8.7.1.3 Voornaamwoordelijke bijwoorden met een voornaamwoord en een voorzetsel
als basis
Verder lezen
1
In de meeste gevallen correspondeert een voornaamwoordelijk bijwoord met
een voorzetselconstituent bestaande uit een (al dan niet achterop staand)
voorzetsel en een voornaamwoord. In een aantal gevallen is er sprake van
een voorzetselconstituent met een combinatie van twee voorzetsels. Het
teken '⇔' in de voorbeelden hieronder geeft de correspondentie tussen
voorzetselconstituent en voornaamwoordelijk bijwoord aan (voor de
bruikbaarheid in de voorbeeldzinnen van voorzetsel + voornaamwoord in
plaats van een voornaamwoordelijk bijwoord
zie
[8.7.3]).
Parallel met de indeling van de voornaamwoorden kan men onderscheiden:
-
persoonlijke voornaamwoordelijke bijwoorden : voorzetsel + hem/haar(ze)/het/ze ⇔ er + voorzetselbijwoord, bijv.:1(Hij heeft een hond gekocht.) Hij is met de hond gaan wandelen. (met hem) ⇔ Hij is ermee gaan wandelen.2(Toen ze bij het water kwamen, ) dook hij meteen het water in. (het in) ⇔ Toen dook hij er meteen in.3De bomen stonden om het huis heen. (om het heen) ⇔ De bomen stonden eromheen.
-
aanwijzende voornaamwoordelijke bijwoorden : voorzetsel + dit/deze ⇔ hier + voorzetselbijwoord;voorzetsel + dat/die ⇔ daar + voorzetselbijwoord; bijv.:4Je moet het met deze schop doen. (met dit) ⇔ Je moet het hiermee doen.5(Wat een lawaai!) Ik kan echt niet tegen dat lawaai. (tegen dat) ⇔ Ik kan daar echt niet tegen.6Het is iets tussen blauw en groen in. (tussen dat in) ⇔ Het is iets daartussenin.
-
vragende voornaamwoordelijke bijwoorden: voorzetsel + wat/welk(e) ⇔ waar + voorzetselbijwoord, bijv.:7Uit wat is dat gemaakt? ⇔ Waaruit is dat gemaakt?
-
betrekkelijke voornaamwoordelijke bijwoorden : voorzetsel + wat/wie/welk(e) ⇔ waar+ voorzetselbijwoord, bijv.:8Hoe heet de stad naar welke hij verbannen is ook weer? ⇔ Hoe heet de stad waarheenhij verbannen is ook weer?
-
onbepaalde voornaamwoordelijke bijwoorden: voorzetsel + (n)iets ⇔ (n) ergens + voorzetselbijwoord;voorzetsel + alles ⇔ overal + voorzetselbijwoord; bijv.:9Dat slaat op niets. ⇔ Dat slaat nergens op.10Dat blijkt uit alles. ⇔ Dat blijkt overal uit.
De onbepaalde voornaamwoordelijke bijwoorden worden altijd in twee woorden geschreven (wat
samenhangt met hun constituentenstatus(zie 8.7.2, sectie
2)), alle overige behoren in één woord
geschreven te worden. Dit moet niet verward worden met de mogelijkheid van alle
voornaamwoordelijke bijwoorden om gesplitst in een zin voor te komen [8.7.4].
2
De voorzetsels met en tot verschijnen in een
voornaamwoordelijk bijwoord respectievelijk in de vorm
-mee en
-toe. Met
naar en van corresponderen in voornaamwoordelijke
bijwoorden die een richting aanduiden
-heen of
-naartoe,
respectievelijk -af
(-vanaf) (ter
aanduiding van een beweging van boven naar beneden, zie voorbeeld
14 en
15) of
-vandaan ('vanwaar'
in andere richtingaanduidingen, zie voorbeeld
16). Voorbeelden zijn:
11Nu zit je met het
probleem. ⇔ Nu zit je ermee.
12Tot wat dat toch allemaal kan
leiden. ⇔ Waar dat toch allemaal toe kan leiden.
13Hij ging naar het
Concertgebouw. ⇔ Hij ging erheen/ernaartoe.
14Ze sprong van het
paard. ⇔ Ze sprong eraf.
15Kom van die ladder
(af)! ⇔ Kom daaraf!
16Ze kwam van het
Concertgebouw. ⇔ Ze kwam ervandaan.
In andere gevallen zijn de
corresponderende voornaamwoordelijke bijwoorden bij naar en
van respectievelijk ernaar, ervan,
enz. Vergelijk met 13 t/m
16 de volgende zinnen:
17Ze luisterde naar de
muziek. ⇔ Ze luisterde ernaar.
18Het neveneffect van die
verandering hadden ze niet voorzien. ⇔ Het neveneffect daarvan hadden ze niet voorzien.
3
De volgende voorzetsels komen niet in aanmerking voor de vorming van
voornaamwoordelijke bijwoorden:
à,
aangaande
,
behoudens,
benevens,
benoorden,
beoosten,
betreffende
,
bewesten,
bezijden,
bezuiden,
blijkens,
conform,
contra,
gedurende,
gezien,
hangende,
ingevolge,
inzake,
jegens,
krachtens,
luidens,
namens,
niettegenstaande
, nopens,
omstreeks,
ondanks,
onverminderd
,
overeenkomstig
, per,
qua,
sedert,
sinds,
staande,
te,
tijdens,
trots,
via,
vanwege,
volgens,
wegens
Het betreft meestal voorzetsels uit de formele taal of uit vaktaal
(vergelijk
[9.3.2]). In deze gevallen gebruikt men in plaats van een
voornaamwoordelijk bijwoord de combinatie 'voorzetsel + voornaamwoord',
bijv.:
19De regel
volgens welke de orde leefde was erg
streng.formeel
20Het feest
tijdens hetwelk hij ziek werd, vond bij zijn vriend
plaats.formeel
21De vrouw,
jegens wie hij een grote haat koesterde, liet hem in
de steek.formeel
22Inzake dit
is er nog een ander punt te bespreken.formeel
23Namens wie
kom jij?
24Ondanks alles
vind ik dit een goed boek.
Niet voor iedereen aanvaardbaar zijn
voornaamwoordelijke bijwoorden met zonder, bijv.
waarzonder enz. Tegen deze
vormen hoeft echter geen bezwaar gemaakt te worden.
4
Vermelding verdient nog het niet-verwijzende gebruik van
voornaamwoordelijke bijwoorden in vaste uitdrukkingen zoals de volgende (de
combinatie voorzetsel + voornaamwoord is hier uitgesloten):
25Nu ben je
erbij.
26We trokken
erop uit.
27Marie kreeg
ervan langs.
28Ik trap er
niet in, hoor!
29De dieven zijn
er met de woordenboeken
vandoor.
Literatuur
Interessante links
ANS
Taalportaal
Taaladvies
Versiegeschiedenis
versie | redacteur(en) | datum | opmerkingen |
2.1 | januari 2019 | Automatische conversie van ANS 2.0 | |
2.0 | W. Haeseryn, K. Romijn, G. Geerts, J. de Rooij, M.C. van den Toorn | 1997 |