12.4.2.2.4.1 Persoonsnamen met de suffixen -er,
-aar en -der
Het suffix, of achtervoegsel, -er heeft twee allomorfen: we krijgen -aar na
l,
n,
r voorafgegaan door een
sjwa-lettergreep, en als het basiswoord eindigt op
r voorafgegaan door een
andere klinker dan sjwa, wordt de allomorf -der
gebruikt:
Een uitzondering vormen dienaar (naast diender met de betekenis ‘politieagent’), leraar, minnaar, (over)winnaar (maar: kostwinner), en zondaar.
Zie van den Toorn (1988) over de geschiedenis van deze twee verwante suffixen.
De voorbeelden in (1) zijn gevormd op basis van een werkwoord. We spreken dan van
deverbale substantieven. Afleidingen op -er, -aar en -der komen ook voor op basis van substantieven, en
incidenteel ook op adjectieven:
Hieronder gaan we in meer detail in op afleiding van werkwoorden en
substantieven.
Ook het telwoord kan een basiswoord zijn. Voorbeelden zijn
tiener,
veertiger,
zestiger, met onder meer als
betekenis 'iemand die tussen dertien en negentien, veertig en negenenveertig,
enz. jaar oud is'. Met de
Tachtigers, de
Vijftigers worden generaties van dichters
aangeduid uit de jaren tachtig, vijftig enz. van de 19de, respectievelijk 20ste
eeuw. Als leeftijdsaanduiding zijn verder gebruikelijk
(een) 60-plusser,
(een) 65-plusser.
Ook andere betekenissen zijn mogelijk voor van telwoorden afgeleide woorden op -er. Een dertiger kan bijvoorbeeld betekenen ‘een ronde schaatsen in 30 seconden’, of ‘een wijn uit de jaren dertig’.
Verder lezen
Afleidingen van werkwoorden
De achtervoegsels -er, -aar en -der zijn productief na een werkwoordstam. De
gemeenschappelijke betekeniscomponent van de afleidingen in (3) is ‘persoon die
de door het werkwoord genoemde handeling verricht’. Dergelijke substantieven
noemt men nomina agentis (enkelvoud: nomen agentis).
Voorbeelden zijn:
3bakker, kapper, kraker, loper, renner, strijder, verachter
bedelaar, brabbelaar, dobbelaar, handelaar, tekenaar, treuzelaar, woekeraar
bewaarder, hoereerder, rangeerder, vereerder, versierder
In enkele gevallen is de betekenis van de -er-afleiding passief:
martelaar,
gijzelaar ('iemand die
gemarteld/gegijzeld wordt'). Toch kan een woord als
gijzelaar ook als aanduiding
van een handelend persoon worden geïnterpreteerd. Om misverstanden te voorkomen
wordt daarom in plaats van gijzelaar
wel gegijzelde gebruikt voor de
passieve betekenis, en gijzelnemer
voor de actieve betekenis. Evenzo kan men voor de passieve betekenis van
martelaar ook
gemartelde gebruiken.
Ook werkwoorden waarvan het subject geen handelend persoon is, maar het gebeuren ondergaat, lenen
zich voor dit type afleiding. We noemen afleidingen zoals
lijder en
tobber
nomina patientis (enkelvoud nomen patientis), omdat het
subject de semantische rol van Patiens heeft.
Bij sommige onovergankelijke werkwoorden is het subject-argument niet een Agens, maar een Thema. Het zijn werkwoorden die als hulpwerkwoord van tijd het werkwoord zijn vereisen. Ze duiden geen handelingen aan, maar gebeurtenissen die een verandering inhouden. Voorbeelden van zulke substantieven zijn:
4daler, groeier, stijger, uitvaller
Een aandeel waarvan de koers op de beurt daalt, wordt bijvoorbeeld een daler genoemd. Dergelijke substantieven duiden doorgaans een onpersoonlijke entiteit aan.
Als het basiswerkwoord verplicht overgankelijk is, heeft het twee
argumenten: een Agens als subject, en een Thema als object,
die beiden uitgedrukt moeten worden in een zin. In het met -er/-der/-aar afgeleide
substantief wordt het Agens uitgedrukt door dat substantief. Het Thema kan dan
worden uitgedrukt door middel van een voorzetselconstituent, zoals in:
Zie Booij (1988b, 2019: 209-213).
5de bedrijvers van het kwaad
bereiders van maaltijden
de verachters van God
Er is dus sprake van erving van de argumentstructuur van het basiswerkwoord door het afgeleide substantief. Als een werkwoord een voorzetselconstituent als argument heeft, met een specifiek voorzetsel, kan dat specifieke voorzetsel terugkeren bij het afgeleide substantief:
6beleggen in aandelen /
belegger in aandelen
lijden aan pleinvrees / lijder
aan pleinvrees
zoeken naar waarheid / zoeker
naar waarheid
Dergelijke persoonsnamen afgeleid van overgankelijke werkwoorden kunnen optreden zonder
geëxpliciteerd Thema-argument als complement, als op een of andere manier al
duidelijk is wat dat Thema is. Zo kan men spreken over de
Schepper waarbij conventioneel bepaald is dat het
hier gaat om iemand die de wereld
(het Thema) heeft geschapen. Andere voorbeelden van dergelijke afleidingen
zijn:
Tabel 1. Afgeleide persoonsnamen zonder geëxpliciteerd Thema-argument
verplicht overgankelijk werkwoord | substantief zonder complement |
begunstigen | begunstiger (van een organisatie) |
bezetten | bezetter (van het vaderland) |
dragen | drager (bij uitvaarten) |
hervormen | hervormer (van de kerk) |
Ook de context kan weglating van het Thema mogelijk maken zoals in de tweede zin van de volgende
citaten:
Een tweede manier waarop het Thema van dergelijke deverbale persoonsnamen kan worden uitgedrukt,
is als linkerlid van een samenstelling, waarvan de persoonsnaam het hoofd is:
Bij afleidingen op -er die als persoonsnaam
en als instrumentnaam kunnen worden gebruikt, zoals
maaier, is bij
gebruik van een
van-complement zoals in
maaier van gras
alleen de persoonsnaam-interpretatie mogelijk, terwijl
grasmaaier beide
interpretaties toestaat (Booij 2019: 211).
8sport-beoefenaar / beoefenaar van
sport
ijs-bereider / bereider van
ijs
initiatief-nemer / nemer van
initiatief
hulp-verlener / verlener van
hulp
Een afleiding als hebber ‘begerig persoon’ wordt
vooral gebruikt als deel van een samenstelling, zoals in
bevelhebber en
machthebber, maar heeft dan
de meer neutrale interpretatie van ‘bezitter’. Andere afleidingen van ongelede
werkwoorden zoals komer (in
laatkomer),
kunner (in
alleskunner),
ligger (in
dwarsligger), en
nemer (in
werknemer) vinden we ook
vooral als deel van samenstellingen. Zulke woorden, waarin de processen van
afleiding en samenstelling worden gecombineerd, worden daarom wel samenstellende
afleidingen genoemd.
Bij werkwoorden met éénlettergrepige infinitieven (en overeenkomstige afleidingen en
samenstellingen) zoals doen,
gaan,
staan, en
zien komt het achtervoegsel
-er achter de infinitief:
doener,
ziener. Bij
staan komt -der, net zoals bij de hierboven genoemde basiswoorden
op -r, zoals in (een goed)
verstaander en
buitenstaander). In
samenstellende afleidingen treedt ook
-stander
op:
bijstander,
omstanders. Bij
gaan hebben we (alleen in
samenstellende afleidingen) -ganger
zoals in dubbelganger,
kerkganger,
roerganger en
voetganger.
Een persoonsnaam als doe-het-zelver is niet afgeleid van een werkwoord, maar van de zin doe-het-zelf.
Afleidingen van substantieven
De betekenis van afleidingen van substantieven kan omschreven worden als ‘persoon die enigerlei relatie heeft met het in het basiswoord genoemde’. Door deze vage of open betekenisrelatie met de betekenis van het basiswoord kunnen dergelijke denominale substantieven gemakkelijk gevormd en gebruikt worden. Voorbeelden zijn:
Zie Booij (1988a), De Caluwe (1992), Van Santen (1992), Van den Toorn (1999).
9dagloner, eilander, middenmoter, middenvelder, rechter, rolstoeler ('iemand die zich in een rolstoel voortbeweegt'), tuinder, uurloner
Als basiswoord zijn vooral initiaalwoorden zeer gebruikelijk:
woordgroep | initiaalwoord | persoonsnaam |
Algemene Ouderdomswet | AOW | AOW’er |
Bicycle Moto Cross | BMX | BMX’er |
Christen-Democratisch & Vlaams | CD&V | CD&V’er |
Informatietechnologie | IT | IT’er |
Nationaal-Socialistische Beweging | NSB | NSB’er |
Verenigde Hindoestaanse Partij | VHP | VHP’er |
Zelfstandig Academisch Personeel | ZAP | ZAP’er |
Het achtervoegsel -er is de meest gebruikelijke markering van
persoonsnamen. Dit heeft tot overkarakterisering geleid. Zo
wordt van UHD, dat de betekenis
'Universitair Hoofddocent' heeft, vaak
UHD'er gemaakt, hoewel de
betekenis ‘persoon’ al door de D van
docent wordt uitgedrukt.
Evenzo wordt in plaats van ZZP
(Zelfstandige Zonder Personeel) doorgaans de vorm
ZZP-er gebruikt, ook al
staat de eerste Z al voor een
persoonsnaam. Hetzelfde geldt voor BN’er (Bekende
Nederlander).
Zie Van Marle (1978).
Bij enkele van substantieven afgeleide persoonsnamen treedt in plaats van -aar het suffix -enaar op. Dit suffix wordt niet productief gebruikt. Het is niet mogelijk als het basiswoord op -en eindigt, zoals in leugen-aar en molen-aar:
10bult-enaar, kluiz-enaar, kunst-enaar, moord-enaar, schuld-enaar, toll-enaar
Het suffix -er en de allomorfen -aar,
-enaar en -der
worden ook gebruikt om inwonersnamen zoals
Amsterdammer,
Anderlechtenaar,
Brusselaar en
Haarlemmermeerder te
vormen.
Literatuur
Interessante links
ANS
Taalportaal
Taaladvies
Versiegeschiedenis
versie | redacteur(en) | datum | opmerkingen |
3.0 | Geert Booij | juni 2022 | |
2.1 | januari 2019 | Automatische conversie van ANS 2.0 | |
2.0 | W. Haeseryn, K. Romijn, G. Geerts, J. de Rooij, M.C. van den Toorn | 1997 | hoofdstuk 12,../../data/archief/ans2/e-ans/12/body.html; |