15.2 De bouw van de adjectivische constituent
Verder lezen
1a
Het centrale element van een adjectivische constituent is de kern. De kern
bestaat uit een adjectief of een als adjectief gebruikt deelwoord
(zie
[6.2.3]). Die kern is - afgezien van gevallen van samentrekking
(zie
[27.4.5]) en ellipsen (bijv. (Ben je tevreden?) Een
beetje.) - altijd verplicht aanwezig.
Zoals
in
[15.1] vermeld is, kunnen behalve de kern ook andere elementen deel
uitmaken van een adjectivische constituent. Die elementen die het
kernadjectief kunnen vergezellen, zijn te verdelen in toevoegingen en
complementen.
Een voorbeeld van een toevoeging is
de bepaling zeer in (een) zeer hard
(gesteente). Anders dan de kern is een toevoeging niet verplicht
aanwezig. Een toevoeging is met andere woorden vrij toevoegbaar. Vergelijk
met elkaar:
We kunnen ook zeggen dat niet de toevoeging, maar de kern
(hard in het gegeven voorbeeld) bepalend is voor de
syntactische functie van het geheel.
Toevoegingen binnen adjectivische constituenten kunnen zowel vóór als na
de kern voorkomen. Een toevoeging die vóór de kern staat, zoals
zeer in het voorbeeld hierboven, noemen we een
voorbepaling. Staat een toevoeging
achter de kern, dan spreken we van een
nabepaling. Nabepalingen komen
alleen voor bij niet-attributief gebruikte adjectieven. Een voorbeeld met
een voorbepaling én een nabepaling (beide zijn gecursiveerd) is:
2(Ik vind Harry)
nogal fors van
postuur.
Sommige toevoegingen komen gedeeltelijk vóór en gedeeltelijk achter de
kern. In dat geval spreken we van een
omsluitende bepaling. Omsluitende bepalingen komen zowel bij
attributief gebruikte als bij niet-attributief gebruikte adjectieven voor.
Een voorbeeld van een omsluitende bepaling vormen de bij elkaar horende
woorden zo...mogelijk in:
3(Ik zal het) zo
kort mogelijk (houden).
Een voorbeeld van een complement
binnen een adjectivische constituent is de voorzetselconstituent
op vergaderen in tuk op vergaderen. Een
dergelijk element heeft een hechte band met het kernadjectief, wat in dit
geval tot uitdrukking komt door het vaste voorzetsel. Hoewel ook hier
geldt dat het adjectief (in het voorbeeld tuk) en niet het
complement bepalend is voor de syntactische functie van het geheel, kan
een complement, anders dan een toevoeging, niet vrijelijk weggelaten
worden. De kern vereist hier namelijk een aanvulling. Vergelijk bijv.:
Complementen binnen een adjectivische constituent kunnen niet alleen na de
kern voorkomen, zoals in 4a, maar
in sommige gevallen ook ervoor, bijv.:
5(de) op wraak
beluste (milities)
Er dient op gewezen te worden dat met behulp van de zojuist genoemde
criteria (het al dan niet hebben van een vast voorzetsel en het al dan
niet weglaatbaar zijn) geen scherpe grens te trekken valt tussen
toevoeging en complement.
1b
Het bovenstaande zou ten onrechte de indruk kunnen wekken dat het
eenheidskarakter van alle hier en verderop in dit hoofdstuk gegeven
voorbeelden zonder meer duidelijk is, of dat daar geen discussie over
mogelijk is. Met name bij heel wat combinaties met een
voorzetselconstituent kan die aanvulling immers gemakkelijk loskomen van
het adjectief waar ze betrekking op heeft en bijvoorbeeld apart vooraan in
een zin staan. Vergelijk:
Naargelang van het standpunt dat men inneemt, kan men in een geval als
6, waarbij er sprake is van een
vast voorzetsel, de voorzetselconstituent ook opvatten als een
voorzetselvoorwerp bij het naamwoordelijke gezegde was
ingenomen
(vergelijk
[20.6.2]) in plaats van als complement alleen maar bij
ingenomen. Een ander geval vormt
7, zonder vast voorzetsel, waarbij
het eveneens mogelijk is de voorzetselconstituent als een zelfstandig
functionerend zinsdeel (bijwoordelijke bepaling) op te vatten. De
voorzetselconstituent kan met andere woorden behalve als een constituent
die deel uitmaakt van een adjectivische constituent ook beschouwd worden
als een die erbuiten staat. We gaan hier niet verder op deze kwestie in.
Voor de plaatsingsmogelijkheden van (voorzetsel)constituenten in een zin
verwijzen we kortheidshalve naar het hoofdstuk over de woordvolgorde.
2
Bij attributief gebruik van een adjectief zijn combinaties mogelijk zoals:
8(het) altijd vrolijke
(meisje)
9(dit)
naar verhouding korte (hoofdstuk)
Combinaties als altijd vrolijk(e) en naar
verhouding kort(e) moeten onderscheiden worden van gevallen zoals
in 1 en in:
10(de) erg hoge
(boom)
Zeer hard in 1 en
erg hoge in 10a vormen
telkens één geheel. Voor altijd vrolijke in 8 en naar verhouding korte in 9 geldt dit niet op dezelfde wijze. Het verschil kan
duidelijk gemaakt worden bij niet-attributief gebruik van de adjectieven (als naamwoordelijk
deel van het gezegde). Elementen als altijd en naar
verhouding blijken dan apart op een andere plaats in de zin (bijvoorbeeld helemaal
vooraan) te kunnen staan. Een element als erg kent die mogelijkheid niet.
Vergelijk:
Erg in 13a is dus een stuk van het
naamwoordelijk deel van het gezegde, met andere woorden een zinsdeelstuk. Binnen de
adjectivische constituent erg hoog is het voorbepaling bij de kern
hoog.Altijd in 11a en 11b en naar
verhouding in 12a en 12b hebben zelf zinsdeelkarakter.
Als we er nu van uitgaan dat er een correlatie bestaat tussen het gebruik van adjectieven als
naamwoordelijk deel van een gezegde (het meisje is vrolijk) en het
attributieve gebruik van dezelfde adjectieven, dus het gebruik als voorbepaling in een
naamwoordelijke constituent (het vrolijke meisje), dan kunnen we zeggen
dat in gevallen als 8 en 9 andere zinsdelen samen met het naamwoordelijk gezegde in een
naamwoordelijke constituent geïncorporeerd zijn. Ook voor een voorbeeld als 5 kan die redenering gevolgd worden.
In dit hoofdstuk gaan we alleen uitvoerig in op de interne structuur van combinaties als
erg hoge/hoog in 10 en 13. Gevallen
van incorporatie zoals in 8 en 11 en 9 en 12, en in (een) grammaticaal onjuist (voorbeeld),
(de) in Bulgarije gangbare (gewoontes) en (het) met blokken
spelende (kind) worden behandeld in [14.5.1.3].
Literatuur
Interessante links
ANS
Taalportaal
Taaladvies
Versiegeschiedenis
versie | redacteur(en) | datum | opmerkingen |
2.1 | januari 2019 | Automatische conversie van ANS 2.0 | |
2.0 | W. Haeseryn, K. Romijn, G. Geerts, J. de Rooij, M.C. van den Toorn | 1997 |