1.4.3 Allomorfie in uitheemse woorden
De woordenschat van het Nederlands is diepgaand beïnvloed door ontlening van
woorden aan het Grieks, Latijn, en Frans. Deze ontlening bracht veel
stamallomorfie teweeg die al in de brontalen aanwezig was. Een voorbeeld daarvan
is de volgende set van morfologisch verwante woorden met als basiswerkwoord
poneren:
1pon-eren; pos-itie;
pos-ition-eren, pos-ition-eel
In positie, het zelfstandig naamwoord
dat hoort bij het werkwoord poneren,
zien we de stamallomorf pos- in plaats van pon-. Als we kijken naar
positie en de daarbij
horende gelede woorden, het werkwoord
positioneren en het
adjectief positioneel, dan zien we
dat het grondwoord, dat in isolatie de vorm
positie heeft, voor de
uitheemse suffixen -eer en -eel de vorm position-
heeft. Het extra stukje -on beschouwen we als deel
van het grondwoord, omdat het terugkeert in alle daarvan met een uitheems suffix
afgeleide woorden. Deze allomorfie is een aan het Latijn ontleende, omdat deze
taal al de alternantie
positio/position kende. De vorm
op n is de oudste. In het Latijn
werd de n aan
het woordeinde weggelaten, maar deze bleef woordintern bewaard. Vandaar het
volgende patroon in het Latijn:
2positio
(nominatief enkelvoud) / position-is
(genitief enkelvoud)
In het Nederlands werd positio tot
positie; de vorm
position vinden we in een
aangepaste fonetische vorm terug in het Franse
position en het Engelse
position.
Zoals veel Indo-Europese talen, kent het Latijn het
werkwoordsparadigma (een reeks werkwoordsvormen met
kenmerken voor getal, persoon en tijd) met meerdere stamvormen, in de Latijnse
schoolgrammatica stamtijden geheten: er is een stamvorm
voor de tegenwoordige tijd, één voor de voltooide tijd, en één voor het voltooid
deelwoord. Die laatste stamvorm werd ook gebruikt voor het afleiden van woorden,
bijvoorbeeld met het suffix -io, waardoor we
positio ‘plaatsing’
krijgen.
3Stamtijden voor
poneren
pon-ere 'stellen, plaatsen'
posu-i 'ik heb geplaatst'
posit-us 'geplaatst'
Deze allomorfie vinden we ook terug bij geprefigeerde vormen van
poneren en de daarvan
afgeleide woorden; de stamvorm posit
van het voltooid deelwoord is te zien bij afgeleide nomina op -ie:
Tabel 1.
com-pon-eren, compon-ist | com-posit-ie |
dis-pon-eren, dis-pon-ibel | dis-posit-ie |
ex-pon-eren, ex-pon-ent | ex-posit-ie |
op-pon-eren, op-pon-ent | op-posit-ie |
pro-pon-eren, pro-pon-ent | pro-posit-ie |
trans-pon-eren | trans-posit-ie |
Een soortgelijk patroon van stamallomorfie is te vinden bij de werkwoorden
ageren,
dirigeren, en
informeren:
Tabel 2.
ag-eer, ag-ent | act-eren, act-eur, act-ie, act-ief |
dirig-eer, dirig-ent | direct-eur, direct-ie, direct-ief |
inform-eer, inform-ant | informat-eur, informat-ie, informat-ief |
Het hier besproken voorbeeld poneren
is betrekkelijk complex, omdat er niet alleen een fonologische regel in het spel
is die de slotconsonant van nomina deed verdwijnen, maar ook het systeem van
stamtijden.
Wanneer het gaat om van uitheemse basiswoorden afgeleide woorden, vinden we vaak
twee allomorfen, een die wordt gebruikt bij uitheemse suffigering, en een tweede
die wordt gebruikt voor het woord in isolatie en bij affigering met inheemse
affixen (en in samenstellingen):
Tabel 3. Allomorfie in uitheemse woorden
woord in isolatie | allomorf voor uitheems suffix | allomorf voor inheems suffix |
arbiter | arbitr-age, arbitr-eren | arbiter-s, arbiter-achtig |
cursus | curs-ist, curs-orisch | cursuss-en |
dubbel | doubl-eren, doubl-ure | ver-dubbel-en |
filter | filtr-aat, filtr-eren | filter-en |
minist[ə]r | minist[e]r-ie, minist[e]r-ieel | minister-s |
orkest | orkestr-atie, orkestr-eren | orkest-en |
perfect | perfection-eren, perfection-ist | perfect-e |
profess[ɔ]r | profess[o]r-aat, profess[o]r-abel | profess[ɔ]r-s |
secretaris | secretar-esse, secretar-ieel | secretariss-en |
Dit betekent dat de taalgebruiker van deze woorden twee aparte stamvormen moet
onthouden, een speciale die bij uitheemse woordvorming optreedt zoals filtr-, en een vorm als
filter die bij alle overige
morfologische processen (inclusief flexie) gebruikt wordt.
In sommige gevallen is er een systematisch fonologisch verband tussen de twee
allomorfen. Zo is er een aantal woorden met een uitheemse stamvorm eindigend op
de consonantcluster
tr,
waarmee een vorm op
tər
correspondeert:
Het fonologische verband is het volgende: een consonantcluster zoals
tr of
ɣl kan
niet fungeren als de welgevormde coda van een lettergreep.
Bij syllabificatie van bijvoorbeeld een vorm als
filtr zal de
r niet
kunnen worden opgenomen in de prosodische structuur, dat wil zeggen: niet tot
deel van een syllabe gemaakt. Een stamvorm als filtr- levert geen probleem op als deze vervolgens wordt
gesuffigeerd met een klinker-initieel suffix, omdat dan de
r
samen met de voorafgaande medeklinker het begin van de volgende lettergreep
vormt. Dit is bijvoorbeeld het geval bij het woord
filtr-aat met de
lettergreepverdeling fil.traat. Maar
de vorm in isolatie moet voldoen aan de eis van uitspreekbaarheid. Daarom moet
er een sjwa worden ingevoegd om zo’n vorm uitspreekbaar te maken, en die vorm is
ook de basis voor inheemse woordvorming, zoals in
filteren en
filterzakje.
In uitheemse stammen zien we ook alternanties tussen
s en
t,
tussen ts en
t, en
tussen k en
s:
Tabel 4.
a. | alternantie s en t | act-ie ɑksi | act-ief ɑktif |
adopt-ie adɔpsi | adopt-er-en adɔpterən | ||
convers-ie kɔnvɛrsi | convert-er-en kɔnvɛrterən | ||
tolerant-ie tolərɑnsi | tolerant tolərɑnt | ||
b. | alternantie ts en t | milit-ie militsi | milit-air militɛ:r |
polit-ie politsi | polit-iek politik | ||
relat-ie relatsi | relat-ief relatif | ||
stat-ion statsijɔn | stat-isch statis | ||
c. | alternantie k en s | convoc-atie kɔnvokatsi | convoc-eren kɔnvoserən |
deduc-t-ie dedʏksi | deduc-eren dedyserən | ||
identific-atie idɛntifikatsi | identific-eren idɛntifiserən | ||
public-atie pyblikatsi | public-er-en pybliserən |
De regelmaat is dat een
t aan het
eind van een uitheemse stam voor bepaalde suffixen correspondeert met een
s of
een ts. De
s en
ts
treden op voor een suffix van de vorm
i of
iV…
(suffixen als -ie, -iaan, -ion), op voorwaarde dat er een medeklinker
aan vooraf gaat; na een klinker krijgen we in deze context
ts. In
woorden als politie en
relatie kan de
t
worden weggelaten:
polisi,
relasi,
en dit gebeurt systematisch in het Belgisch-Nederlands. In de uitspraak van
station kan ook de
t
worden weggelaten, en
s en
j
kunnen dan samen gerealiseerd worden als
ʃ:
staʃɔn.
De k aan het
eind van een uitheemse stam correspondeert met een
s voor
een suffix dat met een voorklinker begint.
In uitheemse woorden met velaire nasalen treedt ook stamallomorfie op,
Zie Trommelen (1983:165-6).
met alternanties tussen
ŋ en
ŋɣ,
tussen ŋ en
ŋk, en
tussen ŋɣ en
k:Tabel 5.
a. | alternantie ŋ en ŋɣ | diftong dɪftɔŋ | diftong-eren dɪftɔŋɣerən |
b. | alternantie ŋ en ŋk | fung-eren fʏŋɣerən | funk-tie fʏŋksi |
laryng-aal larɪŋɣal | larynx larɪŋks | ||
c. | alternantie ŋɣ en k | fing-eren fɪŋɣerən | fict-ie fɪksi |
In het uitheemse deel van onze woordenschat vinden we een groot aantal gevallen
van allomorfie die vanuit het gezichtspunt van het Nederlands een onsystematisch
karakter vertonen. Er zijn geen fonologische regels die deze allomorfie kunnen
voorspellen of verantwoorden. In sommige gevallen wordt het grondwoord ingekort
in het ermee corresponderende afgeleide woord, in andere gevallen is de allomorf
in het afgeleide woord juist langer; ook doen zich fonologische veranderingen
voor:
Tabel 6.
a. | verkorting | cursus | curs-ist |
gymnasium | gymnas-iast | ||
Portugal | Portug-ees | ||
b. | verlenging | contract | contractu-eel |
dimensie | dimension-eel | ||
drama | dramat-isch | ||
functie | function-eel | ||
horizon | horizont-aal | ||
orkest | orkestr-eer | ||
Plato | Platon-isch | ||
trauma | traumat-isch | ||
c. | verandering | apost[ə]l | apost[o]l-isch |
cha[ɔ]s | cha[o]t-isch | ||
er[ɔ]s | er[o]t-isch | ||
minist[ə]r | minist[e]r-ieel | ||
orgel | organ-ist | ||
Paulus | Paulin-isch |
Als een uitheems woord uitgaat op een klinker, wordt die vaak weggelaten voor een
suffix dat met een klinker begint:
5Amerika - Amerik-aan
Canada - Canad-ees
cello - cell-ist
inflatie - inflat-oir
piano - pian-ist
propaganda - propagand-ist
solo - sol-ist
Maar in woorden als egoist,
maoist en
hoboist wordt de klinker van
het grondwoord niet weggelaten.
Er zijn twee vormen van allomorfie in uitheemse woorden die een meer
systematisch karakter hebben, klinkerverandering in open lettergreep, en
klinkerreductie in onbeklemtoonde lettergrepen. We zien klinkerverlenging in een
woordpaar als alfabet -
alfabetisch, en
klinkerreductie in een woordpaar als
juweel -
juwelier.
Verder lezen
Klinkerverandering in uitheemse woorden
Bij veel uitheemse woorden correspondeert een ongespannen klinker in het
grondwoord met een gespannen klinker in het afgeleide woord op voorwaarde dat
het woord is afgeleid met een uitheems suffix dat met een klinker begint; de
klinker staat daardoor in een open lettergreep:
Tabel 7.
grondwoord | afgeleid woord |
alcoh[ɔ]l | alcoh[o]lisch |
alfab[ɛ]t | alfab[e]tisch |
cons[ʏ]l | cons[y]lair |
dem[ɔ]n | dem[o]nisch |
elektr[ɔ]n | elektr[o]nisch |
Isra[ɛ]l | Isra[e]liet |
Jak[ɔ]b | Jak[o]biet |
Jez[ʏ]s | Jez[y]iet |
mot[ɔ]r | mot[o]riek |
nect[ɑ]r | nect[a]rine |
Nep[ɑ]l | Nep[a]lees |
profess[ɔ]r | profess[o]raat |
sat[ɑ]n | sat[a]nisch |
De slotlettergreep van de stam mag niet de hoofdklemtoon dragen. Daarom vindt
geen klinkerverandering plaats in een woord als kanonnier (vergelijk
cánon - canoniek waar wel klinkerverandering optreedt):
Tabel 8.
grondwoord | afgeleid woord |
kanón kanɔn | kanonnier kanɔnir |
klarinét klarinɛt | klarinettist klarinɛtɪst |
kolós kolɔs | kolossaal kolɔsal |
modél modɛl | modelleren modɛlerən |
tirán tirɑn | tiranniseren tirɑniserən |
Uitheemse woorden die eindigen op -on of -or zijn bijzonder omdat hier de verandering van een
ongespannen klinker naar een gespannen klinker ook optreedt voor het inheemse
meervoudssuffix -en. Als het meervoudssuffix -s gekozen wordt, dan treedt er geen
klinkerverandering op, en wordt de ongespannen klinker gehandhaafd. Met de
klinkerwisseling gaat een verschuiving van de hoofdklemtoon naar rechts gepaard,
naar de lettergreep met de gespannen /o/, zoals we zien in een woordpaar als
dóctors -
doctóren.
Tabel 9.
doct[ɔ]r | doct[ɔ]rs | doct[o]ren |
elektr[ɔ]n | elektr[ɔ]ns | elektr[o]nen |
juni[ɔ]r | juni[ɔ]rs | juni[o]ren |
mot[ɔ]r | mot[ɔ]rs | mot[o]ren |
profess[ɔ]r | profess[ɔ]rs | profess[o]ren |
De koppeling tussen klinkeralternantie zorgt ervoor dat de meervoudsvormen van
deze zelfstandige naamwoorden eindigen in een trochee.
Klinkerreductie
In de volgende woordparen is er een alternantie tussen
e of
ɛ
enerzijds en ə
anderzijds. Dit is een geval van klinkerreductie: een volle
klinker, die beklemtoond is in het grondwoord, wordt gerealiseerd als sjwa in de
corresponderende onbeklemtoonde lettergreep van een ervan afgeleid woord:
Tabel 10.
arr[ɛ]st | arr[ə]statie , arr[ə]steren |
g[ɛ:]nə | g[ə]nant, g[ə]neren |
juw[e]l | juw[ə]lier |
prof[e]t | prof[ə]tes, prof[ə]teren |
Anders dan de gewone klinkerreductie van het Nederlands, die optioneel is, is het
optreden van de sjwa hier verplicht, en de reductie is hier dus gelexicaliseerd.
In sommige uitheemse woorden is deze klinkerreductie niet verplicht. Zo zijn er
twee uitspraken mogelijk van het woord
percentage, afgeleid van
percent
pɛrsɛnt:
pɛrsɛntaӡə
of
pɛrsəntaӡə.
Dit woord is dus alleen onderworpen aan de algemene fonologische regel van
optionele klinkerreductie.
Literatuur
Interessante links
ANS
Taalportaal
Taaladvies
Versiegeschiedenis
versie | redacteur(en) | datum | opmerkingen |
3.0 | Geert Booij | juli 2020 | |
2.1 | januari 2019 | Automatische conversie van ANS 2.0 | |
2.0 | W. Haeseryn, K. Romijn, G. Geerts, J. de Rooij, M.C. van den Toorn | 1997 | hoofdstuk 1,../../data/archief/ans2/e-ans/01/body.html; |