12.5.2.2.3 Het achtervoegsel
-(e)lijk
Het achtervoegsel -(e)lijk komt voor in woorden met als basiswoord een werkwoord, substantief of adjectief, maar wordt, in tegenstelling tot -baar, niet productief gebruikt.
Voorbeelden van zulke adjectieven, afgeleid van overgankelijke werkwoorden met een passieve betekenis, zijn:
1aannemelijk, begrijpelijk, erfelijk, verwerpelijk
Het adjectief erfelijk betekent ‘kunnende geërfd
worden’, en het adjectief
verwerpelijk
betekent ‘moetende verworpen worden’. Er is dus
ook een modale betekenis (kunnen of moeten) in het
spel. Bij sommige overgankelijke werkwoorden is er
sprake van een actieve betekenis:
2bedrieglijk, hinderlijk, stichtelijk, vermakelijk
Het basiswoord is in enkele adjectieven een werkwoord met één participant, die een verandering ondergaat, zoals bederven, ophouden en sterven:
3bederfelijk, onophoudelijk, sterfelijk
Een aantal afleidingen van dit type zijn gevormd met een allomorf van
de werkwoordstam. Van doen en
aandoen zijn respectievelijk
(on)doenlijk en
(on)aandoenlijk afgeleid, op basis van de
infinitiefvorm doen, evenals
aanzienlijk van
aanzien. Het werkwoord
zien heeft de
allomorf zicht in
afzichtelijk. De
allomorf vank van de werkwoordstam
vang treedt op in
aanvankelijk en
(on)ontvankelijk, de allomorf
hank van de werkwoordstam
hang in
(on)afhankelijk naast
afhangen (van), en de allomorf
gank van gaan
in (on)vergankelijk
naast vergaan, alsmede
(on)overgankelijk en
(on)toegankelijk.
Als het basiswoord (werkwoord, substantief of adjectief) uitgaat op een
fricatief, dan treedt voor het suffix -elijk altijd de stemloze variant van die fricatief op, zoals in
erfelijk,
huiselijk en
dwaselijk; vergelijk de woorden
erven,
huizen, en
dwazen, met een stemhebbende
fricatief.
Er zijn een aantal adjectieven die alleen of vrijwel alleen met het voorvoegsel on- voorkomen, zoals:
4onafscheidelijk, onbeschrijf(e)lijk, ondoorgrondelijk,
ongelooflijk, onlosmakelijk, onmetelijk, onomstotelijk, onophoudelijk, ontegenzeglijk,
onuitputtelijk, onuitsprekelijk, onverbiddelijk, onverbrekelijk, onvergetelijk,
onwaardeerlijk, onweersprekelijk
Deze adjectieven kunnen beschouwd worden als het product van de combinatie van twee
woordvormingsprocessen, de vorming van adjectieven op -(e)lijk en prefigering van zulke gelede adjectieven met on-.
Het achtervoegsel -(e)lijk komt veel voor in afleidingen van
substantieven. Het is onbeklemtoond, maar verschuift de
klemtoon van het basiswoord naar de laatste beklemtoonbare lettergreep vóór het
suffix. Zo hebben we naast víjand:
vijándelijk, en naast
wétenschap:
wetenscháppelijk. Het procedé substantief
+ (e)lijk is niet productief.
Dergelijke adjectieven brengen meestal een bepaalde betrekking tot uiting tussen wat in het
basiswoord van het adjectief wordt genoemd en de kern van de
naamwoordelijke constituent. Enkele voorbeelden:
5het koninklijk paleis (het paleis van de
koning)
een fatsoenlijk mens (een mens met
fatsoen)
een smadelijke nederlaag (een nederlaag met als
gevolg smaad)
Een aantal afleidingen van substantieven die een tijdsperiode aanduiden, krijgen
-(e)lijks in plaats van -(e)lijk. Het zijn: jaarlijks
(halfjaarlijks,
tweejaarlijks, enz. tot
tienjaarlijks),
maandelijks
(halfmaandelijks,
tweemaandelijks, enz. tot
twaalfmaandelijks),
uurlijks,
wekelijks
(tweewekelijks,
driewekelijks,
vierwekelijks) en met klinkerverandering
dagelijks. De betekenis van deze
adjectieven is 'ieder jaar, iedere maand, enz. plaatshebbend, verschijnend of
terugkerend'. Met dezelfde betekenis bestaat naast
dagelijks ook het minder gebruikelijke
daags, bijv. in de
daagse zorgen. De hier genoemde adjectieven kunnen attributief
gebruikt worden, bijv. de jaarlijkse kermis,
uw wekelijkse bijdrage,
een tweemaandelijks tijdschrift.
Er is ook een kleine groep adjectieven op -(e)lijk afgeleid van een adjectief:
6bangelijk, liefelijk, openlijk, ziekelijk
Deze adjectieven drukken soms een geneigdheid uit. Zo betekent
bangelijk ‘geneigd bang te zijn’. In
België heeft dit adjectief ook de positieve betekenis van ‘geweldig’ gekregen.
Door middel van het onbeklemtoonde achtervoegsel -lijk zijn van een voorzetsel afgeleid: achterlijk, voorlijk en met tussenvoeging van -er-: innerlijk, uiterlijk.
Tenslotte zijn er ook adjectieven op -(e)lijk waarvoor in het
hedendaags Nederlands geen basiswoord meer valt aan te wijzen, zoals:
7billijk, degelijk, lelijk, moeilijk, olijk, schappelijk, vrolijk
Ook de adjectieven ordentelijk en triomfantelijk hebben geen basiswoord, maar er is wel een verband met de woorden orde en triomf.
Verder lezen
De concurrentie tussen -baar en -(e)lijk
Bij de vorming van adjectieven van werkwoorden is het suffix -baar productief, en het suffix -lijk niet.
Als met eenzelfde werkwoord als basiswoord zowel een afleiding op -baar als een op -(e)lijk voorkomt, dan is het adjectief op -baar meestal letterlijk te interpreteren, terwijl het adjectief op -(e)lijk een wat andere betekenis heeft. Vergelijk bijv.:
8beweegbaar (een beweegbare brug)
beweeglijk (beweeglijke zaadcellen)
Bij beweegbaar is sprake van een passieve betekenis, bij beweeglijk wordt de beweging door de drager van die eigenschap zelf veroorzaakt. Andere voorbeelden van betekenisverschillen tussen dergelijke adjectieven zijn:
9onmeetbaar (in: een onmeetbare grootheid)
onmetelijk (in: een onmetelijke rijkdom ('uiterst groot'))
onuitspreekbaar (bijv. in: een onuitspreekbaar woord)
onuitsprekelijk (bijv. in: onuitsprekelijk leed ('erg groot'))
Er is niet altijd een duidelijk betekenisverschil. Wel is meestal één van beide vormen gebruikelijker dan de andere. Vergelijk bijv. de volgende paren, waarbij de eerste vorm telkens de gewone is:
10(on)geneeslijk/(on)geneesbaar, onvermijdelijk/onvermijdbaar
De variatie tussen -lijk en -elijk
Wanneer treedt -lijk op, en wanneer -elijk? Hier volgen enkele tendenties, waarbij geldt dat -elijk in gesproken taalgebruik algemener voorkomt dan in geschreven
taalgebruik.
Als het basiswoord uitgaat op r
treedt nooit -e- op,
bijv.
gevaarlijk
en
bestuurlijk.
Als het basiswoord eindigt op p, t, k, b, d wordt
-e- ingevoegd, behalve na een onbeklemtoonde lettergreep,
bijv. gemeenschappelijk,
hopelijk,
wettelijk,
onmetelijk,
verschrikkelijk,
zakelijk,
hebbelijk,
goddelijk,
vermoedelijk en
vriendelijk.
Als de laatste lettergreep van het basiswoord onbeklemtoond is, treedt nooit -e- op, bijv. wereldlijk, openlijk, vaderlijk en koninklijk. Op die manier wordt een opeenvolging van drie onbeklemtoonde lettergrepen vermeden.
Als het basiswoord eindigt op n
die wordt voorafgegaan wordt door een
gespannen klinker of een
tweeklank, wordt geen -e- ingevoegd, bijv.
aanzienlijk,
(on)doenlijk
en
pijnlijk.
Na andere basiswoorden op
n
wordt meestal -e-
ingevoegd, bijv.
mannelijk,
onoverwinnelijk,
met als minder gewone nevenvormen
manlijk,
onoverwinlijk.
Na een g vinden we variatie:
bedrieglijk/bedrieglijk,
beweeglijk/bewegelijk,
etc. Altijd met -e- is:
hertogelijk
(aartshertogelijk,
groothertogelijk).
Na een ch is er een tussenklank -e-:
belachelijk,
hachelijk.
Als het basiswoord eindigt op f, zijn na een gespannen
klinker of een tweeklank beide vormen mogelijk,
bijv.
ongelofelijk/ongelooflijk,
gerief(e)lijk,
lief(e)lijk,
onbeschrijf(e)lijk.
In andere gevallen wordt vrijwel altijd de
tussenklank -e-
ingevoegd, bijv.
erfelijk,
verderfelijk,
(on)sterfelijk en
stoffelijk.
Als het basiswoord eindigt op s, zijn na een lange
klinker of een tweeklank beide vormen mogelijk,
bijv.
ongeneselijk/ongeneeslijk,
verkies(e)lijk,
afgrijs(e)lijk,
huis(e)lijk,
maar altijd:
pauselijk,
ijselijk,
wijselijk.
In andere gevallen wordt vrijwel altijd -e- ingevoegd, bijv.
toepasselijk,
misselijk,
menselijk,
valselijk.
Literatuur
Interessante links
ANS
Taalportaal
Taaladvies
Versiegeschiedenis
versie | redacteur(en) | datum | opmerkingen |
3.0 | Geert Booij | juni 2022 | |
2.1 | januari 2019 | Automatische conversie van ANS 2.0 | |
2.0 | W. Haeseryn, K. Romijn, G. Geerts, J. de Rooij, M.C. van den Toorn | 1997 | hoofdstuk 12,../../data/archief/ans2/e-ans/12/body.html; |