
had gewerkt;
zie
[2.4.8.8]), het futurum praeteriti (onvoltooid verleden toekomende
tijd, bijv. zou werken;
zie
[2.4.8.9]) en het futurum exactum praeteriti (voltooid verleden
toekomende tijd, bijv. zou hebben gewerkt;
zie
[2.4.8.10]). Ze geven in deze hoedanigheid vorm aan
verstandsmodaliteiten. Daarnaast kunnen ze ook gebruikt worden om
voorzichtigheidsmodaliteit uit te drukken.
We zullen
in
[28.3.3.2] aandacht besteden aan het gebruik van het imperfectum en
het plusquamperfectum in conditionele zinnen en aan het gebruik van de
pendanten daarvan met het futurum praeteriti respectievelijk het futurum
exactum praeteriti. Ook zullen we stilstaan bij het subtiele
betekenisverschil dat tussen de verschillende vormen lijkt te bestaan, al
wordt dat niet door iedereen gemaakt.
In
[28.3.3.3]
t/m
[28.3.3.7] besteden we vervolgens aandacht aan respectievelijk het
imperfectum en het plusquamperfectum na als (in zinnen met
inversie) en na alsof of of, het imperfectum en
het plusquamperfectum bij werkwoorden die 'denken' of 'zeggen' betekenen,
het plusquamperfectum bij de werkwoorden kunnen,
moeten, (be)horen, (niet) hoeven,
mogen en willen met een werkwoordelijke
aanvulling, het imperfectum en het plusquamperfectum ter uitdrukking van
een wens en het imperfectum en het plusquamperfectum ter uitdrukking van
een voorzichtigheidsmodaliteit.
Opmerking
Verdieping
Opmerking
In kindertaal kunnen imperfectum en plusquamperfectum in een spelsituatie
niet-werkelijkheid uitdrukken, bijv.:
iJij was
vader en ik was moeder. En jij
moest de hele dag werken en als je thuis
kwam, had ik het eten
klaargemaakt.
Literatuur
Interessante links
ANS
Taalportaal
Taaladvies
Versiegeschiedenis
versie | redacteur(en) | datum | opmerkingen |
2.1 | januari 2019 | Automatische conversie van ANS 2.0 | |
2.0 | W. Haeseryn, K. Romijn, G. Geerts, J. de Rooij, M.C. van den Toorn | 1997 |