Voorbeeldzoeker x
(typ in het invoerveld om het voorbeeld te wijzigen)
zoek dit voorbeeld in:
ANS

Woordenboeken

  • INT (500 AD - heden)
  • Etymologiebank
  • Woordenlijst.org

Corpora en lexica

  • Corpus Hedendaags Nederlands Clarin login
  • GrETEL (CGN, Lassy)
  • SoNar Clarin login
  • Delpher
  • Celex Clarin login

Overige bronnen

  • Taalportaal
  • DBNL
  • Taaladvies.net
  • Wikipedia
  • Google
13.1 Inleiding
Verder lezen
Onder een constituent verstaat men een taalkundige eenheid die een bepaalde syntactische functie vervult binnen een groter geheel. We verduidelijken deze definitie aan de hand van een aantal zinnen waarin telkens bij wijze van voorbeeld één constituent gecursiveerd is.
1aMoeder zit een detectiveroman te lezen.
bMijn moeder zit een detectiveroman te lezen.
2aPiet verzamelt boeken.
bPiet verzamelt fraaie boeken uit de 18de eeuw.
3aOnze grammatica is inderdaad omvangrijk geworden.
bOnze grammatica is inderdaad zeer omvangrijk geworden.
In 1a heeft het woord moeder (een taalkundige eenheid, namelijk een substantief) de functie van onderwerp in de zin (een groter geheel). In 1b is het substantief moeder uitgebreid met het bezittelijk voornaamwoord mijn. Deze twee woorden samen vervullen als één geheel dezelfde zinsdeelfunctie als moeder in 1a. Op overeenkomstige wijze hebben in 2a en 2b respectievelijk het woord boeken en de groep woorden fraaie boeken uit de 18de eeuw eenzelfde functie in de zin, en wel die van lijdend voorwerp. In 3a en 3b ten slotte vervullen respectievelijk het adjectief omvangrijk en dat adjectief samen met het eraan voorafgaande bijwoord zeer de functie van naamwoordelijk deel van het gezegde. Deze drie voorbeelden laten zien dat een constituent dus zowel uit één enkel woord als uit meer woorden kan bestaan.
In de zinnen 1 t/m 3 ging het om constituenten met een functie als zinsdeel. Echter, ook in de volgende gevallen hebben we met constituenten te maken:
4aHet is een omvangrijk boek.
bHet is een zeer omvangrijk boek.
5aHet museum heeft een erg zeldzame ets van Rembrandt weten te verwerven.
bHet museum heeft een heel erg zeldzame ets van Rembrandt weten te verwerven.
Omvangrijk fungeert in voorbeeld 4a als nadere bepaling bij boek. Diezelfde functie wordt in 4b vervuld door de woorden zeer en omvangrijk samen. Op deze manier gebruikt vormen respectievelijk omvangrijk en zeer omvangrijk telkens een constituent binnen het grotere geheel een (zeer) omvangrijk boek. Dat grotere geheel is zelf ook een constituent, maar nu op het niveau van de hele zin. Het heeft daarin de functie van naamwoordelijk deel van het gezegde. Een vergelijkbare situatie doet zich voor bij de voorbeelden 5a en 5b, alleen kan er nu nog een niveau extra onderscheiden worden. Erg in 5a en heel erg in 5b vormen als nadere bepaling bij zeldzame een constituent binnen het grotere geheel (heel) erg zeldzame, dat zelf weer als bepaling bij ets een constituent vormt binnen het geheel een (heel) erg zeldzame ets van Rembrandt, enzovoort. In de laatstgenoemde constituent is ook van Rembrandt een constituent, met de functie van bepaling bij ets, net zoals uit de 18de eeuw in voorbeeld 2b als geheel een nadere bepaling bij boeken is.
We zien dus dat constituenten op verschillende niveaus kunnen optreden: op zinsniveau (als zinsdeel) en op een lager niveau, namelijk als deel van een andere constituent. In het laatste geval spelen ze slechts indirect een rol in de zin. In [13.4] worden meer voorbeelden gegeven van constituenten op diverse niveaus.
Uit het voorgaande valt af te leiden dat we een zin zelf, als grootste geheel dat hier onderscheiden wordt, geen constituent noemen. Een zin kan echter wel onderdeel van een constituent zijn, bijvoorbeeld als betrekkelijke bijzin. Zo is de bijzin die gisteren in de bioscoop zat een onderdeel van de constituent die in voorbeeld 6 als onderwerp dienst doet:
6Die jongen die gisteren in de bioscoop zat is een studiegenoot van mij.
Verder dient een constituent afgegrensd te worden van de samenstellende delen van gelede woorden (bijv. de elementen boek en -je, die samen het substantief boekje vormen). Die samenstellende delen noemen we geen constituenten, ook al zou men kunnen stellen dat hier eveneens sprake is van taalkundige eenheden die een bepaalde grammaticale functie vervullen in een groter geheel (vergelijk onder meer [12]). We spreken dus alleen van constituenten als het gaat om eenheden die een syntactische functie vervullen in een groter geheel.
Het eenheidskarakter van een constituent komt gewoonlijk tot uitdrukking door de onmiddellijke opeenvolging van de delen ervan in een zin. Toch hoeven die delen niet altijd per se vlak bij elkaar te staan. In de volgende twee zinnen staan delen van een constituent los van elkaar:
7aPinguïns heb ik een heleboel gezien aan de Zuidpool.
bJe hebt toch dat artikel gelezen over Bakoenin?
Voor dit soort gevallen zie men respectievelijk [21.3.5.4] en [21.7.3.2/i]. Dat de gecursiveerde elementen in de gegeven voorbeelden één constituent vormen, blijkt uit de mogelijkheid om ze samen helemaal vooraan in de zin te plaatsen:
8aEen heleboel pinguïns heb ik gezien aan de Zuidpool.
bDat artikel over Bakoenin heb je toch gelezen?
Voor een goed begrip van de notie constituent is het van belang te weten dat een constituent dus discontinu kan zijn.
Opmerking
Verdieping
Opmerking
Ook de delen van scheidbare werkwoorden kunnen discontinu zijn. Vergelijk bijv.:
iKunnen jullie eerst even dit hoofdstuk afmaken?
iiaIk vroeg of jullie eerst even dit hoofdstuk kunnen afmaken.
bIk vroeg of jullie eerst even dit hoofdstuk af kunnen maken.
(Voor het gebruik van de (a) - of de (b) -variant in dergelijke gevallen zie men [21.6.2.2].) De samenstellende delen van werkwoorden zoals afmaken noemen we geen constituenten, net zomin als we bij de delen van andere samengestelde woorden of bij de delen van een woord als boekje (zie hierboven) van constituenten spreken.
Literatuur
    Interessante links
    ANS
    Taaladvies
    Dagenta
    Taalportaal
    Versiegeschiedenis
    versie redacteur(en) datum opmerkingen
    2.1 januari 2019 Automatische conversie van ANS 2.0
    2.0 W. Haeseryn, K. Romijn, G. Geerts, J. de Rooij, M.C. van den Toorn 1997
    Interessante links