Voorbeeldzoeker x
(typ in het invoerveld om het voorbeeld te wijzigen)
zoek dit voorbeeld in:
ANS

Woordenboeken

  • INT (500 AD - heden)
  • Etymologiebank
  • Woordenlijst.org

Corpora en lexica

  • Corpus Hedendaags Nederlands Clarin login
  • GrETEL (CGN, Lassy)
  • SoNar Clarin login
  • Delpher
  • Celex Clarin login

Overige bronnen

  • Taalportaal
  • DBNL
  • Taaladvies.net
  • Wikipedia
  • Google
12.3.4 Samenkoppeling
Samenkoppelingen zijn combinaties van een werkwoord met een ander woord, die een nauwe syntactische eenheid vormen, maar geen samenstellingen in morfologische zin zijn, omdat de twee delen gesplitst kunnen worden. Ze worden ook wel scheidbaar samengestelde werkwoorden genoemd. Ze worden als één woord, zonder interne spatie, gespeld als ze naast elkaar staan in een zin.
Verder lezen
Algemene eigenschappen
We illustreren de eigenschappen van samenkoppelingen aan de hand van het syntactisch gedrag van de samenkoppeling aanvallen, zoals gebruikt in de volgende zinnen:
1aDe vijand wil ons aanvallen.
bDe vijand probeert ons {aan te vallen / *te aanvallen}.
cDe vijand {valt ons aan / *aanvalt ons}.
dIk zie dat de vijand ons aanvalt.
eIk zie dat de vijand ons {wil aanvallen / aan wil vallen}.
fDe vijand heeft ons {aangevallen / *geaanvallen}.
Het kenmerkende van een samenkoppeling is dat het niet-werkwoordelijk deel tussen twee werkwoorden in een werkwoordelijke eindgroep kan staan, zoals aan in de eerste variant van zin (1e). Maar de woorden aan en vallen, die naar betekenis een nauwe eenheid zijn, met de betekenis ‘agressie plegen’, moeten van elkaar gescheiden worden in bepaalde syntactische contexten, zoals de zinnen (1b) en (1c) laten zien. De tweede variant van zin (1e) illustreert dat er ook scheiding van de delen van een samenkoppeling mogelijk is in de werkwoordelijke eindgroep. In zin (1c) staat het werkwoordelijk deel op de tweede plaats in de zin, terwijl het niet-werkwoordelijk deel aan het eind van de zin staat. In zin (1f) zien we dat het prefix ge- van het voltooid deelwoord na aan komt te staan. Dit bevestigt dat samenkoppelingen geen woorden zijn. Anders zou het voltooid deelwoord geaanvallen zijn.
Ook de plaats van de hoofdklemtoon is bij samenkoppelingen anders dan bij prefixwerkwoorden. In samenkoppelingen valt de hoofdklemtoon op het niet-werkwoordelijk deel, terwijl in prefixwerkwoorden de hoofdklemtoon valt op de werkwoordstam. Daardoor zijn er minimale paren, zoals de samenkoppeling vóórkomen naast het prefixwerkwoord voorkómen.
De twee varianten van zin (1e) laten zien dat het werkwoord aanvallen zich in de werkwoordelijke eindgroep op twee manieren kan gedragen, als een eenheid of als twee aparte woorden die van elkaar gescheiden worden door het werkwoord wil.
Een afleiding van aanvallen zoals aanvaller laat zien dat morfologisch gezien deze samenkoppeling zich als een eenheid gedraagt, en input kan zijn voor woordvorming.
Van de samenkoppeling aanvallen is de betekenis niet doorzichtig. Dit geldt voor de meeste samenkoppelingen met het werkwoord vallen, zoals:
2afvallen, bijvallen, invallen, meevallen, omvallen, opvallen, tegenvallen, toevallen
Er zijn ook samenkoppelingen waarvan een van beide delen niet als zelfstandig woord voorkomt, zoals:
3agadeslaan, teleurstellen
baantijgen, nabootsen, omkukelen, opkalefateren
Het niet-werkwoordelijk deel van de samenkoppelingen in (3a) komt niet voor als zelfstandig woord, evenmin als het werkwoordelijke deel van de samenkoppelingen in (3b).
Van veel samenkoppelingen is de betekenis wel doorzichtig. Vergelijk het niet doorzichtige aanvallen bijvoorbeeld met de wel doorzichtige samenkoppelingen aangeven (iets aan iemand geven) en aanraden (iets aan iemand adviseren).
De vorming van samenkoppelingen, althans van een aantal typen, is een productief proces, dat een alternatief vormt voor de afleiding van werkwoorden met behulp van prefigering. Er zijn paren van samenkoppelingen en prefixwerkwoorden, met verschillende betekenissen:
Tabel 1. Samenkoppelingen versus prefixwerkwoorden
samenkoppeling prefixwerkwoord
dóórboren doorbóren
ómblazen omblázen
óndergaan ondergáán
óverkomen overkómen
vóórkomen voorkómen
Zoals aangegeven in Tabel 1, verschillen samenkoppelingen en prefixwerkwoorden voor wat betreft de plaats van de hoofdklemtoon: in samenkoppelingen valt deze op het niet-werkwoordelijk deel, in prefixwerkwoorden op het basiswoord.
Het werkwoordelijk deel van een samenkoppeling is in de meeste gevallen een inheems werkwoord. Toch zijn uitheemse werkwoorden niet uitgesloten. Voorbeelden zijn doorexerceren, doorredeneren, onderfinancieren en uitfaseren.
Het niet-werkwoordelijke deel van een samenkoppeling wordt, als het geen substantief of adjectief is, een partikel genoemd, en zulke samenkoppelingen heten daarom ook wel partikelwerkwoorden. Veel partikels corresponderen met adposities. Sommige partikels corresponderen met andere typen ongelede woorden zoals samen, terecht, en terug, of met gelede woorden zoals achteraf en onderuit. Samenkoppelingen zijn vaak qua betekenis doorzichtig, en het partikel levert dan een duidelijke eigen betekenisbijdrage.
Naast partikels kunnen substantieven en adjectieven fungeren als niet-werkwoordelijk deel, zoals in respectievelijk ademhalen en goedkeuren.
Syntactische eigenschappen
Het specifieke syntactische kenmerk van samenkoppelingen is dat ze op twee manieren kunnen voorkomen in een werkwoordelijke eindgroep: als eenheid, of gesplitst.
Zie par. 9.6.4. voor een gedetailleerde behandeling van de verschillende syntactische contexten.
Dit wordt geïllustreerd voor de samenkoppeling aanvallen in de zinnen (1).
De vraag wanneer een woordcombinatie een samenkoppeling is, doet zich ook voor bij de analyse van zinnen als:
4Een meisje fietst de Dokter Larijweg op.
In deze zin kan het woordje op worden opgevat als een achterzetsel, onderdeel van de adpositieconstituent de Dokter Larijweg op, of als het partikel van de samenkoppeling opfietsen, een overgankelijk predicaat. De mogelijkheid om passieve zinnen te maken, zoals:
Bron: Beliën (2008: 166).
5Toen het terrein van Ouwehand werd opgereden…
wijst erop dat oprijden inderdaad een samenkoppeling kan zijn.
Zie Beliën (2008) voor de syntactische en semantische tests die kunnen bepalen of een woordcombinatie een samenkoppeling is. Ook Blom (2005) bespreekt de syntactische eigenschappen van samenkoppelingen.
De syntactische valentie van samenkoppelingen kan verschillen van die van de werkwoorden waarop ze zijn gebaseerd. Vaak zijn de samenkoppelingen verplicht overgankelijk, terwijl de ermee corresponderende werkwoorden onovergankelijk zijn, of optioneel overgankelijk. We zien dat verschil in de volgende voorbeelden:
Tabel 2. De syntactische valentie van samenkoppelingen
werkwoord samenkoppeling
bellen (optioneel overgankelijk) (iemand) opbellen (verplicht overgankelijk)
juichen (onovergankelijk) (iemand/iets) toejuichen (verplicht overgankelijk)
lopen (onovergankelijk) (de straten) aflopen (verplicht overgankelijk)
rijden (onovergankelijk) (de auto) inrijden (verplicht overgankelijk)
wonen (onovergankelijk) (een vergadering) bijwonen (verplicht overgankelijk)
zitten (onovergankelijk) (een straf) uitzitten (verplicht overgankelijk)
Dat verschil in syntactische valentie tussen basiswerkwoord en samenkoppeling heeft te maken met de betekenis van de samenkoppelingen: ze drukken vaak een handeling uit die op een object gericht is.
Een andere test voor de status van samenkoppeling is het gedrag van woordcombinaties in de aan het+infinitief-constructie:
Zie Booij (2008, 2010).
als het niet-werkwoordelijk deel als infinitief achter aan het kan staan, is er sprake van de nauwe eenheid die typerend is voor samenkoppelingen. Dit geldt bijvoorbeeld voor afmaken en schoonmaken:
6Mijn zoon is zijn werkstuk aan het afmaken.
Ik ben fruit aan het schoonmaken.
Het niet-werkwoordelijk deel kan soms contrastief voorop geplaatst worden, zoals in:
7Ín voeren we koffie, en úit voeren we kaas.
Dit kan vooral als het niet-werkwoordelijk deel een zelfstandige betekenis heeft, en er sprake is van een betekeniscontrast.
Samenkoppeling en conversie
Sommige samenkoppelingen hebben een werkwoordelijk deel dat niet zelfstandig als werkwoord voorkomt. Het is dan gevormd door conversie van een substantief of een adjectief, in combinatie met de toevoeging van het partikel.
Zie De Vries (1975), Booij (2010, 2019).
Deze conversie treedt op bij partikels als aan, af, in, na, op en uit:
Tabel 3. Samenkoppelingen gevormd door conversie
adjectief samenkoppeling
dik indikken
fris opfrissen
hoog ophogen
sterk aansterken
zwak afzwakken
substantief samenkoppeling
aap naäpen
beeld afbeelden
hoop ophopen
huwelijk uithuwelijken
polder inpolderen
Vooral het partikel op wordt veel gebruikt in combinatie met conversie, zoals in opleuken en ophokken.
In het algemeen treedt conversie bij voorkeur op bij ongelede woorden, en deze tendens zien we ook in het gebruik van conversie bij de vorming van samenkoppelingen. De combinatie van samenkoppeling en conversie kan gezien worden als de vereniging van twee processen, de vorming van samenkoppelingen en de conversie van adjectieven en substantieven tot werkwoorden.
Literatuur
    Interessante links
    ANS
    Taalportaal
    Taaladvies
    Versiegeschiedenis
    versie redacteur(en) datum opmerkingen
    3.0 Geert Booij juni 2022
    2.1 januari 2019 Automatische conversie van ANS 2.0
    2.0 W. Haeseryn, K. Romijn, G. Geerts, J. de Rooij, M.C. van den Toorn 1997 hoofdstuk 12,../../data/archief/ans2/e-ans/12/body.html;
    Interessante links