2.3.2.8.iv.e Het gebruik van
hebben en
zijn bij groepen van werkwoorden
Verder lezen
1
Voor de vorming van voltooide tijden van werkwoorden die zelf al
groepsvormend gebruikt
zijn
[18.5.1], geldt de volgende algemene regel: het hulpwerkwoord van
tijd is hebben als het betrokken werkwoord in
niet-groepsvormende functie met hebben vervoegd wordt (bijv.
liggen), anders
zijn (bijv. bij
beginnen). Vergelijk de
volgende zinsparen, waarin een werkwoord telkens in de eerste zin
zelfstandig en in de tweede zin groepsvormend gebruikt wordt (voor het
gebruik van een infinitief in plaats van een voltooid deelwoord
zie
[18.5.2.1/ii]):
2
In de tot nog toe gegeven voorbeelden ging het om de uitbreiding van een
tweeledige werkwoordgroep (bijv. liggen lezen in
1b). Als een meerledige groep in
een voltooide tijd gezet moet worden, kan zich een complicatie voordoen.
Bevat zo'n groep groepsvormende werkwoorden die ieder afzonderlijk met een
verschillend hulpwerkwoord van tijd vervoegd worden (bijv.
blijven staan wachten:
blijven wordt met
zijn vervoegd, maar
staan met hebben),
dan kan in de voltooide tijden - dus bij uitbreiding van de oorspronkelijke
groep - naast zijn ook hebben gebruikt worden.
Zie de volgende voorbeelden en vergelijk
8 met
1:
Een tweede uitzondering op de algemene regel vormen de werkwoorden
durven,
kunnen,
moeten (en
hoeven),
mogen,
proberen,
trachten,
weten en
willen, in zoverre dat ze
weliswaar altijd met hebben vervoegd kunnen worden, maar
indien gecombineerd met een zelfstandig werkwoord dat in de voltooide
tijden zijn krijgt (bijv.
blijven:
is gebleven), óók met
zijn. Anders geformuleerd: het hulpwerkwoord van tijd kan zich
ook naar het zelfstandig werkwoord richten. Van onderstaande zinnen kunnen
dus zowel de (a) - als de (b) -varianten
voorkomen:
De voorkeur voor één van beide varianten kan verschillen naargelang van het
zelfstandig werkwoord en/of de combinatie van werkwoorden. Er doen zich ook
individuele verschillen in voorkeur voor tussen taalgebruikers. Afgezien
van dit alles is de voorkeur voor één van beide varianten ook niet in alle
delen van het taalgebied dezelfde. Hoewel er nogal wat geografische
variatie blijkt te zijn, kan hierin toch een algemene tendens aangegeven
worden: in Nederland kiest men veeleer voor hebben, in België
- zij het in minder sterke mate - voor zijn.
Bij meerledige werkwoordgroepen is de zojuist besproken dubbele
mogelijkheid voor de vorming van voltooide tijden er niet, zeker niet als
alle groepsvormende werkwoorden afzonderlijk met hebben
vervoegd worden. Vergelijk:
Opmerking
Verdieping
Opmerking
Als in dergelijke zinnen een bepaling voorkomt die alleen maar bij de
eerste infinitief kan horen, dan is alleen hebben mogelijk:
Kan de bepaling zowel bij de eerste als bij de tweede infinitief horen,
dan zijn weer zowel hebben als zijn mogelijk:
Het gaat hier alleen om gevallen waarin
proberen groepsvormend
gebruikt is. Is het daarentegen niet-groepsvormend gebruikt
(zie
[18.5.1.2/1[b]]
[18.5.1.2/1[c]]), dan is alleen hebben als
hulpwerkwoord van tijd mogelijk. Vergelijk
iii met
iia:
iiiIk heb
zo gauw mogelijk geprobeerd te
ontkomen.
Literatuur
Interessante links
ANS
Taalportaal
Taaladvies
Versiegeschiedenis
versie | redacteur(en) | datum | opmerkingen |
2.1 | januari 2019 | Automatische conversie van ANS 2.0 | |
2.0 | W. Haeseryn, K. Romijn, G. Geerts, J. de Rooij, M.C. van den Toorn | 1997 |