12.3.4.4 Samenkoppelingen met een adjectief
Samenkoppelingen met een adjectief zijn voor het merendeel combinaties van een ongeleed inheems adjectief in combinatie met een ongeleed inheems werkwoord. Voorbeelden zijn:
1blootgeven, blootstaan, doodzwijgen, dwarsliggen, fijnmalen, goedkeuren, grootbrengen, hardmaken, klaarkomen, krompraten, losbreken, platleggen, platlopen, schoonmaken, stuklezen, volgieten, vreemdgaan, vrijspreken, witwassen, zwartmaken
Daarnaast komen er ook enkele gelede adjectieven voor in samenkoppelingen, zoals:
2bekendmaken, bezighouden, gelijklopen, gereedstaan, geringschatten, gevangennemen, tevredenstellen
Deze woordcombinaties kunnen als eenheid optreden in een werkwoordelijke
eindgroep en in de aan
het+infinitief-constructie. Dit geldt bijvoorbeeld
voor de samenkoppeling witwassen,
maar niet voor de woordgroep groen
verven, die geen samenkoppeling is:
In dit soort samenkoppelingen valt de klemtoon op het eerste deel, anders dan in de corresponderende woordgroepen:
Voor sommige adjectieven is productieve vorming van samenkoppelingen mogelijk, zoals voor:
Sommige combinaties van een adjectief en een werkwoord komen alleen voor in de infinitiefvorm of
als immobiel
werkwoord, zoals
snelschaken. In de volgende zin
is er wel sprake van een finiete vorm van het werkwoord, maar dit is alleen
mogelijk in een bijzin waar de twee woorden direct op elkaar volgen:
7Ik ben er trots op dat mijn broer zo goed snelschaakt.
Verder lezen
Literatuur
Interessante links
ANS
Taalportaal
Taaladvies
Versiegeschiedenis
versie | redacteur(en) | datum | opmerkingen |
3.0 | Geert Booij | juni 2022 | |
2.1 | januari 2019 | Automatische conversie van ANS 2.0 | |
2.0 | W. Haeseryn, K. Romijn, G. Geerts, J. de Rooij, M.C. van den Toorn | 1997 | hoofdstuk 12,../../data/archief/ans2/e-ans/12/body.html; |