21.6.3.3 Andere gevallen
Verder lezen
1
In de standaardtaal komt het tweede deel van een gesplitst
voornaamwoordelijk bijwoord in de regel vóór alle werkwoordelijke elementen
te staan
(zie
[21·5·2·2/1]). Vooral in regionaal taalgebruik kan het echter ook
tussen de werkwoordelijke elementen, dus in de tweede pool staan (in drie-
en meerledige werkwoordelijke eindgroepen blijft het gewoonlijk vóór het
zelfstandig werkwoord staan; zie voorbeeld
2b). Dit type doorbreking komt
algemeen voor in Belgisch Nederlands. Voorbeelden zijn:
2
Regionaal is ook de doorbreking van de werkwoordelijke eindgroep door een
voorwerp of door een bijwoordelijke bepaling, zoals in de volgende
(b)-zinnen:
Dergelijke doorbrekingsgevallen komen voor in Belgisch Nederlands, maar ze
zijn minder algemeen dan het onder 1 vermelde type.
3
Voorbeelden van een andersoortige doorbreking zijn de volgende
(b)-zinnen:
De precieze status van dit soort (niet typisch geografisch gebonden)
gevallen is niet helemaal duidelijk: er lijkt in de (b)-zinnen sprake te zijn van een constructie die het midden houdt tussen
groepsvormend (of quasi-groepsvormend; zie
7) en niet-groepsvormend gebruik
van proberen. Op het eerste wijst de plaatsing voor alle
werkwoordsvormen van het lijdend voorwerp (de bal,
respectievelijk dat artikel samen met de bepaling
intussen), op het tweede de plaatsing na
probeert/proberen/geprobeerd van de bijwoordelijke bepaling
in het doel, respectievelijk het indirect object
aan de redactie.
Vergelijk
[18·5·1·2].
Literatuur
Interessante links
ANS
Taalportaal
Taaladvies
Versiegeschiedenis
versie | redacteur(en) | datum | opmerkingen |
2.1 | januari 2019 | Automatische conversie van ANS 2.0 | |
2.0 | W. Haeseryn, K. Romijn, G. Geerts, J. de Rooij, M.C. van den Toorn | 1997 |