1.2.1.4 Beperkingen op het rijm van een lettergreep
Een rijm kan na de klinker maximaal twee consonanten bevatten, alleen als de
klinker ongespannen is, en één consonant als de klinker
gespannen is of een sjwa. Woordinterne coda’s met een
maximale lengte eindigen meestal in een obstruent, dus niet
in een sonorante medeklinker.
Trommelen (1983: 121).
Deze tendens zien we in het verschil tussen de woorden in (1a) en de als
afwijkend ervaren klankreeksen in (1b):Deze beperking kent echter uitzonderingen,
Zie Booij (1984), Kager (1989), Botma et al. (2008).
woorden met een sonorante consonant na een gespannen klinker aan het
eind van de eerste syllabe, zoals:
2weel.de, aar.de, Maar.ten, pien.ter,
vaan.del
Bovendien geldt deze beperking niet voor morfologisch gelede woorden zoals die in
(3):
3baar.den, beem.den, maan.den,
naal.den
kerm.de, talm.de, duw.de, zwaai.de
De tendens dat in ongelede woorden sonorante medeklinkers niet optreden aan het
eind van een rijm met drie posities kan daarom beter gezien worden als een morfeemstructuurconditie.
Tweeklanken kunnen in een rijm niet gevolgd worden door een
glijklank of een
r. Dat
tweeklanken niet voor een
r in
hetzelfde rijm kunnen optreden, kan worden verklaard vanuit de daarvoor
noodzakelijke articulatie: om de tweede helft van een tweeklank te realiseren
moet de tong bewegen in de richting van de positie van de hoge klinkers, maar de
r
vereist juist beweging in de richting van het centrum van de klinkerruimte.
Koopmans-Van Beinum (1969).
Deze beperking laat ook de cruciale rol van lettergreepstructuur zien,
want als de r
in de volgende lettergreep staat, is er geen probleem: woorden als
Beira,
Europa
œyropa,
neuron
nœyrɔn,
laurier en
Laura zijn probleemloos uitspreekbaar.
Zie Zonneveld & Trommelen (1980).
De glijklanken
j en
w
komen alleen voor aan het eind van een coda na een klinker, maar niet na een
ongespannen klinker: mooi
moj,
draai
draj,
nieuw
niw,
duw
dyw,
leeuw
lew. Zo zijn
bijvoorbeeld *drai
drɑj en
*lew
lɛw
onmogelijke woorden. Uitzonderingen zijn uitroepen als
hoi
hɔj en
leenwoorden als mais,
boiler en
detail. De
j komt
alleen voor na lange achtervocalen (4a), en de
w
alleen na lange voorvocalen (4b):
Deze beperkingen laten ook het verschil zien tussen de echte tweeklanken
ɛi, ɔu,
œy en combinaties van een klinker en een
glijklank. Na echte tweeklanken kan in het rijm probleemloos een medeklinker
volgen, als in eik,
oud, en
huik, maar niet na een
cluster klinker+ glijklank. Rijmen als
*aik,
*aip, en
*aim zijn niet mogelijk.
Daarom worden diftongen opgevat als complexe nucleï, terwijl een
glijklank in de coda staat; zie Booij (1989).
De velaire nasaal
ŋ kan
alleen voorafgegaan worden door korte, ongespannen klinkers. Naast
bang en
streng zijn woorden als
*baang en
*streeng dus onmogelijk.
Voor deze beperking is een historische verklaring mogelijk: de velaire
nasaal was oorspronkelijk de reeks
ŋg,
een consonantcluster dus, en de
ŋ
gedraagt zich daarom fonotactisch nog steeds als een cluster waardoor er
alleen ongespannen klinkers aan vooraf kunnen gaan; zie Booij
(1980).
De sjwa stelt specifieke eisen aan de coda’s waarmee deze klinker gecombineerd
kan worden. De sjwa is fonetisch kort, maar gedraagt deze zich qua
combineerbaarheid als een gespannen klinker, want er kan maximaal één
medeklinker in de coda op volgen. Bovendien komen niet alle medeklinkers voor in
de coda van sjwa-syllaben, en sommige slechts marginaal, met name de
obstruenten. De meeste van deze obstruenten vertonen nooit een alternantie met
een stemhebbende tegenhanger: er zijn geen onderliggende vormen met
əb of
əd. De
combinatie ə +
velaire wrijfklank vinden we vrijwel uitsluitend in
woorden die eindigen op het suffix
-ig, en in enkele woorden waarin
we geen suffix meer herkennen, zoals
hevig en
lenig. De coda
-ək
vinden we vooral in woorden die eindigen op het suffix -lijk, zoals menselijk.
Zie Van Oostendorp (1997).
Dit zijn de coda’s die voorkomen:Tabel 1. Coda: sjwa met consonant
-əl | zetel |
-ər | ader |
-əm | bezem |
-ən | leven |
-əp | Wezep |
-ət | lemmet |
-ək | monnik, lelijk |
-əf | gannef |
-əs | lobbes |
-əx/əɣ | schunnig, zuinig |
Dergelijke clusters kunnen in ongelede woorden nog wel gevolgd worden door een
alveolaire obstruent, zoals in arend, wereld, en
buizerd. Er zijn geen lettergrepen met een sjwa gevolgd door een
glijklank of een velaire nasaal.
Verder lezen
Literatuur
Interessante links
ANS
Taalportaal
Taaladvies
Versiegeschiedenis
versie | redacteur(en) | datum | opmerkingen |
3.0 | Geert Booij | juli 2020 | |
2.1 | januari 2019 | Automatische conversie van ANS 2.0 | |
2.0 | W. Haeseryn, K. Romijn, G. Geerts, J. de Rooij, M.C. van den Toorn | 1997 | hoofdstuk 1,../../data/archief/ans2/e-ans/01/body.html; |