1.1.1.2 Classificatie van medeklinkers
De 20 Nederlandse medeklinkers die deel uitmaken van de
foneeminventaris worden weergegeven in Tabel 1.
Tabel 1. Medeklinkers van het Nederlands
Bilabiaal | Labiodentaal | Alveolair | Palataal | Velair | Glottaal | |
Plofklanken | p, b | t, d |
k, (ɡ)
ɡ
is geen oorspronkelijk Nederlands foneem maar een leenfoneem dat
via leenwoorden in het Nederlands overgenomen is (bijv.
goal,
goulash).
Verder komt de
ɡ
ook voor als allofoon van
k
als resultaat van regressieve assimilatie, zoals bijvoorbeeld in
zakdoek met
de fonetische vorm
zɑgduk.
|
|||
Wrijfklanken | f, v | s, z | x, ɣ | h | ||
Neusklanken | m | n | ŋ | |||
Vloeiklanken | l, r | |||||
Glijklanken |
w (β̞)
De
w
wordt in het grootste deel van Nederland als een
labiodentale approximant gerealiseerd
(nl.
ʋ),
maar in het zuiden van Nederland en het Belgisch-Nederlands als
een bilabiale approximant (nl.
β̞),
en in het Surinaams-Nederlands als een
labiaal-velaire approximant (nl.
w).
|
w
(ʋ)
De
w
wordt in het grootste deel van Nederland als een
labiodentale approximant gerealiseerd
(nl.
ʋ),
maar in het zuiden van Nederland en het Belgisch-Nederlands als
een bilabiale approximant (nl.
β̞ ),
en in het Surinaams-Nederlands als een
labiaal-velaire approximant (nl.
w).
|
j |
Medeklinkers worden gekenmerkt door (i) de plaats in het spraakkanaal waar de vernauwing tussen de
articulatoren het sterkst is, (ii) de manier waarop de luchtstroom vervormd wordt tijdens de articulatie,
en (iii) stemgeving, het al of niet trillen van de stembanden.
Zo is het voor neusklanken of nasalen bijvoorbeeld typerend
dat ze geproduceerd worden met een totale afsluiting in de mond, maar met een
verlaagd zacht gehemelte, waardoor de lucht vrij kan ontsnappen door de neus.
Het Nederlands heeft drie nasale fonemen die elk een verschillende plaats van
articulatie hebben: de
m wordt
gevormd door de lippen op elkaar te houden (bilabiaal), de
n door
contact tussen de voorkant van de tong en de tandkassen (alveolair), en bij de
ŋ
raken de achterkant van de tong en het zachte gehemelte elkaar
(velair). Deze neusklanken worden geproduceerd met
trillende stembanden, ze hebben dus alle drie het distinctieve kenmerk
[+stem].
De allofonen c, ɲ,
ʃ en het leenfoneem
ʒ
Verdieping
De allofonen c, ɲ,
ʃ en het leenfoneem
ʒ
Een aantal medeklinkers van het Nederlands zijn geen
fonemen maar allofonen
(vandaar dat ze niet in Tabel 1 staan), die ontstaan uit de
opeenvolgingen van
nj,
tj
en sj,
zoals in oranje,
tjilpen en
doosje (palatalisatie), of leenfonemen die
enkel voorkomen in leenwoorden (bijv.
ʃ
in chic,
show;
ʒ
in beige,
jus,
genre). De klank in
oranje wordt
fonetisch weergegeven als
ɲ;
de klank in tjilpen wordt
gerepresenteerd als
c,
maar wanneer de opeenvolging
tj
in het midden van een voet voorkomt, zoals in
beetje,
hondje, wordt dit
door sommige Nederlanders (onder andere in de Randstad) gerealiseerd als
een palatale fricatief, die weergegeven wordt als
tɕ;
de opeenvolging van
sj
en de beginklank in leenwoorden als
chic wordt
weergegeven als
ʃ;
de beginklank in leenwoorden als
genre ten slotte, wordt
weergegeven als
ʒ.
De allofonen c, ɲ,
ʃ en het leenfoneem
ʒ
zijn post-alveolair: ze hebben een pre-palatale
realisatie waarbij het tongblad achter de alveolen wordt geplaatst.
Zie Rietveld & Van Heuven (2016: 422).
Verder lezen
Plaats van articulatie van medeklinkers
De Nederlandse medeklinkers worden onder andere geclassificeerd op basis van de
plaats in het spraakkanaal waar zich de sterkste vernauwing tussen de
articulatoren voordoet. Daarbij wordt een onderscheid gemaakt tussen de
actieve articulator, het orgaan dat beweegt tijdens de
articulatie, en de passieve articulator, het doel waarheen
de actieve articulator zich beweegt. De naam van de distinctieve plaatskenmerken
is doorgaans gebaseerd op de passieve articulator (zie Figuur
1).
Aangepast uit Rietveld & Van Heuven (2016: 76). Het
strottenhoofd (larynx) met daarin de stemspleet (glottis) ontbreekt op
Figuur 1, maar bevinden zich ter hoogte van de plaats waar de
medeklinkers
ʔ
en ɦ
gearticuleerd worden.
- A. Neusholte (nasus = neus)
- B. Mondholte (ora = mond)
- C. Keelholte (farynx)
- D. Luchtpijp (trachea)
- 1. Lippen (labia)
- 2. Tanden (dentes)
- 3. Tandkas (alveolus)
- 4. Harde gehemelte (palatum)
- 5. Zachte gehemelte (velum)
- 6. Huig (uvula)
- 7. Strotklep (epiglottis)
- 8. Tongpunt (apex)
- 9. Tongblad (lamina)
- 10. Tongrug (dorsum)
Medeklinkers die bij de lippen gevormd worden, kunnen onderverdeeld worden in
bilabiale en labiodentale
medeklinkers. Bilabiale medeklinkers worden gearticuleerd met gesloten lippen
zodanig dat de luchtstroom eerst een korte periode volledig geblokkeerd wordt.
Dit is het geval voor p, b,
m. In het geval van
m kan
de lucht wel ontsnappen via de neus. In het geval van de bilabiale
w (dus
β ̞)
bewegen beide lippen tot dicht bij elkaar, maar is er geen sprake van een
volledige afsluiting. Voor de productie van de labiodentale medeklinkers
f, v,
ʋ beweegt de onderlip tot dicht bij de
boventanden.
Als de tong tegen de tandkassen of alveolen, die vlak achter
de bovenste tanden liggen, gedrukt wordt of in de nabijheid ervan beweegt, dan
spreekt men van alveolaire medeklinkers. De alveolaire
medeklinkers van het Nederlands zijn t, d, n, s,
z, l, r. De tong beweegt in de
richting van het harde gehemelte of palatum voor de
articulatie van de palatale medeklinker
j.
De
r
heeft in het Nederlands ook een palatale
(j-achtige)
variant, zie Sebregts (2014: 56, 196).
Bij de productie van velaire medeklinkers maakt de
achterkant van de tong een beweging tegen of in de nabijheid van het zachte
gehemelte of velum. De Nederlandse velaire medeklinkers
zijn k, ɣ, x,
ŋ en het leenfoneem
ɡ.
x
en ɣ
worden door veel sprekers van het Nederlands uvulair (als
Х)
gerealiseerd.
Uvulaire medeklinkers worden gevormd door een vernauwing of
afsluiting tussen de achterkant van de tong en de huig of
uvula. Een veel voorkomende uvulaire medeklinker van
het Nederlands is de zogenaamde huig-r, die weergegeven
wordt als
R.
Glottale medeklinkers worden gearticuleerd bij de
stemspleet of glottis. Een glottaal foneem van het
Nederlands is de
h,
Zie
Rietveld & Van Heuven (2016: 422)
die gearticuleerd wordt
doordat de stembanden van elkaar af bewegen (abductie) in
de eerste fase van de volgende klinker. Bij de uitspraak van deze klank neemt
het spraakkanaal reeds de vorm aan die nodig is voor de realisatie van de erop
volgende klinker. Verder komt in het Nederlands ook de glottale
plosief of glottisslag
ʔ voor
(bijv. in beamen
bəˈʔaːmən),
die gevormd wordt door het korte dichtklappen van de stemspleet.Manier van articulatie van medeklinkers
De manier van articulatie van medeklinkers wordt bepaald door de wijze waarop de
luchtstroom tijdens het spreken gemoduleerd wordt door de articulatoren. Voor de
articulatie van medeklinkers wordt het spraakkanaal vervormd, wat een effect
heeft op de mate van vernauwing tussen de actieve en
passieve articulatoren. Er worden drie graden van
vernauwing onderscheiden: (1) volledige sluiting, waarbij
de luchtstroom volledig geblokkeerd wordt (bijv.
k),
(2) gesloten benadering, waarbij de lucht door een nauw
kanaal tussen de articulatoren gevoerd wordt (bijv.
f), en
(3) open benadering, waarbij de lucht redelijk ongehinderd
kan ontsnappen langs de vernauwing tussen de articulatoren (bijv.
j).
De medeklinkers die met (1) volledige sluiting of (2) gesloten benadering gevormd
worden, en waarbij er dus sprake is van sterke tot volledige ‘obstructie’ van de
luchtstroom, worden obstruenten genoemd. Daartegenover
staan de sonorante medeklinkers, die geproduceerd worden
met een zwakke tot matige mate van obstructie van de luchtstroom. Daardoor
ontstaat er spontaan stembandtrilling, hetzij doordat er in de mondholte
nauwelijks een vernauwing plaatsvindt tussen de articulatoren (open benadering),
hetzij doordat de lucht via de neus kan ontsnappen omdat het zachte gehemelte
verlaagd is. In het eerste geval spreekt men ook van
approximanten, in het tweede geval hebben we te maken
met neusklanken. Typerend voor sonorante medeklinkers (en voor de klinkers, die
ook sonorant zijn) is dat je ze kunt uitspreken terwijl je een melodie neuriet,
terwijl dit niet kan met obstruenten.
Het onderscheid tussen obstruenten en sonoranten speelt een rol in de opbouw van
lettergrepen en in de toepassing van fonologische regels,
zoals verstemlozing.
Obstruenten en sonoranten kunnen worden
onderverdeeld op basis van de manier waarop de lucht vervormd wordt tijdens het
spreken (zie ook Tabel 2). We onderscheiden twee typen obstruenten,
namelijk plosieven en fricatieven, en
drie typen sonorante medeklinkers, namelijk nasalen,
vloeiklanken en glijklanken. De
laatste twee klassen vormen samen de approximanten.
Plosieven of plofklanken worden
gekenmerkt door een complete afsluiting tussen de articulatoren, waardoor de
lucht volledig geblokkeerd wordt. De articulatoren verwijderen zich vervolgens
snel van elkaar, waardoor de samengeperste lucht snel en met kracht vrijgelaten
wordt, wat gehoord kan worden als een uitbarsting van geluid. De Nederlandse
plosieven met foneemstatus zijn p, t, k, b, d,
ɡ; verder is er ook nog de glottisslag
ʔ, die in
het Nederlands geen woordonderscheidende functie heeft en dus de status van
allofoon heeft.
Bij de articulatie van fricatieven of
wrijfklanken zijn de articulatoren zo dicht bij elkaar
(gesloten benadering) dat de lucht door een nauw kanaal moet ontsnappen. Dit
veroorzaakt turbulentie, wat hoorbaar is als wrijving. De Nederlandse
fricatieven zijn f, s, x, v, z, ɣ,
h. De klanken
ʃ en
ʒ
hebben allofoonstatus.
Bij de Nederlandse nasalen of
neusklanken
m, n, ŋ en de
allofoon ɲ
is er een volledige afsluiting in de mondholte (vooraan bij
m,
n en
ɲ;
achteraan bij
ŋ), maar
de lucht kan vrij ontsnappen door de neus, doordat het zachte gehemelte (velum)
verlaagd is.
Typerend voor approximanten is dat de vernauwing in het
spraakkanaal zo zwak is dat de lucht zonder turbulentie kan ontsnappen. Deze
medeklinkers worden verder onderverdeeld in vloeiklanken en glijklanken.
De Nederlandse liquidae of vloeiklanken
zijn l, r. Ze
worden zo genoemd omdat de lucht tijdens de articulatie gelijkmatig kan
ontsnappen (‘vloeien’) langs de tong. Bij de
l
gebeurt dat langs de zijkanten van de tong
(lateraal).
Bij de articulatie van de glijklanken is er nauwelijks een
vernauwing tussen de articulatoren, zodat de lucht ongehinderd kan ontsnappen.
De Nederlandse glijklanken zijn
j en
w (met
als allofonen de labiodentale
ʋ in
het grootste deel van Nederland,
Van der Torre (2003) betoogt dat
ʋ
zich als vloeiklank gedraagt.
de bilabiale
β ̞
in het zuiden van Nederland en België, en de labiaal-velaire
w in
Suriname). De
j en
w
worden soms ook halfvocalen genoemd, vanwege hun sterke
fonetische gelijkenis met respectievelijk
i en
u.
Stemgeving van medeklinkers
Medeklinkers kunnen stemloos of
stemhebbend zijn.
Klinkers zijn altijd stemhebbend.
Bij stemloze medeklinkers staat de stemspleet of glottis open en zijn de
stembanden zo ver uiteen dat ze niet kunnen trillen; bij stemhebbende
medeklinkers is de stemspleet licht gesloten waardoor de stembanden gaan trillen.
De stembanden kunnen pas gaan trillen als er een voldoende groot verschil
in luchtdruk is tussen de holten onder en boven de stembanden (= de
transglottale druk). Bij een voldoende groot verschil zal de lucht
vanuit de longen de stembanden van elkaar af drukken. Vervolgens
ondergaat de luchtstroom die op die manier door de stemspleet of glottis
wordt gestuurd een versnelling. Door die versnelling wordt de luchtdruk
tussen de stembanden dan weer lager (= Bernoulli-effect), waardoor ze
weer tegen elkaar aan gezogen worden. Zo lang het transglottale
drukverschil voldoende groot blijft, herhaalt dit proces zich. Door de
trillende stembanden wordt de luchtstroom in korte pulsen omgezet,
waardoor fonatie of stemgeving ontstaat (zie Rietveld & Van Heuven
(2016: 58).
De sonorante medeklinkers (nasalen, vloeiklanken en glijklanken) zijn
spontaan stemhebbend, terwijl de (meeste) obstruenten een stemloze en
stemhebbende variant hebben: p, t, k, f, s,
x en
ʃ
zijn stemloos, b, d, ɡ, v, z, ɣ,
h en
ʒ zijn stemhebbend. Fonetische verschillen tussen stemloze en stemhebbende obstruenten komen onder
andere tot stand door verschillende fysiologische structuren, verschillen in
luchtdruk en -stroom, en verschillen in timing: bij de p van pak, een
stemhebbende plofklank, gaan de stembanden later – maar wel abrupt – trillen
voor een erop volgende klinker dan bij de stemloze plofklank b van bak, waarbij de
stembanden vroeger – maar wel geleidelijk – gaan trillen.
Zie Rietveld & Van Heuven (2016: 60) voor een gedetailleerd overzicht
van de verschillen tussen stemhebbende versus stemloze orale obstruenten
en de omliggende klinkers.
Een overzicht van de distinctieve eigenschappen van medeklinkers
Tabel 2. De medeklinkers van het Nederlands: fonemen en allofonen
Plaats van articulatie | Manier van articulatie | ||||
Obstruenten | Sonoranten | ||||
Approximanten | |||||
Plosieven | Fricatieven | Nasalen | Vloeiklanken | Glijklanken | |
Bilabiaal | p, b | m | w (β ̞ ) | ||
Labiodentaal | f, v | w (ʋ) | |||
Alveolair | t, d | s, z | n | l, r (r) | |
Post-alveolair | ʃ, ʒ | ɲ | |||
Palataal | j | ||||
Velair | k, ɡ | x, ɣ | ŋ | ||
Uvulair |
r
(R)
Met betrekking tot de verschillende varianten van de
r
in het Nederlands onderscheidt Sebregts (2014) enerzijds
trilklanken, tapklanken en fricatieven, en anderzijds
approximanten en klinkers. Dit wil zeggen dat hij de varianten
r
en
R
niet als approximanten classificeert.
|
||||
Glottaal | ʔ | h |
De in tabel 2 weergegeven eigenschappen van de medeklinkers kunnen als volgt
worden weergegeven in termen van combinaties van (in hoofdzaak binaire)
distinctieve kenmerken. Sommige van deze kenmerken zijn
voorspelbaar op grond van andere. Zo zijn consonanten die [+nasaal] zijn, altijd [+stem].
Zie Booij (1995: 20-21).
Voor de plaatskenmerken worden kenmerken gebruikt die maar één waarde
hebben: labiaal, coronaal of dorsaal. Het vinkje (v) geeft aan welk van de
plaatskenmerken van toepassing is.Tabel 3. Kenmerkentabel voor Nederlandse medeklinkers
p | b | t | d | k | f | v | s | z | x | ɣ | m | n | ŋ | l | r | w | h | |
consonant | + | + | + | + | + | + | + | + | + | + | + | + | + | + | + | + | + | + |
sonorant | - | - | - | - | - | - | - | - | - | - | - | + | + | + | + | + | + | - |
approximant | - | - | - | - | - | - | - | - | - | - | - | - | - | - | + | + | + | + |
continuant | - | - | - | - | - | + | + | + | + | + | + | - | - | - | - | + | + | + |
stem | - | + | - | + | - | - | + | - | + | - | + | + | + | + | + | + | + | + |
nasaal | - | - | - | - | - | - | - | - | - | - | - | + | + | + | - | - | - | - |
lateraal | - | - | - | - | - | - | - | - | - | - | - | - | - | + | - | - | - | |
aspiratie | - | - | - | - | - | - | - | - | - | - | - | - | - | - | - | - | - | + |
labiaal | v | v | v | v | v | v | ||||||||||||
coronaal | v | v | v | v | v | v | v | |||||||||||
dorsaal | v | v | v | v |
Literatuur
Interessante links
ANS
Taalportaal
Taaladvies
Versiegeschiedenis
versie | redacteur(en) | datum | opmerkingen |
3.0 | Kathy Rys | november 2020 | |
2.1 | januari 2019 | Automatische conversie van ANS 2.0 | |
2.0 | W. Haeseryn, K. Romijn, G. Geerts, J. de Rooij, M.C. van den Toorn | 1997 | hoofdstuk 1,../../data/archief/ans2/e-ans/01/body.html; |