Voorbeeldzoeker x
(typ in het invoerveld om het voorbeeld te wijzigen)
zoek dit voorbeeld in:
ANS

Woordenboeken

  • INT (500 AD - heden)
  • Etymologiebank
  • Woordenlijst.org

Corpora en lexica

  • Corpus Hedendaags Nederlands Clarin login
  • GrETEL (CGN, Lassy)
  • SoNar Clarin login
  • Delpher
  • Celex Clarin login

Overige bronnen

  • Taalportaal
  • DBNL
  • Taaladvies.net
  • Wikipedia
  • Google
12.4.3.3 Adjectief + substantief
De samenstelling adjectief+substantief is productief, vooral als het eerste deel een adjectief van inheemse oorsprong is, en ongeleed is.
Schlücker (2014).
Het linkerdeel geeft een eigenschap aan van het rechterdeel, dat ook naar betekenis de kern is. Zo is een bruinbrood een brood dat bruin is. Andere voorbeelden zijn:
1blijspel, dundoek, edelman, groothandel, kleingeld, ruwbouw, smalspoor, sneltest, volmacht, witlof, zuurkool
Samenstellingen van dit type hebben de hoofdklemtoon gewoonlijk op het adjectivische eerste deel, bijv. mátglas. Bij uitzondering komt deze klemtoon op het substantief, bijv. hoogléraar. Soms is de klemtoon wisselend: kleingéld/kléingeld, nieuwjáár/níeuwjaar, stilléven/stílleven.
Uitheemse adjectieven worden slechts zeer beperkt gebruikt in dit type samenstelling. Voorbeelden van zulke samenstellingen met een uitheems adjectief zijn:
2normaalverdeling, speciaalzaak, spectraalanalyse, totaalindruk
Adjectief-substantiefsamenstellingen fungeren als namen, en niet als beschrijvingen. Dat zien we aan een woord als hardhout, dat de naam is voor een bepaald type hout. Het adjectief hard kan hier niet gemodificeerd worden, anders dan in een woordgroep zoals heel hard hout, een beschrijving van hout met een bepaalde eigenschap.
Verder lezen
Algemene kenmerken
De vorming van adjectief-substantiefsamenstellingen kan worden geblokkeerd als vergelijkbare woordgroepen als namen gebruikt worden. Zo gebruiken we niet de samenstelling roodwijn (vergelijk de samenstellingen roodkoraal en roodvos), maar de woordgroep rode wijn als naam van een bepaald type wijn.
De keus tussen samenstelling of woordgroep als naam voor iets hangt mede af van de omvang van de groep vergelijkbare samenstellingen en woordgroepen. Zo hebben namen voor soorten melk doorgaans de vorm van een woordgroep: magere melk, verse melk, volle melk, dus niet magermelk, etc. Volgens Taeldeman (1978: 52) is er in het Belgische Nederlands soms voorkeur voor de woordgroepsvorm door het contact met het Frans, dat vaak woordgroepen gebruikt. Daarom zou bijvoorbeeld de voorkeur worden gegeven aan de woordgroep culturele raad boven de samenstelling cultuurraad. Voor het Duits is aangetoond dat hoe groter de familie van verwante samenstellingen is, des te gauwer de samenstelling als vorm wordt gekozen, en dat geldt evenzo voor de keuze van de woordgroep (Schlücker & Plag 2011).
Ook comparatieven van enkele adjectieven kunnen als eerste deel van dit type samenstellingen optreden, zoals in lagerhuis, hogerhuis, evenals de woorden meer en minder: meerwaarde, meeropbrengst, minderbroeder.
Vaak treedt er betekenisdifferentiatie op ten opzichte van ermee corresponderende naamwoordelijke constituenten. Zo hoeven kleinkinderen helemaal geen kleine kinderen te zijn en is (een) grootvader niet hetzelfde als een grote vader. Soms betreft het specifiek technische termen of begrippen, zoals hoogspanning, laagbouw, nieuwbouw (ook in complexere samenstellingen: nieuwbouwwoning, nieuwbouwprijs), smalfilm en zwakstroom.
Een aparte, eveneens productieve, groep vormen de samenstellingen met de onverbuigbare adjectieven linker en rechter. Dergelijke samenstellingen worden bijvoorbeeld gebruikt ter aanduiding van lichaamsdelen en (delen van) kledingstukken. Voorbeelden van met linker- en rechter- samengestelde substantieven zijn:
3linkerarm, linkerbovenhoek, linkerdeur, linkerschoen
rechterbeen, rechterbladzij, rechterhelft, rechteroever, rechterpijp
Samenstellingen van het type adjectief+substantief kunnen qua betekenis exocentrisch zijn. Dat geldt bijvoorbeeld voor de volgende samenstellingen:
4blauwhelm, bleekneus, heethoofd, stijfkop
Dit type samenstelling duidt vaak mensen aan. Een blauwhelm is bijvoorbeeld een persoon met een blauwe helm, een VN-soldaat. Zulke samenstellingen worden possessieve samenstellingen genoemd omdat ze een wezen met een door de samenstelling genoemd bezit aanduiden. Er is bij de interpretatie van deze samenstellingen sprake van metonymie: met het woord voor een bepaalde zaak benoem je een persoon die of een dier dat bezitter is van die zaak. In formeel opzicht blijft het rechterdeel het hoofd, zoals blijkt uit de keuze van het meervoudsuffix. Verkleinwoorden krijgen bijvoorbeeld altijd -s als meervoudsuffix, en dat geldt ook voor roodborstje.
Ook diernamen kunnen op die manier gevormd worden, zoals langoor en neushoorn, zij het dat heel wat van deze diernamen alleen als eerste deel van een verkleinwoord, zoals roodborstje, voorkomen.
Adjectief-substantiefcombinaties komen ook als linkerdeel van een samenstelling voor in dierennamen, bijv.:
5bontbekplevier, breedlipneushoorn, kortsnavelboomkruiper, langpootmug, roodbuikpadje, ruigpootbuizerd, spitssnuitadder
In een aantal gevallen heeft de possessieve samenstelling een ander genus dan het oorspronkelijke substantief: vergelijk bijv. de heethoofd met het hoofd (maar het heethoofd komt ook voor) en de domoor en de langoor met het oor.
Samenstellingen met verbogen adjectieven
Bij enkele samenstellingen die opgebouwd zijn uit een adjectief en een substantief, kan het eerste deel de verbogen vorm, eindigend op een sjwa, hebben. Samenstellingen van het hier genoemde type moeten onderscheiden worden van woordgroepen die bestaan uit dezelfde elementen. Afgezien van betekenisverschil en een eventueel klemtoonverschil, doen zich syntactische en morfologische verschillen voor. Zo wordt hogeschool als samenstelling opgevat, onder andere vanwege combinatiemogelijkheden als:
6een hoge hogeschool
Tussen een woordgroep en een samenstelling zijn er duidelijke syntactische verschillen. In het eerste geval kan er een graadaanduidend bijwoord voor het adjectivische element komen, in het tweede geval niet; vergelijk:
7Je moet niet die lage maar die erg hoge school fotograferen.
*een erg hogeschool
Een verschil doet zich ook voor ten aanzien van de vorming van verkleinwoorden, vergelijk bijv.:
8(een) hogeschooltje = samenstelling
(een) hoog schooltje = woordgroep
Bij het verkleinen van woordcombinaties als rode kool zien we dat beide interpretaties mogelijk zijn: een rodekooltje (samenstelling) en een rood kooltje (woordgroep) komen beide voor.
De hoofdklemtoon ligt bij samenstellingen van dit niet-productieve eerste type meestal op het tweede deel :
9hogeschóól, jongehéér, oudejáár, plattelánd, rodekóól, vastelánd.
Een enkele keer ligt de hoofdklemtoon op het adjectief: blíndeman, wíttebrood.
Literatuur
Hüning (2010), Hüning & Schlücker (2010), Schlücker & Plag (2011), Schlücker (2014), Booij (2019a).
Literatuur
    Interessante links
    ANS
    Taalportaal
    Taaladvies
    Versiegeschiedenis
    versie redacteur(en) datum opmerkingen
    3.0 Geert Booij juni 2022
    2.1 januari 2019 Automatische conversie van ANS 2.0
    2.0 W. Haeseryn, K. Romijn, G. Geerts, J. de Rooij, M.C. van den Toorn 1997 hoofdstuk 12,../../data/archief/ans2/e-ans/12/body.html;
    Interessante links