12.2.2 De productiviteit van woordvormingsprocessen
Woordvormingsprocessen verschillen in de mate waarin ze gebruikt kunnen worden om nieuwe woorden
te vormen.
Zie Booij & Van Santen (2017: hoofdstuk 6).
Een procedé dat gebruikt kan worden om nieuwe woorden te vormen noemen
we productief. Daartegenover staan de procedés die niet
(meer) gebruikt kunnen worden om nieuwe woorden te maken. Deze noemen we
improductief. Voorbeelden van productieve
woordvormingsprocedés zijn de afleiding
van nomina op -er zoals
vlogger, het maken van substantivische
samenstellingen, en conversie
zoals het werkwoord netflixen. Een
voorbeeld van een improductief procedé is de vorming van deverbale adjectieven
op -elijk zoals
vreselijk. De klasse van
woorden op -elijk kan niet meer worden uitgebreid.
Zie Hüning (1997, 2009a, 2010) en Hüning & Van Santen (1994) over
veranderingen in productiviteit van woordvormingsprocessen.
Niet alle productieve woordvormingsprocessen worden in dezelfde mate gebruikt voor de vorming van
nieuwe woorden, en sommige zijn zelfs nogal beperkt. We spreken dan van
verschillen in productiviteit, met verschillende oorzaken, zoals verschillen in
de bruikbaarheid van een bepaald type woord. Zo kan het voorvoegsel on- wel toegevoegd worden aan
diep
(ondiep), maar niet aan
paars
(onpaars), omdat
onpaars geen bruikbaar woord
is. Daarnaast kan een bestaand woord het gebruik van een productief proces
inperken. Zo blokkeert het bestaande woord
afspraak het gebruik van het
productieve suffix -ing voor de vorming van
afspreking. Ook kan er
concurrentie zijn van andere woordvormingsprocessen. Soms zijn er alternatieven
in de vorm van woordgroepen. Zo blokkeert de bestaande woordgroep
rode wijn de vorming van de
samenstelling roodwijn, en de
woordgroep pauselijke zegen de
samenstelling pauszegen (vergelijk
pausbezoek).
Verder zien we dat een productief woordvormingsproces bepaalde niches kan hebben. De conversie
van substantief naar werkwoord wordt bijvoorbeeld vooral gebruikt voor
nieuwe werkwoorden voor sport, spel en ontspanning, zoals
judoën,
gamen en
netflixen en voor
communicatie zoals
whatsappen
en
zoomen.
Zie Hüning 2009b.
Er zijn enkele verschillen tussen het Nederlands-Nederlands en het Belgisch-Nederlands wat
betreft het productief gebruik van woordvormingsprocessen. Dit geldt met name
voor het domein van informeel taalgebruik. Zo wordt in Nederlands-Nederlands het
suffix -erd productief gebruikt (bijvoorbeeld
lelijkerd) tegenover -aard (als in
lelijkaard) en -erik (zoals in
bangerik) in
Belgisch-Nederlands. Verder geldt dat woordvorming waarbij een subjectieve
waardering wordt uitgedrukt, zoals het gebruik van prefixen als klere- en reuze- in
Belgisch-Nederlands minder wordt gebruikt dan in Nederlands-Nederlands.
Bron: De Caluwe & Devos (1998).
Er kunnen daarnaast verschillen optreden tussen Belgisch-Nederlands (BN) en Nederlands-Nederlands
(NN) in het vormen van gelede woorden als namen voor zaken, zoals
plooifiets (BN) tegenover
vouwfiets (NN), en
microgolfoven (BN) tegenover
magnetron (NN). Ook zijn er
soms verschillen tussen Belgisch-Nederlands en Nederlands-Nederlands in de
interpretatie van gelede woorden, waardoor verwarring kan ontstaan. Zo betekent
voormiddag in
Belgisch-Nederlands de periode tussen 9 en 12 uur ’s ochtends, terwijl dit in
Nederlands-Nederlands het eerste deel van de middag (12-14 uur) betekent.
Verder lezen
Het meten van productiviteit
Hoe kun je vaststellen of een woordvormingsproces productief is? Woordvormingsprocessen
verschillen in het aantal bestaande woorden dat ermee gemaakt is. Om te zien
hoeveel woorden van een bepaald type gemaakt zijn, volstaat het niet om
woordenboeken te raadplegen. Immers, juist bij productieve processen zullen veel
producten ervan nog niet in het woordenboek staan. In plaats daarvan moet je
gebruik maken van corpora, een verzameling van gesproken of geschreven teksten.
Voor het Nederlands zijn er diverse van zulke corpora .
Een groot aantal woorden van een bepaald type in een woordenboek of een corpus is nog geen bewijs
voor productiviteit. Zo zijn er honderden werkwoorden waarvan de stam eindigt op
het suffix -el, zoals
hakkelen,
scharrelen, en
wiebelen, terwijl toch deze
klasse werkwoorden nauwelijks uitbreidbaar is.
Zie Audring et al. (2017), Booij & Audring (2018).
Ook klinkerwisseling wordt niet productief gebruikt in het
Nederlands.Het gaat bij productiviteit om nieuwe woorden. Daarom is voorgesteld om de bijdrage die de
verschillende morfologische processen leveren aan de uitbreiding van de
woordenschat te bepalen door te kijken naar het aantal hapaxen in een corpus.
Een hapax is een woord dat slechts éénmaal voorkomt in een
corpus. Niet elke hapax in een corpus is het product van een productief
woordvormingsproces, maar het is wel een karakteristieke eigenschap van
productieve woordvormingsprocessen dat ze nieuwe woorden introduceren, die nog
niet eerder gebruikt zijn, en dus is de kans op hapaxen veel groter bij zulke
processen. We kunnen dan de potentiële productiviteit van morfologische
processen bepalen door het aantal hapaxen per proces te vergelijken met het
totaal aantal hapaxen in dat corpus.
Zie Booij & Van Santen (2017: 236-238), Baayen (1991, 1992a, 1992b,
2009).
Beperkingen op basiswoorden
Een woordvormingsproces kan qua productiviteit worden ingeperkt doordat alleen bepaalde soorten
basiswoorden gebruikt kunnen worden. Voor veel processen geldt dat ze slechts op
één woordsoort van toepassing zijn. Zo kan het suffix -baar nu alleen worden gehecht aan werkwoorden.
Het woord vruchtbaar lijkt
hierop een uitzondering, omdat het is afgeleid van het substantief
vrucht. Maar dit
woord is in een vroegere fase van het Nederlands gevormd, toen -baar aan substantieven kon worden gehecht;
zie Koelmans (1981).
Sommige prefixen en suffixen kunnen echter aangehecht worden aan woorden
van meer dan één woordsoort. Zo kan het prefix ver-
productief worden aangehecht aan adjectieven
(vergelen), en substantieven
(verwonden).Een voorbeeld van een morfologische beperking van het Nederlands is dat een suffix niet tweemaal
achter elkaar gebruikt kan worden. Zo kun je aan een verkleinwoord niet nog eens
een verkleinwoordsuffix toevoegen. Een heel klein katje kan niet worden
aangeduid als een katjetje, en een
heel klein kindje niet als een
kindjetje.
In het Afrikaans is
kindjietjie met de
betekenis ‘lief klein kindje’ wel een welgevormd woord.
Woorden die op een verkleinwoordsuffix eindigen, laten verdere
woordvorming door suffigering nauwelijks toe.
Een uitzondering is bijvoorbeeld combinatie met het suffix -achtig, zoals in
mannetjesachtig.
Het negatieve prefix on- is onderhevig aan de morfologische
beperking dat het niet kan worden aangehecht aan adjectieven op -loos: een adjectief als
onzinloos is niet
welgevormd, behalve in de betekenis ‘zonder onzin’. Deze beperking volgt niet
uit de negatieve betekenis van on- naast de
negatieve betekenis van -loos, want een woordgroep
als niet zinloos is wel mogelijk.
Het is dus geen semantische beperking.
Zie De Clercq & Vanden Wyngaerd (2019a,b) voor een theoretische
analyse.
Een voorbeeld van een fonologische beperking is dat de suffixen -erij en -arij niet kunnen worden
toegevoegd aan een werkwoordstam die uitgaat op
ər:
naast vleierij en
huichelarij vinden we niet
stottererij of
stotterarij. Algemeen wordt
in gelede woorden de klankreeks medeklinker-sjwa-medeklinker (waarbij de
medeklinkers identiek zijn) vermeden, en wordt in voorkomende gevallen een
suffix gekozen dat niet tot die ongewenste klankreeks leidt, zoals te zien is in
de volgende voorbeelden:
Zie Booij (2002).
Tabel 1. Vermijding van identieke medeklinkers voor en na sjwa
suffix | voorbeeld | ongewenst woord | alternatief |
-erd | viez-erd | nar-erd | naarling |
-erik | viez-erik | nar-erik | naarling |
-ig | grond-ig | berg-ig | bergachtig |
-eling | vreemd-eling | vall-eling | gevallene |
Bij woordvorming met een suffix
van uitheemse afkomst wordt de voorkeur gegeven aan een basiswoord
dat ook van uitheemse afkomst is. Daarin verschillen uitheemse suffixen van
inheemse suffixen, die zowel aan inheemse als aan uitheemse basiswoorden kunnen
worden gehecht. Dit verschil wordt geïllustreerd in Tabel 2 aan de hand van het
uitheemse suffix -iteit en het inheemse suffix
-heid die beide worden gecombineerd met
adjectieven:
Tabel 2. Inheems suffix -heid versus uitheems suffix -iteit
basiswoord | met inheems suffix -heid | met uitheems suffix -iteit |
blind | blindheid | *blinditeit |
divers | diversheid | diversiteit |
doof | doofheid | *doviteit |
intiem | intiemheid | intimiteit |
joviaal | joviaalheid | jovialiteit |
schoon | schoonheid | *schoniteit |
stabiel | stabielheid | stabiliteit |
streng | strengheid | *strengiteit |
Deze beperking voor uitheemse suffixen is niet absoluut. Zo vinden we het suffix -iteit ook een enkele maal in combinatie met een
inheems basiswoord, zoals in
flauwiteit en
stommiteit. Ook het suffix
-iseer wordt incidenteel gebruikt bij inheemse
basiswoorden, zoals in de woorden
veralgemeniseren en
finlandisering. In
combinatie met het prefix ver- wordt de suffixreeks
-iser-ing vaak gebruikt om een negatieve
ontwikkeling aan te duiden, zoals in de vercannabisering
van Vlaanderen,
vererfgoedisering,
Betekenis: als erfgoed bestempelen
(Trouw
16.02.2021).
verpretparkisering en
vermathildisering van de
VRT.
Uit: De Standaard van 17.01.2004.
Ook -isme wordt wel gebruikt met inheemse
basiswoorden, zoals in arbeiderisme
en ietsisme. Andere voorbeelden van
dit type, vaak opzettelijk als speels bedoelde, combinaties zijn
aanstelleritis en
hondoloog.Prefixen van uitheemse, grotendeels Latijnse, oorsprong worden gemakkelijker aan zowel inheemse
als uitheemse basiswoorden gehecht, zoals wordt geïllustreerd in Tabel 3:
Tabel 3. Uitheemse prefixen gehecht aan een inheems of uitheems basiswoord
prefix | met inheems basiswoord | met uitheems basiswoord |
anti- | anti-godsdienstig | anti-religieus |
co- | co-ouder | co-educatie |
ex- | ex-man | ex-communicatie |
hyper- | hyper-gevoelig | hyper-sensitief |
infra- | infra-rood | infra-structuur |
loco- | loco-burgemeester | loco-preparaat |
meta- | meta-taal | meta-analyse |
neo- | neo-gereformeerd | neo-calvinist |
pre- | pre-brugklas | pre-pensioen |
pro- | pro-apartheid | pro-communistisch |
pseudo- | pseudo-wetenschap | pseudo-islamitisch |
semi- | semi-overheid | semi-permanent |
sub- | sub-groep | sub-constituent |
turbo- | turbo-koe | turbo-compressor |
über- | über-ouder | über-gay |
ultra- | ultra-zacht | ultra-modern |
vice- | vice-voorzitter | vice-decaan |
De historische afkomst van een affix kan dus een rol spelen in de mate waarin het productief gebruikt kan worden.
Belemmeringen in het gebruik van woordvormingsprocessen
Woordvormingsprocessen kunnen met elkaar concurreren. De vorming van woorden op -ing kan worden belemmerd door de vorming van woorden met dezelfde betekenis op -atie. Zo kan het woord compensatie de vorming van het woord compensering blokkeren, of althans belemmeren. Woordparen als stabiliteit/stabielheid laten zien dat het naast elkaar bestaan van twee woorden met dezelfde betekenis niet onmogelijk is.
De productiviteit van een woordvormingsproces kan dus worden ingeperkt doordat bestaande
woorden met de relevante betekenis al op een andere manier gevormd zijn. Zo zijn
er twee productieve suffixen voor de vorming van vrouwelijke
persoonsnamen, -e en -ster. We kunnen niet overal het suffix -e (als in
agent-e en
student-e), of het suffix
-ster (als in
werk-ster en
herbergier-ster) gebruiken, omdat er voor andere
vrouwelijke persoonsnamen al andere, niet of nauwelijke productieve suffixen
gebruikt zijn (zoals in diev-egge,
zanger-es,
secretar-esse,
mass-euse,
historic-a,
cabaret-ière,
leeuw-in,
rect-rix en
ambassad-rice).
Het bestaan van het ongelede woord dief zou de vorming van het woord steler met de betekenis ‘dief’ kunnen belemmeren. Toch is het woord steler niet onmogelijk blijkens het spreekwoord De heler is niet beter dan de steler.
Concurrentie tussen gelede woorden en woordgroepen
Om iets te benoemen kunnen niet alleen woorden gebruikt worden, maar ook woordgroepen. Zo is de
woordgroep gele koorts de naam van
een bepaalde ziekte, en we gebruiken daarvoor niet de samenstelling
geelkoorts, al is deze
samenstelling niet onwelgevormd. Dit voorbeeld laat zien dat het gebruik van een
op zich productief woordvormingsproces, de vorming van adjectief+substantief-samenstellingen, kan worden ingeperkt door
woordgroepen die ook als namen kunnen fungeren. Vergelijk:
Tabel 4. Concurrentie bij de vorming van namen
samenstelling | woordgroep |
hardhout | ?hard hout |
?roodwijn | rode wijn |
blauwhelm | ?blauwe helm |
roodvos | ?rode vos |
?witwijn | witte wijn |
zuurkool | ?zure kool |
De met een vraagteken gemarkeerde samenstellingen zijn niet onwelgevormd, maar zijn geen
conventionele namen. De woordgroepen met een vraagteken kunnen wel gebruikt
worden als beschrijvingen; dan zijn het geen namen. De vorming van de
samenstellingen roodwijn en
witwijn als namen voor
bepaalde typen wijn wordt geblokkeerd doordat er al woordgroepen zijn die
conventioneel de namen zijn voor dit soort wijnen.
Literatuur
Interessante links
ANS
Taalportaal
Taaladvies
Versiegeschiedenis
versie | redacteur(en) | datum | opmerkingen |
3.0 | Geert Booij | juni 2022 | |
2.1 | januari 2019 | Automatische conversie van ANS 2.0 | |
2.0 | W. Haeseryn, K. Romijn, G. Geerts, J. de Rooij, M.C. van den Toorn | 1997 | hoofdstuk 12,../../data/archief/ans2/e-ans/12/body.html; |