26.1.2.2 Nevenschikking van zinnen
Verder lezen
1
Bij additieve aaneenschakelingen komt geen, bij intensiverende vrijwel geen
nevenschikking van zinnen voor. De zinnen die als leden van de andere
nevenschikkingen fungeren, zijn altijd zinnen met voor-pv en meestal
mededelende zinnen. Inleidende aaneenschakelingen kunnen ook vragende
zinnen zijn, bijv.:
1En wat dacht je van mijn nieuwe
jurk?
2En wat
hebben jullie voor nieuws te vertellen?
De zinnen kunnen ook onvolledig zijn, zoals in de volgende voorbeelden (die
situationeel aaneenschakelend bedoeld zijn):
3En nu stil!
4En een nieuwe auto, wel
ja!
2
In conditionele nevenschikkingen is het tweede lid altijd een mededelende
en het eerste (naar de vorm) of een bevelende of een mededelende zin. Als
men een mededelende zin als eerste lid gebruikt, dan correspondeert die
doorgaans met een bevelzin: het onderwerp moet een persoonlijk
voornaamwoord van de tweede persoon zijn en de persoonsvorm moet als
tijdsvorm het presens hebben. Vergelijk:
Omdat het bevel in de eerste zin een 'pseudo-bevel' is (zie ook(28.3.4.2,
sectie 1)), kan het van de gewone bevelen in vorm afwijken. Zo kunnen bijv. ook
toestandswerkwoorden als gezegde gebruikt worden. Vergelijk de pseudo-bevelen in de
(a)-zinnen en de gewone bevelen in de
(b)-zinnen:
Pseudo-bevelen kunnen ook wel zonder nevengeschikte zin voorkomen, als uit
context en/of situatie duidelijk is wat er bedoeld wordt:
Ook werkwoorden als durven en worden kunnen als
gezegde fungeren:
10Durf nog een keer naar boven te
komen en ik gooi je de trap af.
11Word eens afgetuigd door
dergelijke kerels en je bent kreupel voor je hele
leven.
Literatuur
Interessante links
ANS
Taalportaal
Taaladvies
Versiegeschiedenis
versie | redacteur(en) | datum | opmerkingen |
2.1 | januari 2019 | Automatische conversie van ANS 2.0 | |
2.0 | W. Haeseryn, K. Romijn, G. Geerts, J. de Rooij, M.C. van den Toorn | 1997 |