22.1 Algemene inleiding
Verder lezen
1
Een bepaalde handeling kan in principe vanuit twee gezichtspunten worden
voorgesteld.
In het ene geval wordt een handeling in een zin voorgesteld uitgaand van diegene die de
handeling verricht. Die handelende persoon of instantie, of wat als een handelend wezen
gepresenteerd wordt, noemen we het logisch
onderwerp. De betrokkenheid van de handeling op het logisch onderwerp
komt in de zinsstructuur tot uiting doordat het logisch onderwerp tevens grammaticaal onderwerp van de zin
is. We spreken dan van een actieve zin (of: een zin in de bedrijvende
vorm). Een voorbeeld van zo'n actieve zin is:
1De Kamer nam het voorstel van de
minister met een ruime meerderheid van stemmen aan.
Opmerking
Verdieping
Opmerking
Het begrip actieve zin is niet beperkt tot zinnen die letterlijk een
'handeling' uitdrukken. Ook zinnen als de volgende noemen we actieve
zinnen:
iHet water
kookt.
iiHij zit
op een bankje.
iiiZe kreeg een
baby.
ivHet
regent.
Een tweede wijze van voorstellen bieden passieve zinnen (of: zinnen in de lijdende
vorm). Het wezenlijke van een passieve zin is, dat de handeling juist niet vanuit
het perspectief van het logisch onderwerp voorgesteld wordt. Hiervoor kunnen grosso modo twee
redenen aangevoerd worden. De eerste reden is dat men de handeling zelf op de voorgrond wil
plaatsen en/of het voorwerp als uitgangspunt wil nemen. In dit eerste geval wordt het logisch
onderwerp vaak niet uitgedrukt. Een voorbeeld van zo'n passieve zin is:
2Het voorstel van de minister
werd (door de Kamer) met een ruime meerderheid van
stemmen aangenomen.
Deze zin geeft dezelfde inhoud weer als
1, maar in tegenstelling tot zin
1 staat hier het gebeuren zelf
(het aannemen van het voorstel) centraal. Het logisch onderwerp, dat als
door-bepaling in de
zin voorkomt, doet minder ter zake en is daarom weglaatbaar. In het
voorbeeld staat het dan ook tussen haakjes.
Een tweede reden kan zijn dat men het logisch onderwerp als informatief
belangrijk element (bijv. als nieuw gegeven) wil of moet voorstellen. Een
voorbeeld van dit tweede geval is:
3Het initiatief tot de wetswijziging
werd twee jaar geleden genomen
door de toenmalige fractievoorzitter van de liberalen.
In deze zin, die heel goed zou kunnen aansluiten bij de context van
1 en 2, vormt de door
-bepaling het informatief belangrijkste element. Vandaar dat deze bepaling
(het logisch onderwerp), die hier noodzakelijk aanwezig is, achteraan in de
zin komt te staan, in dit geval op de laatste zinsplaats. Zie hierover
verder
in
[22.2.3.2].
2
Het passief onderscheidt zich formeel van het actief door het gebruik van
een vorm van het werkwoord
worden, gecombineerd
met een passief deelwoord van het
werkwoord dat de handeling uitdrukt. In de onvoltooide tijden verschijnt
worden naar gelang van het geval als persoonsvorm (zie bijv.
2 en
3) of, in meerledige
werkwoordgroepen, als infinitief met of zonder te, bijv.:
4Een dergelijk voorstel kan alleen met
een tweederde meerderheid van stemmen worden
aangenomen.
In de voltooide tijden blijft (het voltooid deelwoord van)
worden in de regel achterwege, zodat de passieve constructie
dan enkel uit een vorm van het hulpwerkwoord
(van tijd) zijn en een passief deelwoord bestaat,
bijv. (het teken '[-]' komt in de plaats van het niet-uitgedrukte
geworden):
5Het voorstel van de minister
is met meerderheid van stemmen (door de Kamer)
aangenomen [-].
Voor meer uitleg bij de vorming van het passief zie
men
[18.5.2.2].
Passieve zinnen met worden hebben een gedeeltelijk andere
betekenis en gebruikswaarde dan passieve zinnen met zijn.
Passieve zinnen met worden geven de overgang weer naar een
bepaalde toestand, uitgedrukt door het passief deelwoord; ook als de
uitvoerder van de handeling helemaal naar de achtergrond verdwenen is en
niet expliciet in de zin voorkomt, roepen zulke zinnen onwillekeurig toch
de gedachte aan een uitvoerder op. Passieve zinnen met zijn
daarentegen geven een resultaat, een bestaande toestand weer, waarbij de
gedachte aan een uitvoerder of veroorzaker die om een of andere reden niet
genoemd wordt, vaak veel minder of niet voor de hand ligt. (In dit laatste
geval is het soms moeilijk een zuiver werkwoordelijk gezegde te
onderscheiden van een naamwoordelijk gezegde met een deverbatief adjectief
als deel. Zie in verband
hiermee
[6.2.3].) Deze twee vormen van passieve zinnen duidt men wel aan
respectievelijk met de termen
'dynamisch passief' en
'statisch passief'. Vergelijk de volgende zinnen:
In 6a ligt het bepaald voor de hand
te denken aan een persoon of instantie die voor het opruimen gezorgd heeft,
al hoeft dat niet per se in de zin uitgedrukt te worden (dat kan
bijvoorbeeld al uit de context gebleken zijn). Zin
6b gaat over het ontstane resultaat
en de snelheid waarmee dat bereikt is. De handelende persoon of instantie
doet er hier niet toe. Iets vergelijkbaars valt op te merken over de zinnen
7a en
7b: zin
7a beschrijft een situatie waarin
een of meer personen (i.c. de directie) een mededeling doen aan anderen,
terwijl 7b iets zegt over het feit
dat een bepaalde mededeling op een bepaald tijdstip plaatsgevonden heeft.
Ook in de volgende gevallen is er een contrast tussen de (a) -
en de (b)-zinnen:
In zin 8a is de gedachte aanwezig
aan iemand (en wel iemand anders dan de referent van haar!)
die 'vastknoopt'. Zin 8b beschrijft
een toestand waarin het hoedje verkeert als gevolg van de handeling
'vastknopen' (die in dit geval wel degelijk ook door de referent van
haar uitgevoerd kan zijn). Zin
9a, met wordt, roept
zo nadrukkelijk de gedachte aan een uitvoerder op, dat specificatie daarvan
zeer voor de hand ligt. Bij zin 9b
daarentegen, die past in een verslag van een feestelijke bijeenkomst, is
niet degene die kleedt van belang, maar wel toestand waarin de prinses
verschijnt. Vandaar dat hier juist een specificatie van de kleding voor de
hand ligt.
Voor het gebruik van deze twee passiefvormen in vergelijking met andere,
verwante, constructies zie men
verder
[22.4].
3
Actieve en passieve zinnen hebben verschillende syntactische structuren die
op systematische wijze met elkaar samenhangen. Dit kunnen we illustreren
aan de hand van de onderstaande voorbeeldparen. De (b) -zinnen
corresponderen telkens op dezelfde manier met de (a) -zinnen.
De gecursiveerde zinsdelen in de (a) -zinnen zijn telkens
lijdend voorwerp. Ze zijn zowel
grammaticaal
als logisch lijdend
voorwerp van de zin. In de respectieve (b) -zinnen
treden deze constituenten op als
grammaticaal onderwerp. Ze blijven evenwel tezelfdertijd logisch
voorwerp. Het onderwerp in de (a) -zinnen (respectievelijk
de poes, de docente en hij)
is zowel grammaticaal als logisch
onderwerp. In de (b) -zinnen treedt het logisch
onderwerp op in de vorm van een
door-bepaling:
door de
poes
door de
docente
door
hem
Vergelijk ook 1 met
2. Voor de door
-bepaling, die men ook wel handelend voorwerp noemt, zie
men
[20.8]. Zoals al eerder aangegeven is, hoeft de door
-bepaling in veel gevallen niet uitgedrukt te zijn; soms kan ze zelfs niet
optreden
(zie
[22.2.3.1]).
Samengevat kan de correspondentie tussen de grammaticale functies worden
weergegeven zoals in schema 22.1.
schema 22.1: De structurele relatie tussen actieve en passieve zinnen.
actief: | onderwerp | lijdend voorwerp |
passief: | (door-bepaling) | onderwerp |
4
Globaal zijn er twee soorten passieve zinnen te onderscheiden:
passieve zinnen met een aanwijsbaar
grammaticaal onderwerp, zoals de tot nog toe gegeven voorbeelden,
en passieve zinnen waarin geen grammaticaal
onderwerp aan te wijzen is. Het eerste type wordt wel
'echt passief' genoemd, het tweede type
'onecht passief' of 'onpersoonlijk passief'. Voorbeelden van dit tweede type zijn:
13Er wordt blijkbaar weer gedanst in
Nijmegen. (Elke week vinden talloze dansavonden
plaats.)
14Is er
vandaag nog gebeld voor mij?
Literatuur
Interessante links
ANS
Taalportaal
Taaladvies
Versiegeschiedenis
versie | redacteur(en) | datum | opmerkingen |
2.1 | januari 2019 | Automatische conversie van ANS 2.0 | |
2.0 | W. Haeseryn, K. Romijn, G. Geerts, J. de Rooij, M.C. van den Toorn | 1997 |