26.3.1.2 Het 'tweede lid' staat in contrast met context en/of situatie
Verder lezen
1
In dit geval staat het lid dat met maar begint, niet in
tegenstelling tot de inhoud van het direct voorafgaande, ook niet tot het
direct voorafgaande, beschouwd als uitspraak, maar tot de gedachtengang of
het thema van een ruimere voorafgaande context. De spreker wil bijv. een
betoog afsluiten of een nieuw onderwerp aansnijden. Ook het formele
doch is hier bruikbaar. Voorbeelden:
1(...) Maar hier moeten we het bij
laten.
2Dit was het
substantief, doch laten we nu het adjectief onder de loep
nemen.formeel
3(...)
Maar nu iets anders mevrouw, hoe is het afgelopen op het
ministerie?
2
De spreker kan ook aanknopen bij een situatie. Is die situatie anders dan
hij verwacht of dan hij vindt dat ze zou moeten zijn, dan kan hij zijn
verbazing of afkeuring laten blijken in een maar-zin. Dit komt
vooral voor in gesproken taal; het meer formele doch is dan
ook niet mogelijk. Voorbeelden zijn:
4Maar wie we daar
hebben!
5Maar
dat kun je toch niet zeggen!
6Maar dat had je toch niet hoeven
doen!
Literatuur
Interessante links
ANS
Taalportaal
Taaladvies
Versiegeschiedenis
versie | redacteur(en) | datum | opmerkingen |
2.1 | januari 2019 | Automatische conversie van ANS 2.0 | |
2.0 | W. Haeseryn, K. Romijn, G. Geerts, J. de Rooij, M.C. van den Toorn | 1997 |