1.7.2.3 Pragmatische functies van intonatie
Intonatie in spraak heeft een aantal pragmatische functies. Zo geeft de
intonatiecontour niet alleen aan of een zin vragend of mededelend is, maar kan
deze ook gebruikt worden om aan te geven of de spreker de beurt wil behouden in
het gesprek, of juist de beurt wil afronden om een ander aan het woord te laten.
Wil de spreker zijn of haar beurt voortzetten, dan blijft de toonhoogte aan het
einde van de zin meestal vlak, hoewel de toonhoogte ook soms stijgt. Wil de
spreker zijn beurt afronden, dan daalt de toonhoogte over het algemeen (tenzij
er een vraag wordt gesteld, want dan stijgt de toonhoogte meestal).
Caspers (2003); Gussenhoven (2005: 129-130). We kunnen hier generaliseren
over de betekenis van een hoog zinseinde. Een hoge toonhoogte aan het
einde van een zin betekent namelijk dat de spreker een beroep doet op de
hoorder. Dit kan bijvoorbeeld gaan om blijvende aandacht van de hoorder
(in het geval van een voortzetting) of om een antwoord op een vraag (zie
Van Heuven 2017a: 15-16; Van Heuven & Kirsner 2004).
Wanneer een spreker iemand (of iets) roept, heeft de intonatie van de
spraakuiting meestal de vorm van de ‘roepcontour’. Dit is een specifieke
intonatiecontour die gekenmerkt wordt door twee of meer toonhoogteniveaus die
trapsgewijs dalen.
Verder kan de spreker door middel van intonatie aangeven of datgene wat zij of
hij zegt oprecht of sarcastisch bedoeld is. Bij een sarcastische spraakuiting
kan de spreker mogelijk een lager of juist hoger
toonhoogteregister gebruiken (afhankelijk van het
zinstype) in vergelijking met oprechte spraak, en daarnaast kan de spreker het
spreektempo vertragen en een lagere intensiteit (lager volume) gebruiken.
Bron: Jansen & Chen (2020).
Verder lezen
Het reguleren van verbale interactie
Bij het reguleren van verbale interactie kan intonatie gebruikt worden om aan te
geven dat de spreker de beurt wil behouden.
Bron: Caspers
(2003).
Voor het beëindigen van een beurt is de lexicale en
syntactische inhoud van een spraakuiting beduidend belangrijker dan
intonatie.Bron: Ruiter et al. (2006).
. Ook voor het
behouden van de beurt is syntaxis van groter belang dan intonatie, waarbij
intonatie met name de syntactische structuur van de spraakuiting benadrukt, en
functioneert als een overbrugging tussen twee zinnen.Bron: Caspers
(2003: 271-272). Het gaat hier om spraak in goede luisteromstandigheden.
Wanneer de luisteromstandigheden slecht zijn (bijvoorbeeld vanwege
achtergrondlawaai) is het belang van prosodie mogelijk groter (zie Van
Heuven 2017a: 5-6).
Wanneer de spreker zijn beurt wil
behouden en de spraakuiting wil voortzetten met een nieuwe zin, kan de spreker
een voorgaande zin laten eindigen in een vlakke grenstoon: %. Daarnaast kan de
spreker een stijgend toonhoogteaccent (H*) ook gebruiken als laatste
toonhoogteaccent in de zin, wanneer deze de beurt behouden wil. Een finale
toonconfiguratie die typisch aangeeft dat de spreker de beurt wil voortzetten is
dan ook H* %.Bron: Caspers (2003: 263-265). Dezelfde toonconfiguratie
H* % wordt door Gussenhoven (2005: 130) beschreven als karakteristiek
voor opsommingen.
Andere mogelijke finale toonconfiguraties
in het geval van een voortzetting zijn de ‘daling-stijging’ (H*L H%) en de ‘hoge
stijging’ (H* H%). Bron: Gussenhoven (2005: 129-130).
Voorbeeld (1) geeft een zin eindigend met een daling-stijging om een
voortzetting te signaleren.Bron: Taalportaal
topic-14020545824239503.
1En als je nog eens
terugkomt
De roepcontour
Een speciaal soort intonatiecontour is de chanted call wat
vertaald kan worden als ‘roepcontour’. Deze toonconfiguratie wordt bijvoorbeeld
gebruikt wanneer iemand de naam van een ander roept. De roepcontour bevat ten
minste twee toonhoogteniveaus en wordt getranscribeerd als H*!H % zoals in:
De roepcontour bestaat hier uit een H-toon en een tweede, verlaagde H-toon (met
downstep, zie paragraaf 1.7.2). Wanneer de zin uit een woord van één
lettergreep bestaat, worden de twee tonen op dezelfde lettergreep gerealiseerd
(2a).
De lettergreep wordt dan gesplitst in twee eenheden, die
fonetisch gezien elk een aparte lettergreep vormen.
Wanneer
de zin na de lettergreep dat het accent draagt geen verdere accenten bevat,
zoals na An in (2b), wordt de
verlaagde H-toon (!H) gerealiseerd op de laatste lettergreep, bijvoorbeeld
ke in (2b). Bij een
roepcontour wordt vaak ook de eerste lettergreep van elk toonhoogteniveau
verlengd.Een roepcontour kan ook meer dan twee toonhoogteniveaus hebben.
Het
Nederlands verschilt hierin van het Engels, waarin de chanted
call nooit meer dan twee niveaus heeft (Gussenhoven 1993, 2005:
131).
In dat geval heeft de spraakuiting een opeenvolging van
toonhoogteniveaus die trapsgewijs dalen. Het toonhoogteniveau begint hoog, en
daalt een stapje op elke lettergreep met secundaire
klemtoon binnen een woord. Een voorbeeld is gegeven in (3a),
waarbij in het woord Abrahammetje de
lettergreep ham secundaire klemtoon
draagt en dus een lager toonhoogtehoogteniveau krijgt. Het niveau daalt opnieuw
in de laatste lettergreep. Ook als er meer dan twee toonhoogteniveaus worden
gerealiseerd blijft de transcriptie H*!H%.De trapsgewijs dalende
toonhoogteniveaus zijn niet accentverlenend en vormen dus samen de
vervolgtoon van het toonhoogteaccent.
Verder daalt het
toonhoogteniveau op de beklemtoonde lettergrepen in de volgende woorden van de
zin (wanneer de zin meerdere woorden bevat), zoals in (3b) het geval is op de
beklemtoonde lettergreep ko van
gekomen.De prosodie van sarcasme
Een sarcastische spraakuiting heeft een betekenis die afwijkt van de letterlijke
betekenis ervan. De spreker bedoelt dus iets anders, meestal het
tegenovergestelde, dan wat hij letterlijk zegt. Om dit op de juiste manier te
communiceren zonder de luisteraar in verwarring te brengen, maakt de spreker
onder andere gebruik van intonatie en andere prosodische middelen zoals
spreeksnelheid en luidheid.
Zie Chen & Boves (2018); Rockwell (2000)
voor studies van sarcastische prosodie in het Engels.
Luister
bijvoorbeeld naar zin (4), uitgesproken met een oprechte intentie (4a) of
sarcastische intentie (4b). Het sarcasme is te horen in de prosodie van de
spreker.Bron: Jansen & Chen (2020). In de opname is sprake van gespeeld
sarcasme.
Mogelijk is het zo dat in het Nederlands de spreker sarcasme signaleert aan de
hand van een tragere spreeksnelheid, lagere intensiteit, en een helderder
stemkwaliteit in vergelijking met spraakuitingen die oprecht bedoeld
zijn.
Jansen & Chen (2020). Stemkwaliteit is hier gemeten
aan de hand van de harmonics-to-noise ratio. Dit is
de verhouding tussen de harmonische energie en ruis in de stem. De HNR
kan gebruikt worden om de mate van heesheid in de stem te meten (Yumoto,
Gould & Baer 1982).
Daarnaast kan in sarcastische zinnen
de intonatie op verschillende manieren worden aangepast.Een eerste
studie naar de intonatie van sarcasme in het Nederlands van Jansen &
Chen (2020)—op basis van gespeeld sarcasme—wijst erop dat de gemiddelde
toonhoogte van de spreker wordt verlaagd in
wat-uitroepen, maar
verhoogd in zinnen met het vraagpartikel
hè, terwijl
mededelende zinnen weinig verschil in toonhoogte laten zien tussen de
letterlijke en de sarcastische interpretatie (afgezien van een verhoogde
maximale toonhoogte bij sarcasme). De prosodische verschillen tussen de
zinstypes kunnen mogelijk verklaard worden door een afweging tussen
lexicale en syntactische versus prosodische aanwijzingen voor sarcasme,
in lijn met de Functionele Hypothese (Haan et al. 1997; Van Heuven
2017b), zie ook paragraaf 1.7.2.2.
In hoeverre
gebruik wordt gemaakt van intonatie en andere middelen kan echter verschillen
van spreker tot spreker; zo lijkt het erop dat vrouwelijke sprekers meer gebruik
maken van toonhoogteverschillen tussen sarcastische en oprechte spraakuitingen
dan mannelijke sprekers, die grotere verschillen maken in
spreeksnelheid.Bronnen: Chen & Boves (2018); Jansen &
Chen (2020).
Literatuur
Interessante links
ANS
Taalportaal
Taaladvies
Versiegeschiedenis
versie | redacteur(en) | datum | opmerkingen |
3.0 | Nelleke Jansen | november 2020 | |
2.1 | januari 2019 | Automatische conversie van ANS 2.0 | |
2.0 | W. Haeseryn, K. Romijn, G. Geerts, J. de Rooij, M.C. van den Toorn | 1997 | hoofdstuk 1,../../data/archief/ans2/e-ans/01/body.html; |