1.3.1.1 Finale Verscherping in gelede woorden
Omdat Finale Verscherping optreedt in coda's, zal deze in
principe niet optreden voor suffixen die met een klinker beginnen. Immers, de
consonant vóór die klinker zal dan in een aanzet staan. Dit kunnen
we zien in de volgende woorden:
Tabel 1. Fonetische vormen van gelede
woorden met klinker-initieel suffix
geleed woord | lettergreepverdeling | fonetische vorm |
bind-en | bin.den | bɪndən |
bind-er | bin.der | bɪndər |
bind-ing | bin.ding | bɪndɪŋ |
Bij woorden met een suffix dat begint met een consonant voorspellen de regels van lettergreepverdeling of de stam-finale obstruent in een coda
staat:
Tabel 2. Fonetische vormen van gelede
woorden met consonant-initiële suffixen
geleed woord | onderliggende vorm | lettergreepverdeling | fonetische vorm |
voed-sel | vud-səl | vud.səl | vutsəl |
hoed-ster | hud-stər | hud.stər | hutstər |
sterf-te | stɛrv-tə | stɛrv.tə | stɛrftə |
Maar een aantal suffixen vormen een zelfstandig prosodisch
woord. Daarom valt er altijd een syllabegrens voor zo’n suffix. De
slotconsonant van het grondwoord staat daardoor in een coda, en wordt, als het
een obstruent is, stemloos uitgesproken.
Tabel 3. Fonetische vormen van gelede
woorden met suffixen die prosodisch woord zijn
geleed woord | onderliggende vorm | lettergreepverdeling | fonetische vorm |
rood-achtig | rod-ɑxtəɣ | rod.ɑx.təɣ | rotɑxtəx |
wend-baar | wɛnd-bar | wɛnd.bar | wɛndbar |
rijk-dom | rɛik-dɔm | rɛik.dɔm | rɛiɡdɔm |
goed-heid | gud-hɛid | gud.hɛid | guthɛit |
half-ling | hɑlv-lɪŋ | hɑlv.lɪŋ | hɑlflɪŋ |
hoed-loos | hud-loz | hud.loz | hutlos |
vriend-schap | vrind-sxɑp | vrind.sxɑp | vrintsxɑp |
voed-zaam | vud-zam | vud.zam | vutsam |
In het woord wendbaar kan de
d wel
als d
gerealiseerd worden, ook al staat deze in een coda. Dat komt omdat de volgende
b de
d
alsnog stemhebbend kan maken door Assimilatie van
stem, die ook kan werken in het woord
rijkdom en de
k tot
ɡ
maakt. Deze stemassimilatie is echter niet verplicht. Ook het klinker-initiële
suffix -achtig gedraagt zich als een zelfstandig
prosodisch woord. Daardoor wordt de
d van
rood
rod wel als
d
uitgesproken in rodig
rodəx, maar
als t in
roodachtig
rotɑxtəx,
omdat in dit laatste woord de
d in
een coda staat.
Het woord reusáchtig, met
klemtoon op de voorlaatste lettergreep, wordt vanwege de
niet-letterlijke betekenis ‘geweldig’, als een ongeleed woord
gesyllabificeerd. Daardoor staat de
z
van het morfeem reus in een
aanzet, en wordt deze als
z
uitgesproken:
røzɑxtəx.
In woorden met het verkleinsuffix -je is er altijd
een syllabegrens voor het suffix, ook als de syllabegrens meer naar voren had
kunnen liggen krachtens het Maximale-aanzetprincipe:
In de fonetische vorm van
kaasje kan
sj
ook worden uitgesproken als
ʃ,
waardoor de lettergreepgrens na de
a
valt.
Lettergrepen die met sj-, fj-, of dj- beginnen zijn in het
Nederlands niet onmogelijk, maar worden niet gecreëerd in de verkleinwoorden in
voorbeeld (1), hoewel het Maximale-aanzetprincipe een lettergreepverdeling als
kaa.sje zou voorspellen. Het
gevolg is dat een morfeem-finale stemhebbende obstruent altijd stemloos wordt
gerealiseerd voor dit suffix. Dit impliceert dat het verkleinwoordsuffix -je altijd een aparte syllabe moet worden, net zoals
een aantal suffixen altijd op zich een prosodisch woord vormen, en diverse prefixen
een syllabe vormen.
Er zijn een paar klinker-initiële suffixen die verlies van stem van een
voorafgaande stam-finale obstruent teweeg brengen, ook al staat deze in een
aanzet. Het gaat hier om de suffixen -elijk en
-enis:
Tabel 4. Stemloze obstruenten voor de suffixen -elijk en
-enis
vrees | vrez | vreselijk | vresələk |
verkies | vɛrkiz | verkieselijk | vɛrkisələk |
erf | ɛrv | erfenis | ɛrfənɪs |
begraaf | bəɣrav | begrafenis | bəɣrafənɪs |
vergeef | vərɣev | vergiffenis | vərɣɪfənɪs |
verbind | vərbɪnd | verbintenis | vərbɪntənɪs |
De hier geobserveerde alternantie is dus niet het effect van Finale
Verscherping, maar is een specifieke eigenschap van deze suffixen: ze vereisen
een variant van het basiswoord met een stemloze medeklinker aan het eind. Merk
op dat deze alternantie zich meestal niet voordoet bij plofklanken: in woorden
als dadelijk en hebbelijk blijven de d en de b in
aanzetpositie stemhebbend. In het woord verbintenis wordt de
slot-d van verbind wel een t.
Een bijzonder geval van Finale Verscherping vinden we bij het woord
stad gebruikt in woorden als
statten en
Lelystatter:
maar:
Blijkbaar wordt statten ‘naar de stad
gaan’ niet meer verbonden met het woordpaar
stad/steden, maar alleen met
stad
stɑt, dat
met een
slot-t
wordt uitgesproken, overeenkomstig de regel van Finale Verscherping. Ook in
Lelystatter is de band met
het woordpaar stad/steden
fonologisch doorgesneden (de officiële benaming van inwoners van Lelystad is
Lelystedeling). Ook in de
uitspraak van de verbogen vorm van
bijdehand als
bijdehante, met de
t
van de fonetische vorm van hand,
hɑnt,
zien we dat de onderliggende vorm met een
d niet
meer wordt gebruikt, mogelijk omdat het semantisch verband met het woord
hand vervaagd is.
Booij (2002).
Verder lezen
Verlies van geleedheid en Finale Verscherping
In samenstellingen valt de interne grens tussen de samenstellende woorden samen
met een syllabegrens, omdat ieder van die woorden een eigen prosodisch woord
vormt. Zo wordt in het woord
goudader de
d van
goud stemloos gerealiseerd,
omdat deze aan het eind van een prosodisch woord, en dus aan het eind van een
lettergreep staat:
ɣɔut.a.dər.
Maar samenstellingen kunnen ondoorzichtig worden en hun morfologische structuur
verliezen doordat de samenstelling een eigen betekenis heeft ontwikkeld. Een
voorbeeld is de samenstelling
tandarts. Niet iedereen
beschouwt een tandarts nog als een soort arts. Als dit woord als één prosodisch
woord wordt gesyllabificeerd, zijn de verdeling in lettergrepen en de
bijbehorende fonetische vorm als volgt:
4tandarts: tan.darts, [tɑndɑrts]
Ook een samenstelling als aardappel
wordt door veel taalgebruikers niet meer als samenstelling gezien: de uitspraak
van dit woord is dan niet
art.ɑ.pəl,
maar
ar.dɑ.pəl.
Deze, dank zij het ontbreken van Finale Verscherping hoorbare, resyllabificatie
tot aar.dap.pel vinden we ook in
woorden die beginnen met het Latijnse prefix ab-,
zoals abortus en
abrupt. Volgens de
Woordenlijst der Nederlandse Taal moeten we deze woorden afbreken als
ab-ortus en
ab-rupt, met een
syllabegrens na de b, maar de meeste
Nederlanders spreken deze woorden uit als
abɔrtʏs
en abrʏpt,
met een b,
wat wijst op syllabificaties als
a.bor.tus en
a.brupt. In een woord als
abactis ‘secretaris van een
studentenvereniging’ wordt daarentegen de prefixgrens nog wel gerespecteerd, en
dus wordt dit woord uitgesproken als
ɑpɑktɪs.
Literatuur
Booij & Rubach (1987), Ernestus & Baayen (2003), Grijzenhout & Krämer
(2000), Kerkhoff (2007), Zonneveld (2007).
Literatuur
Interessante links
ANS
Taalportaal
Taaladvies
Versiegeschiedenis
versie | redacteur(en) | datum | opmerkingen |
3.0 | Geert Booij | september 2020 | |
2.1 | januari 2019 | Automatische conversie van ANS 2.0 | |
2.0 | W. Haeseryn, K. Romijn, G. Geerts, J. de Rooij, M.C. van den Toorn | 1997 | hoofdstuk 1,../../data/archief/ans2/e-ans/01/body.html; |