3.1 Algemene inleiding
Verder lezen
1
Het substantief is het gemakkelijkst syntactisch te karakteriseren. Een
substantief kan met een voorafgaand
die
of
dat
gecombineerd worden (die man,
dat huis). Het treedt op als (kern van een)
naamwoordelijke constituent en kan zodoende alleen of in combinatie met een of meer andere
elementen (bijv. die man, de
man die daar loopt, het nog steeds niet verkochte
huis van mijn ouders) onder meer fungeren als zinsdeel. Voorbeelden
van dit gebruik als zinsdeel zijn:
1Liefde is blind.
(onderwerp)
2Dit
lijkt wel beton. (naamwoordelijk deel van het
gezegde)
3Ik zie
vogels. (lijdend voorwerp)
4We geven Jan
eigenlijk nooit wat. (meewerkend voorwerp)
5Jaren heb ik daar
gewoond. (bijwoordelijke bepaling)
2
Morfologisch kenmerken substantieven zich doordat ze, afgezien van een
aantal uitzonderingen, een meervoudsuitgang kunnen aannemen, bijv.
mannen,
huizen,
(Hij heeft al verschillende) liefdes (achter de
rug),
vogels,
(Er zijn hier twee)
Jannen,
jaren
. In bepaalde gevallen kunnen van substantieven genitieven op
-s gevormd worden:
Jans (fiets),
(de heer des) huizes
Verder komen van en met substantieven in ruime mate afleidingen en
samenstellingen voor:
mannetje,
hoofdman,
manmoedig;
huisje,
ziekenhuis,
huisdeur
.
3
Semantisch is het substantief moeilijk te definiëren. Zoals de Nederlandse
benaming suggereert, zijn substantieven woorden die 'een
zelfstandigheid'aanduiden. Dit
begrip is echter zeer ruim op te vatten. Zoals uit de tot nu toe gegeven
voorbeelden blijkt, gaat het om mensen
(man,
Jan), dieren
(vogel), dingen
(huis), stoffen
(beton), tijdsruimten
(jaar), gevoelens
(liefde), waaraan nog wel een
aantal categorieën toegevoegd kan worden, bijv. eigenschappen
(kracht), gebeurtenissen
(ontmoeting), denkbeeldige
personen of zaken (kabouter,
hel), enzovoort.
Literatuur
Interessante links
ANS
Taalportaal
Taaladvies
Versiegeschiedenis
versie | redacteur(en) | datum | opmerkingen |
2.1 | januari 2019 | Automatische conversie van ANS 2.0 | |
2.0 | W. Haeseryn, K. Romijn, G. Geerts, J. de Rooij, M.C. van den Toorn | 1997 |