Voorbeeldzoeker x
(typ in het invoerveld om het voorbeeld te wijzigen)
zoek dit voorbeeld in:
ANS

Woordenboeken

  • INT (500 AD - heden)
  • Etymologiebank
  • Woordenlijst.org

Corpora en lexica

  • Corpus Hedendaags Nederlands Clarin login
  • GrETEL (CGN, Lassy)
  • SoNar Clarin login
  • Delpher
  • Celex Clarin login

Overige bronnen

  • Taalportaal
  • DBNL
  • Taaladvies.net
  • Wikipedia
  • Google
12.2.2 De productiviteit van woordvormingsprocessen
Woordvormingsprocessen verschillen in de mate waarin ze gebruikt kunnen worden om nieuwe woorden te vormen.
Zie Booij & Van Santen (2017: hoofdstuk 6).
Een procedé dat gebruikt kan worden om nieuwe woorden te vormen noemen we productief. Daartegenover staan de procedés die niet (meer) gebruikt kunnen worden om nieuwe woorden te maken. Deze noemen we improductief. Voorbeelden van productieve woordvormingsprocedés zijn de afleiding van nomina op -er zoals vlogger, het maken van substantivische samenstellingen, en conversie zoals het werkwoord netflixen. Een voorbeeld van een improductief procedé is de vorming van deverbale adjectieven op -elijk zoals vreselijk. De klasse van woorden op -elijk kan niet meer worden uitgebreid.
Zie Hüning (1997, 2009a, 2010) en Hüning & Van Santen (1994) over veranderingen in productiviteit van woordvormingsprocessen.
Niet alle productieve woordvormingsprocessen worden in dezelfde mate gebruikt voor de vorming van nieuwe woorden, en sommige zijn zelfs nogal beperkt. We spreken dan van verschillen in productiviteit, met verschillende oorzaken, zoals verschillen in de bruikbaarheid van een bepaald type woord. Zo kan het voorvoegsel on- wel toegevoegd worden aan diep (ondiep), maar niet aan paars (onpaars), omdat onpaars geen bruikbaar woord is. Daarnaast kan een bestaand woord het gebruik van een productief proces inperken. Zo blokkeert het bestaande woord afspraak het gebruik van het productieve suffix -ing voor de vorming van afspreking. Ook kan er concurrentie zijn van andere woordvormingsprocessen. Soms zijn er alternatieven in de vorm van woordgroepen. Zo blokkeert de bestaande woordgroep rode wijn de vorming van de samenstelling roodwijn, en de woordgroep pauselijke zegen de samenstelling pauszegen (vergelijk pausbezoek).
Verder zien we dat een productief woordvormingsproces bepaalde niches kan hebben. De conversie van substantief naar werkwoord wordt bijvoorbeeld vooral gebruikt voor nieuwe werkwoorden voor sport, spel en ontspanning, zoals judoën, gamen en netflixen en voor communicatie zoals whatsappen en zoomen.
Zie Hüning 2009b.
Er zijn enkele verschillen tussen het Nederlands-Nederlands en het Belgisch-Nederlands wat betreft het productief gebruik van woordvormingsprocessen. Dit geldt met name voor het domein van informeel taalgebruik. Zo wordt in Nederlands-Nederlands het suffix -erd productief gebruikt (bijvoorbeeld lelijkerd) tegenover -aard (als in lelijkaard) en -erik (zoals in bangerik) in Belgisch-Nederlands. Verder geldt dat woordvorming waarbij een subjectieve waardering wordt uitgedrukt, zoals het gebruik van prefixen als klere- en reuze- in Belgisch-Nederlands minder wordt gebruikt dan in Nederlands-Nederlands.
Bron: De Caluwe & Devos (1998).
Er kunnen daarnaast verschillen optreden tussen Belgisch-Nederlands (BN) en Nederlands-Nederlands (NN) in het vormen van gelede woorden als namen voor zaken, zoals plooifiets (BN) tegenover vouwfiets (NN), en microgolfoven (BN) tegenover magnetron (NN). Ook zijn er soms verschillen tussen Belgisch-Nederlands en Nederlands-Nederlands in de interpretatie van gelede woorden, waardoor verwarring kan ontstaan. Zo betekent voormiddag in Belgisch-Nederlands de periode tussen 9 en 12 uur ’s ochtends, terwijl dit in Nederlands-Nederlands het eerste deel van de middag (12-14 uur) betekent.
Verder lezen
Het meten van productiviteit
Hoe kun je vaststellen of een woordvormingsproces productief is? Woordvormingsprocessen verschillen in het aantal bestaande woorden dat ermee gemaakt is. Om te zien hoeveel woorden van een bepaald type gemaakt zijn, volstaat het niet om woordenboeken te raadplegen. Immers, juist bij productieve processen zullen veel producten ervan nog niet in het woordenboek staan. In plaats daarvan moet je gebruik maken van corpora, een verzameling van gesproken of geschreven teksten. Voor het Nederlands zijn er diverse van zulke corpora .
Een groot aantal woorden van een bepaald type in een woordenboek of een corpus is nog geen bewijs voor productiviteit. Zo zijn er honderden werkwoorden waarvan de stam eindigt op het suffix -el, zoals hakkelen, scharrelen, en wiebelen, terwijl toch deze klasse werkwoorden nauwelijks uitbreidbaar is.
Zie Audring et al. (2017), Booij & Audring (2018).
Ook klinkerwisseling wordt niet productief gebruikt in het Nederlands.
Het gaat bij productiviteit om nieuwe woorden. Daarom is voorgesteld om de bijdrage die de verschillende morfologische processen leveren aan de uitbreiding van de woordenschat te bepalen door te kijken naar het aantal hapaxen in een corpus. Een hapax is een woord dat slechts éénmaal voorkomt in een corpus. Niet elke hapax in een corpus is het product van een productief woordvormingsproces, maar het is wel een karakteristieke eigenschap van productieve woordvormingsprocessen dat ze nieuwe woorden introduceren, die nog niet eerder gebruikt zijn, en dus is de kans op hapaxen veel groter bij zulke processen. We kunnen dan de potentiële productiviteit van morfologische processen bepalen door het aantal hapaxen per proces te vergelijken met het totaal aantal hapaxen in dat corpus.
Zie Booij & Van Santen (2017: 236-238), Baayen (1991, 1992a, 1992b, 2009).
Beperkingen op basiswoorden
Een woordvormingsproces kan qua productiviteit worden ingeperkt doordat alleen bepaalde soorten basiswoorden gebruikt kunnen worden. Voor veel processen geldt dat ze slechts op één woordsoort van toepassing zijn. Zo kan het suffix -baar nu alleen worden gehecht aan werkwoorden.
Het woord vruchtbaar lijkt hierop een uitzondering, omdat het is afgeleid van het substantief vrucht. Maar dit woord is in een vroegere fase van het Nederlands gevormd, toen -baar aan substantieven kon worden gehecht; zie Koelmans (1981).
Sommige prefixen en suffixen kunnen echter aangehecht worden aan woorden van meer dan één woordsoort. Zo kan het prefix ver- productief worden aangehecht aan adjectieven (vergelen), en substantieven (verwonden).
Een voorbeeld van een morfologische beperking van het Nederlands is dat een suffix niet tweemaal achter elkaar gebruikt kan worden. Zo kun je aan een verkleinwoord niet nog eens een verkleinwoordsuffix toevoegen. Een heel klein katje kan niet worden aangeduid als een katjetje, en een heel klein kindje niet als een kindjetje.
In het Afrikaans is kindjietjie met de betekenis ‘lief klein kindje’ wel een welgevormd woord.
Woorden die op een verkleinwoordsuffix eindigen, laten verdere woordvorming door suffigering nauwelijks toe.
Een uitzondering is bijvoorbeeld combinatie met het suffix -achtig, zoals in mannetjesachtig.
Het negatieve prefix on- is onderhevig aan de morfologische beperking dat het niet kan worden aangehecht aan adjectieven op -loos: een adjectief als onzinloos is niet welgevormd, behalve in de betekenis ‘zonder onzin’. Deze beperking volgt niet uit de negatieve betekenis van on- naast de negatieve betekenis van -loos, want een woordgroep als niet zinloos is wel mogelijk. Het is dus geen semantische beperking.
Zie De Clercq & Vanden Wyngaerd (2019a,b) voor een theoretische analyse.
Een voorbeeld van een fonologische beperking is dat de suffixen -erij en -arij niet kunnen worden toegevoegd aan een werkwoordstam die uitgaat op ər: naast vleierij en huichelarij vinden we niet stottererij of stotterarij. Algemeen wordt in gelede woorden de klankreeks medeklinker-sjwa-medeklinker (waarbij de medeklinkers identiek zijn) vermeden, en wordt in voorkomende gevallen een suffix gekozen dat niet tot die ongewenste klankreeks leidt, zoals te zien is in de volgende voorbeelden:
Zie Booij (2002).
Tabel 1. Vermijding van identieke medeklinkers voor en na sjwa
suffix voorbeeld ongewenst woord alternatief
-erd viez-erd nar-erd naarling
-erik viez-erik nar-erik naarling
-ig grond-ig berg-ig bergachtig
-eling vreemd-eling vall-eling gevallene
Bij woordvorming met een suffix van uitheemse afkomst wordt de voorkeur gegeven aan een basiswoord dat ook van uitheemse afkomst is. Daarin verschillen uitheemse suffixen van inheemse suffixen, die zowel aan inheemse als aan uitheemse basiswoorden kunnen worden gehecht. Dit verschil wordt geïllustreerd in Tabel 2 aan de hand van het uitheemse suffix -iteit en het inheemse suffix -heid die beide worden gecombineerd met adjectieven:
Tabel 2. Inheems suffix -heid versus uitheems suffix -iteit
basiswoord met inheems suffix -heid met uitheems suffix -iteit
blind blindheid *blinditeit
divers diversheid diversiteit
doof doofheid *doviteit
intiem intiemheid intimiteit
joviaal joviaalheid jovialiteit
schoon schoonheid *schoniteit
stabiel stabielheid stabiliteit
streng strengheid *strengiteit
Deze beperking voor uitheemse suffixen is niet absoluut. Zo vinden we het suffix -iteit ook een enkele maal in combinatie met een inheems basiswoord, zoals in flauwiteit en stommiteit. Ook het suffix -iseer wordt incidenteel gebruikt bij inheemse basiswoorden, zoals in de woorden veralgemeniseren en finlandisering. In combinatie met het prefix ver- wordt de suffixreeks -iser-ing vaak gebruikt om een negatieve ontwikkeling aan te duiden, zoals in de vercannabisering van Vlaanderen, vererfgoedisering,
Betekenis: als erfgoed bestempelen (Trouw 16.02.2021).
verpretparkisering en vermathildisering van de VRT.
Uit: De Standaard van 17.01.2004.
Ook -isme wordt wel gebruikt met inheemse basiswoorden, zoals in arbeiderisme en ietsisme. Andere voorbeelden van dit type, vaak opzettelijk als speels bedoelde, combinaties zijn aanstelleritis en hondoloog.
Prefixen van uitheemse, grotendeels Latijnse, oorsprong worden gemakkelijker aan zowel inheemse als uitheemse basiswoorden gehecht, zoals wordt geïllustreerd in Tabel 3:
Tabel 3. Uitheemse prefixen gehecht aan een inheems of uitheems basiswoord
prefix met inheems basiswoord met uitheems basiswoord
anti- anti-godsdienstig anti-religieus
co- co-ouder co-educatie
ex- ex-man ex-communicatie
hyper- hyper-gevoelig hyper-sensitief
infra- infra-rood infra-structuur
loco- loco-burgemeester loco-preparaat
meta- meta-taal meta-analyse
neo- neo-gereformeerd neo-calvinist
pre- pre-brugklas pre-pensioen
pro- pro-apartheid pro-communistisch
pseudo- pseudo-wetenschap pseudo-islamitisch
semi- semi-overheid semi-permanent
sub- sub-groep sub-constituent
turbo- turbo-koe turbo-compressor
über- über-ouder über-gay
ultra- ultra-zacht ultra-modern
vice- vice-voorzitter vice-decaan
De historische afkomst van een affix kan dus een rol spelen in de mate waarin het productief gebruikt kan worden.
Belemmeringen in het gebruik van woordvormingsprocessen
Woordvormingsprocessen kunnen met elkaar concurreren. De vorming van woorden op -ing kan worden belemmerd door de vorming van woorden met dezelfde betekenis op -atie. Zo kan het woord compensatie de vorming van het woord compensering blokkeren, of althans belemmeren. Woordparen als stabiliteit/stabielheid laten zien dat het naast elkaar bestaan van twee woorden met dezelfde betekenis niet onmogelijk is.
De productiviteit van een woordvormingsproces kan dus worden ingeperkt doordat bestaande woorden met de relevante betekenis al op een andere manier gevormd zijn. Zo zijn er twee productieve suffixen voor de vorming van vrouwelijke persoonsnamen, -e en -ster. We kunnen niet overal het suffix -e (als in agent-e en student-e), of het suffix -ster (als in werk-ster en herbergier-ster) gebruiken, omdat er voor andere vrouwelijke persoonsnamen al andere, niet of nauwelijke productieve suffixen gebruikt zijn (zoals in diev-egge, zanger-es, secretar-esse, mass-euse, historic-a, cabaret-ière, leeuw-in, rect-rix en ambassad-rice).
Het bestaan van het ongelede woord dief zou de vorming van het woord steler met de betekenis ‘dief’ kunnen belemmeren. Toch is het woord steler niet onmogelijk blijkens het spreekwoord De heler is niet beter dan de steler.
Concurrentie tussen gelede woorden en woordgroepen
Om iets te benoemen kunnen niet alleen woorden gebruikt worden, maar ook woordgroepen. Zo is de woordgroep gele koorts de naam van een bepaalde ziekte, en we gebruiken daarvoor niet de samenstelling geelkoorts, al is deze samenstelling niet onwelgevormd. Dit voorbeeld laat zien dat het gebruik van een op zich productief woordvormingsproces, de vorming van adjectief+substantief-samenstellingen, kan worden ingeperkt door woordgroepen die ook als namen kunnen fungeren. Vergelijk:
Tabel 4. Concurrentie bij de vorming van namen
samenstelling woordgroep
hardhout ?hard hout
?roodwijn rode wijn
blauwhelm ?blauwe helm
roodvos ?rode vos
?witwijn witte wijn
zuurkool ?zure kool
De met een vraagteken gemarkeerde samenstellingen zijn niet onwelgevormd, maar zijn geen conventionele namen. De woordgroepen met een vraagteken kunnen wel gebruikt worden als beschrijvingen; dan zijn het geen namen. De vorming van de samenstellingen roodwijn en witwijn als namen voor bepaalde typen wijn wordt geblokkeerd doordat er al woordgroepen zijn die conventioneel de namen zijn voor dit soort wijnen.
Literatuur
    Interessante links
    ANS
    Taalportaal
    Taaladvies
    Versiegeschiedenis
    versie redacteur(en) datum opmerkingen
    3.0 Geert Booij juni 2022
    2.1 januari 2019 Automatische conversie van ANS 2.0
    2.0 W. Haeseryn, K. Romijn, G. Geerts, J. de Rooij, M.C. van den Toorn 1997 hoofdstuk 12,../../data/archief/ans2/e-ans/12/body.html;
    Interessante links