Voorbeeldzoeker x
(typ in het invoerveld om het voorbeeld te wijzigen)
zoek dit voorbeeld in:
ANS

Woordenboeken

  • INT (500 AD - heden)
  • Etymologiebank
  • Woordenlijst.org

Corpora en lexica

  • Corpus Hedendaags Nederlands Clarin login
  • GrETEL (CGN, Lassy)
  • SoNar Clarin login
  • Delpher
  • Celex Clarin login

Overige bronnen

  • Taalportaal
  • DBNL
  • Taaladvies.net
  • Wikipedia
  • Google
1.1.2.1.4 De uitspraak van de r
De r is het foneem dat de meeste variatie kent in het Nederlands. In Sebregts (2015) en Tops (2009) worden maar liefst 20 allofonen van r onderscheiden, waaronder alveolaire trilklanken, tapklanken of fricatieven (met of zonder frictie en met of zonder stem), alveolaire approximanten, uvulaire trilklanken, fricatieven en approximanten, retroflexe approximanten, palatale approximanten, klinkerachtige klanken (bijv. sjwa), en varianten waarin de r wordt weggelaten.
Zie Sebregts (2015: 56) voor een overzicht van varianten in het Nederlands-Nederlands en Belgisch-Nederlands, Tops (2009: 25-26) voor varianten in het Belgisch-Nederlands en ook paragraaf 1.1.3.2.11 voor articulatorische en akoestische informatie over de verschillende r-varianten).
Ondanks deze variatie is er maar één foneem r, aangezien er geen betekenisverschil optreedt als men een andere uitspraakvariant gebruikt. Het aantal onderscheiden r-varianten verschilt per studie.
Hier wordt ervoor gekozen om het foneem als r voor te stellen, hoewel de r slechts één fonetische variant vertegenwoordigt. Deze variant, ook wel tongpunt-r genoemd, is in de aanzet de meest dominante r in het Nederlands. Zie ook Tabel 1 in 1.1.4.7 voor een overzicht van de meest voorkomende r-varianten in het Nederlands.
De manier van articulatie van de r laat wel een duidelijk geografisch patroon zien, waarbij r in BN bijna uitsluitend als een medeklinker (een trilklank, tapklank of fricatief) wordt gerealiseerd, terwijl r in NN zowel medeklinkerrealisaties als klinker- en approximantrealisaties kent.
Verder lezen
Op basis van een corpus van gesproken Nederlands afkomstig van radiopresentatoren uit de periode tussen 1935 en 1995, stelden Van de Velde et al. (2010: 407-409) vast dat er wat plaats van articulatie van r betreft significant meer achter-realisaties (d.w.z. uvulaire varianten) zijn in het Nederlands-Nederlands dan in het Belgisch-Nederlands. Met betrekking tot de mate waarin post-vocale r als medeklinker wordt gerealiseerd vonden zij dat bijna alle r-realisaties van de Belgische presentatoren medeklinkers zijn, terwijl er door de Nederlandse presentatoren heel wat klinkerachtige varianten en approximanten gerealiseerd worden, met een opvallende toename in de periode tussen 1980 en 1995.
In de studies naar de varianten van r worden approximanten over het algemeen bij de klinkerachtige klanken ingedeeld; zie Sebregts (2015: 183 e.v.).
Deze ontwikkeling is vooral toe te schrijven aan de huidige toename van de retroflexe approximant (ɻ) – ook wel Gooise r genoemd – in het Nederlands-Nederlands.
Zie Van Bezooijen & Van den Berg (2004).
Uit de studies van Sebregts (2015) en Tops (2009) blijkt dat de geografische variatie van r op sommige punten moeilijk te vatten is in een noord-zuid tegenstelling.
Beide studies maken onder andere gebruik van een corpus van gesproken Standaardnederlands dat werd samengesteld door ruim 400 klanten van de winkelketen HEMA in 10 grote Nederlandse en Belgische steden een woordbenoemingstaak te laten uitvoeren; zie Sebregts (2015: 49-55).
Net als Verstraeten & Van de Velde (2001) en Van de Velde et al. (2010) betoogt Sebregts (2015: 279) dat de manier van articulatie wel een duidelijk geografisch patroon laat zien, waarbij r in de onderzochte Belgisch-Nederlandse variëteiten bijna uitsluitend als een medeklinker (een trilklank, tapklank of fricatief) wordt gerealiseerd, terwijl r in de Nederlandse variëteiten zowel medeklinkerrealisaties als klinker- en approximant-realisaties kent. Ook Sebregts (2015) betoogt dat er in de Nederlands-Nederlandse variëteiten een toename plaatsvindt van de retroflexe approximant (de Gooise r), waarbij jongeren deze variant vaker gebruiken dan ouderen en vrouwen vaker dan mannen.
In de literatuur wordt geregeld gesignaleerd dat vrouwen vaak het voortouw nemen in klankveranderingen, vooral als het gaat om een prestigieuzere variant; zie o.a. Labov (2001: 367).
Wat plaats van articulatie betreft, is er echter geen duidelijk onderscheid tussen Nederlands-Nederlands en Belgisch-Nederlands. Er is veeleer sprake van variatie per stad en per regio;
Zie Tops (2009).
zo worden er in Brugge en Antwerpen bijvoorbeeld overwegend alveolaire varianten gebruikt, terwijl uvulaire varianten domineren in Nijmegen en Den Haag, en in Rotterdam de alveolaire en uvulaire r bijna gelijk verdeeld zijn.
Verder blijkt de positie van r in het woord van invloed te zijn op de realisatie van de klank (zie ook paragraaf 1.2.4.7). Zo zijn er in het Nederlandse materiaal zo’n 10 varianten die voorkomen in de aanzet van woorden, terwijl alle 20 varianten voorkomen aan het woordeinde.
Zie Sebregts (2015: 278).
De varianten die vaker dan in 10% van de gevallen voorkomen zijn wel beperkter: elke variëteit heeft maximum 3 hoogfrequente varianten in de aanzet en hooguit 2 of 3 varianten aan het woordeinde. De meest gebruikte realisaties in de aanzet zijn de stemhebbende alveolaire tapklank (ɾ), de uvulaire approximant (ʁ̞) en de uvulaire trilklank (R). Deze drie varianten vertegenwoordigen 76% van alle r-realisaties in de aanzet. De frequentste varianten aan het woordeinde zijn de retroflexe approximant ɻ, ook wel ‘Gooise r’, de stemloze alveolaire tapklank of trilklank met frictie (rɹ̝ ͡), en de uvulaire fricatief (ʁ, ook wel ‘brouw-r’. Deze drie varianten vertegenwoordigen 54% van alle r-realisaties aan het woordeinde. Verder blijken de meeste sprekers (84,3%) slechts een van beide groepen varianten te gebruiken: ofwel alveolaire ofwel uvulaire varianten. Er is dus binnen een spreker veel variatie in articulatiewijze, maar relatief weinig variatie wat articulatieplaats betreft.
Terwijl de meest in het oog springende ontwikkeling in het Nederlands-Nederlands de opkomst van de Gooise r is, blijkt uit verschillende studies dat de uvulaire r of huig-r in opkomst is in het Belgisch-Nederlands.
Tops (2009), Van de Velde, Tops & Van Hout (2013).
Alveolaire realisaties komen weliswaar nog het meest voor in steden als Antwerpen of Brugge, maar in het oosten van Limburg breidt een van oorsprong 'uvulair gebied' zich verder uit naar het westen, in Brussel en Gent is er een langzame verspreiding van de uvulaire variant naar omliggende plaatsen, en in het noorden van Antwerpen is er een nieuw uvulair gebied ontstaan dat zich langzaam uitbreidt. Enkel in West-Vlaanderen is de uvulaire r zo goed als afwezig.
Van de Velde et al. (2013: 240).
Literatuur
    Interessante links
    ANS
    Taalportaal
    Taaladvies
    Versiegeschiedenis
    versie redacteur(en) datum opmerkingen
    3.0 Kathy Rys november 2020
    2.1 januari 2019 Automatische conversie van ANS 2.0
    2.0 W. Haeseryn, K. Romijn, G. Geerts, J. de Rooij, M.C. van den Toorn 1997 hoofdstuk 1,../../data/archief/ans2/e-ans/01/body.html;
    Interessante links