19.3.2 Het geïmpliceerd onderwerp van de beknopte bijzin
Verder lezen
1
In beknopte bijzinnen wordt zoals gezegd het onderwerp niet uitgedrukt. Er
is echter wel impliciet een onderwerp aanwezig; men zegt dan ook dat de
beknopte bijzin een verzwegen of
geïmpliceerd onderwerp heeft (deze term
heeft dezelfde inhoud als bij een infinitief als werkwoordelijke aanvulling
in een werkwoordgroep;
zie
[18.5.4.1/i]). We bespreken hier eerst beknopte bijzinnen met
zinsdeelfunctie; beknopte bijzinnen als zinsdeelstuk komen onder
4 aan de orde.
Beknopte bijzinnen die zinsdeel zijn, moeten aan bepaalde
voorwaarden voldoen wat het geïmpliceerd onderwerp betreft. In het algemeen
moet het geïmpliceerd onderwerp van een beknopte bijzin identiek zijn
hetzij met het onderwerp hetzij met het indirect object van de zin waar de
bijzin rechtstreeks van afhankelijk is (dus de zin op het eerstvolgende
hogere niveau;
zie
[19.2.3]). Er zijn echter ook gevallen mogelijk waarbij het
geïmpliceerd onderwerp van de beknopte bijzin identiek is met het lijdend
voorwerp van de hogere zin. Hieronder volgen enkele voorbeelden van
beknopte bijzinnen (de (b) -zinnen), met voor de duidelijkheid
de corresponderende volledige bijzinnen erboven (de (a)
-zinnen). In de (a) -zinnen zijn het onderwerp, het indirect
object of het lijdend voorwerp van de hogere zin en het onderwerp van de
bijzin gecursiveerd; aangenomen moet worden dat deze zinsdelen telkens
dezelfde personen in de werkelijkheid aanduiden. (De 'hogere' zin is in de
voorbeelden 2 en volgende de
hoofdzin, maar in 1 de bijzin die
zich één niveau hoger bevindt dan de bijzin waarom het hier gaat.)
-
onderwerp bijzin = onderwerp hogere zin:
-
onderwerp bijzin = indirect object hogere zin:
-
onderwerp bijzin = lijdend voorwerp hogere zin:
Bij dit laatste soort gevallen gaat het meestal om lijdende voorwerpen bij
een gezegde dat betekenisverwantschap vertoont met een gezegde dat een
meewerkend voorwerp bij zich krijgt
(vergelijk
[20.4.2]), zie de voorbeelden
11 en
12. Kenmerkend is voorts dat de
bijzin de functie van voorzetselvoorwerp heeft.
Een voorbeeld van een andersoortig geval is de volgende zin:
13Luid zingend hoorden we haar naar
beneden komen.
Ook hier komt het geïmpliceerd onderwerp van de beknopte bijzin overeen met
het lijdend voorwerp van de hoofdzin (haar). Een bijzonderheid
is echter dat haar zelf geïmpliceerd onderwerp is van
naar beneden komen
(zie
[18.5.4.8/1]).
Uit een vergelijking van de voorbeelden
2b en
7b moge blijken dat weglating van
het hulpwerkwoord een beknopte bijzin kan opleveren waarbij meer dan één
interpretatie mogelijk is: in dezelfde context als
2a betekent de bijzin van
2b ook zonder zullen
dat 'moeder van plan is vroeg thuis te komen', in het geval van
7b, in een andere context, is de
betekenis dat 'wij vroeg thuis moeten komen'.
Andere gevallen die verschillende interpretaties van de beknopte bijzin
toelaten, zijn:
14Frank stelde Marinel voor naar
Utrecht te verhuizen.
15Jaap sprak met Maarten af bij de
ingang van het station te wachten.
Naargelang van de context kan de beknopte bijzin in
14 zowel betekenen dat Frank en
Marinel allebei verhuizen als dat één van beiden verhuist (al ligt in het
laatste geval de interpretatie dat Frank verhuist, wellicht het meest voor
de hand). Ten aanzien van 15
bestaan vergelijkbare interpretatiemogelijkheden, maar de interpretatie
waarbij alleen Jaap wacht lijkt hier de meest voor de hand liggende.
Toevoeging in de bijzin van allebei daarentegen zou de
interpretatie dat zowel Jaap als Maarten wachten, dwingend maken. Een
bijzonderheid van 15 in deze
laatste interpretatie is dat het geïmpliceerd onderwerp met een ander dan
de hierboven al genoemde zinsdelen overeenkomt (de bepaling met
Maarten).
2
Het zinsdeel uit de hogere zin waarmee het geïmpliceerd onderwerp van de
bijzin overeenkomt, kan zelf ook geïmpliceerd zijn, dat wil zeggen dat het
niet aanwezig is maar uit context en/of situatie kan worden aangevuld. Zo
zijn in plaats van 6b en
8b ook
16 en
17 mogelijk, zonder indirect object:
16De commandant beval de
versperringen op te blazen.
17Het is geen pretje hier te moeten
wonen.
Een ander voorbeeld:
In vergelijking met 18a en
18b kan de keuze voor
18c, waarin elke verwijzing naar de
ik-persoon ontbreekt, een uiting van beleefdheid zijn. Een zin als
18c kan echter net als een zin als
17 ook opgevat worden als een
algemene uitspraak, waarbij als geïmpliceerd indirect object van de
hoofdzin 'iemand' of 'een mens' aangenomen kan worden ('Het is voor iemand
geen pretje...', 'De eerlijkheid gebiedt een mens te zeggen...'). Het
geïmpliceerd onderwerp van de beknopte bijzin kan derhalve omschreven
worden met een voornaamwoord met vage, algemene referentie (men
en equivalenten), bijv.: 'Het is geen pretje als men/je hier moet wonen'.
Andere voorbeelden van algemene uitspraken waarin beknopte bijzinnen
voorkomen, zijn:
19Het is gezond (om) veel te
wandelen.
20Het
is goed (om) hier te zijn.
21Het verdient aanbeveling (om) eerst
goed de inleiding van dit boek door te lezen.
De beknopte bijzinnen fungeren hier als eigenlijk onderwerp (na het
voorlopige onderwerp het). Het geïmpliceerd onderwerp van de
beknopte bijzin is ook hier 'men'.
Een aparte groep vormen beknopte bijzinnen als de volgende, die het
karakter van een vaste uitdrukking hebben. Ze zijn meestal te omschrijven
als als-zinnen met het onderwerp men. Voorbeelden:
22Om kort te gaan/om een
lang verhaal kort te maken, iedereen was die hele zaak al lang
zat. ('Als men kort gaat'/' als men een lang verhaal kort
maakt')
23Om het recht voor zijn
raap te zeggen, Co was gewoon gek. ('Als men het recht voor
zijn raap zegt')
24Om het zacht uit te
drukken, zij hadden noch de toon noch de houding van een
christenmens. ('Als men het zacht uitdrukt')
25Alles bij elkaar
genomen heb je gelijk. ('Als men alles bij elkaar
neemt')
26Eerlijk gezegd
durft zijn broer niet. ('Als men het eerlijk zegt')
In deze gevallen is identiteit tussen het geïmpliceerde onderwerp en het
onderwerp of het indirect object van de hogere zin niet nodig: de beknopte
bijzin staat hier immers niet in een directe betekenisrelatie tot die
hogere zin, maar hoort veeleer bij een niet-uitgedrukte zin, bijv. in
24: om het zacht uit te
drukken kan men zeggen: (...).
3
Afgezien van vaste uitdrukkingen zoals vermeld onder 2 zijn
beknopte bijzinnen waarin het geïmpliceerd onderwerp niet identiek is met
het onderwerp, het indirect object of het lijdend voorwerp van de zin
waarvan ze afhangen, in strijd met de regels. Voorbeelden:
27Vrolijke kampliedjes zingend
, werden de aardappels geschild.uitgesloten
28Na
een glaasje limonade gedronken te hebben, vertrok de bus met
kinderen weer.uitgesloten
29(Vader en
moeder waren de stad in geweest.) Weer thuisgekomen,
was hun dochter nog niet gearriveerd.uitgesloten
Zijn zinnen als de bovenstaande vanwege het onbedoelde komische effect
duidelijk niet aanvaardbaar, in andere gevallen is het moeilijker een
oordeel te vellen. Zo is een passieve zin als
30, met een doelaanduidende
beknopte bijzin met om te + infinitief, in tegenstelling
tot 27 beslist acceptabel:
30De bevoorradingslijnen werden
vernietigd om de vijand tot een snelle overgave te
dwingen. (= 'Men vernietigde de
bevoorradingslijnen, omdat men de vijand tot een
snelle overgave wilde dwingen')
Vooral als de inbeddende zin gemakkelijk zodanig te veranderen is dat er
een persoonlijk voornaamwoord van de eerste persoon als onderwerp
verschijnt, dat tevens als geïmpliceerd onderwerp van de beknopte bijzin
kan dienen, of als het algemeen verwijzende men als onderwerp
kan fungeren (vergelijk de voorbeelden onder 2), bestaan er
weinig bezwaren tegen de bedoelde constructie. Zin
31 is misschien een grensgeval:
31Al lezende
groeide de behoefte op uw artikel te reageren. (= 'Terwijl
ik uw artikel las, voelde ik een
groeiende behoefte erop te reageren.')
32(Afgesproken werd) dat de verkregen
gegevens ingedeeld zouden worden in klassen, teneinde een en
ander na te gaan. (= '(...) dat we
/men de verkregen gegevens zouden/zou indelen in
klassen, teneinde een en ander na te gaan.')
33Om deze vraag te
beantwoorden is alweer een korte uiteenzetting over enige
principiële kwesties nodig. (= 'Om deze vraag te beantwoorden, moet
ik/men alweer een korte
uiteenzetting over enige principiële kwesties
geven.')
34Terugkomende op het
examen, er valt een groot verschil te constateren tussen
gymnasium en atheneum. (= 'Terugkomend op het examen,
we kunnen/men kan een groot
verschil constateren tussen gymnasium en atheneum.')
4
Ook in beknopte bijzinnen die geen zinsdeel, maar zinsdeelstuk
zijn, moet een geïmpliceerd onderwerp aangenomen worden. Dat geïmpliceerd
onderwerp kan identiek zijn met een ander zinsdeel uit de inbeddende zin
(zoals in 35b en
36b), ofwel overeenkomen met een
ander element uit dezelfde (naamwoordelijke) constituent waar de beknopte
bijzin deel van uitmaakt (anders gezegd: een ander stuk van het zinsdeel
waarin de beknopte bijzin zinsdeelstuk is). Voorbeelden zijn:
In 37b is het geïmpliceerd
onderwerp van de beknopte bijzin identiek met de persoon die genoemd wordt
in de determinerende genitief (Jans) dan wel in de
voorzetselconstituent (van Jan) bij de kern van de
naamwoordelijke constituent. In 38b
is het geïmpliceerd onderwerp van de beknopte bijzin identiek met de
persoon waar het bezittelijk voornaamwoord mijn naar verwijst.
In andere gevallen moet het algemeen en vaag refererende voornaamwoord
men (of een equivalent) als geïmpliceerd onderwerp beschouwd
worden (vergelijk de gevallen onder 2). Dit doet zich voor bij
beknopte bijzinnen die deel zijn van een naamwoordelijke of een
adjectivische constituent, zoals:
39Het was een prijs om van te
schrikken. ('een prijs waar men
/je van moet schrikken')
40Dat is nu typisch iets om kinderen
blij mee te maken. ('waar men /je
kinderen blij mee kunt maken')
41Het boek is heel leuk om in te
grasduinen. ('heel leuk voor wie erin
grasduint')
Voor meer voorbeelden van beknopte bijzinnen als zinsdeelstuk zij hier
verwezen
naar
[14.5.3.8/i-ii],
[14.6.3.1],
[15.3.4],
[15.4.3]
en
[16.3.3].
Literatuur
Interessante links
ANS
Taalportaal
Taaladvies
Versiegeschiedenis
versie | redacteur(en) | datum | opmerkingen |
2.1 | januari 2019 | Automatische conversie van ANS 2.0 | |
2.0 | W. Haeseryn, K. Romijn, G. Geerts, J. de Rooij, M.C. van den Toorn | 1997 |