12.4.3.3 Adjectief + substantief
De samenstelling adjectief+substantief is productief, vooral als het eerste deel
een adjectief van inheemse oorsprong is, en ongeleed is.
Schlücker (2014).
Het linkerdeel geeft een eigenschap aan van het rechterdeel, dat ook naar
betekenis de kern is. Zo is een
bruinbrood een brood dat bruin
is. Andere voorbeelden zijn:
1blijspel, dundoek,
edelman, groothandel, kleingeld, ruwbouw, smalspoor, sneltest, volmacht,
witlof, zuurkool
Samenstellingen van dit type hebben de hoofdklemtoon gewoonlijk op het
adjectivische eerste deel, bijv.
mátglas. Bij uitzondering komt
deze klemtoon op het substantief, bijv.
hoogléraar. Soms is de
klemtoon wisselend:
kleingéld/kléingeld,
nieuwjáár/níeuwjaar,
stilléven/stílleven.
Uitheemse adjectieven worden slechts zeer beperkt gebruikt in dit type
samenstelling. Voorbeelden van zulke samenstellingen met een uitheems adjectief
zijn:
2normaalverdeling,
speciaalzaak, spectraalanalyse, totaalindruk
Adjectief-substantiefsamenstellingen fungeren als namen, en niet als
beschrijvingen. Dat zien we aan een woord als
hardhout, dat de naam is
voor een bepaald type hout. Het adjectief
hard kan hier niet gemodificeerd
worden, anders dan in een woordgroep zoals heel hard
hout, een beschrijving van hout met een bepaalde
eigenschap.
Verder lezen
Algemene kenmerken
De vorming van adjectief-substantiefsamenstellingen kan worden geblokkeerd als
vergelijkbare woordgroepen als namen gebruikt worden. Zo gebruiken we niet de
samenstelling roodwijn (vergelijk de
samenstellingen roodkoraal en
roodvos), maar de woordgroep
rode wijn als naam van een
bepaald type wijn.
De keus tussen samenstelling of woordgroep als naam voor iets hangt mede
af van de omvang van de groep vergelijkbare samenstellingen en
woordgroepen. Zo hebben namen voor soorten melk doorgaans de vorm van
een woordgroep: magere melk,
verse melk,
volle melk, dus niet
magermelk, etc.
Volgens Taeldeman (1978: 52) is er in het Belgisch-Nederlands soms
voorkeur voor de woordgroepsvorm door het contact met het Frans, dat
vaak woordgroepen gebruikt. Daarom zou bijvoorbeeld de voorkeur worden
gegeven aan de woordgroep culturele raad boven de
samenstelling cultuurraad. Voor het Duits
is aangetoond dat hoe groter de familie van verwante samenstellingen is,
des te gauwer de samenstelling als vorm wordt gekozen, en dat geldt
evenzo voor de keuze van de woordgroep (Schlücker & Plag 2011).
Ook comparatieven van enkele adjectieven kunnen als eerste deel van dit type
samenstellingen optreden, zoals in
lagerhuis,
hogerhuis, evenals de
woorden meer en
minder:
meerwaarde,
meeropbrengst,
minderbroeder.
Vaak treedt er betekenisdifferentiatie op ten opzichte van ermee corresponderende
naamwoordelijke constituenten. Zo hoeven
kleinkinderen helemaal geen
kleine kinderen te zijn en
is (een) grootvader niet hetzelfde
als een grote vader. Soms betreft
het specifiek technische termen of begrippen, zoals
hoogspanning,
laagbouw,
nieuwbouw (ook in complexere
samenstellingen: nieuwbouwwoning,
nieuwbouwprijs),
smalfilm en
zwakstroom.
Een aparte, eveneens productieve, groep vormen de samenstellingen met de
onverbuigbare adjectieven linker en
rechter. Dergelijke
samenstellingen worden bijvoorbeeld gebruikt ter aanduiding van lichaamsdelen en
(delen van) kledingstukken. Voorbeelden van met
linker- en
rechter- samengestelde
substantieven zijn:
3linkerarm,
linkerbovenhoek, linkerdeur, linkerschoen
rechterbeen,
rechterbladzij, rechterhelft, rechteroever,
rechterpijp
Samenstellingen van het type adjectief+substantief kunnen
qua betekenis exocentrisch zijn. Dat geldt bijvoorbeeld
voor de volgende samenstellingen:
4blauwhelm, bleekneus,
heethoofd, stijfkop
Dit type samenstelling duidt vaak mensen aan. Een
blauwhelm is bijvoorbeeld
een persoon met een blauwe helm, een VN-soldaat. Zulke samenstellingen worden
possessieve samenstellingen genoemd omdat ze een wezen
met een door de samenstelling genoemd bezit aanduiden. Er is bij de
interpretatie van deze samenstellingen sprake van
metonymie: met het woord voor een bepaalde zaak benoem je
een persoon die of een dier dat bezitter is van die zaak. In formeel opzicht
blijft het rechterdeel het hoofd, zoals blijkt uit de keuze van het
meervoudsuffix. Verkleinwoorden krijgen bijvoorbeeld altijd
-s als meervoudsuffix, en
dat geldt ook voor roodborstje.
Ook diernamen kunnen op die manier gevormd worden, zoals langoor en
neushoorn, zij het dat heel wat van deze
diernamen alleen als eerste deel van een verkleinwoord, zoals roodborstje, voorkomen.
Adjectief-substantiefcombinaties komen ook als linkerdeel van een samenstelling
voor in dierennamen, bijv.:
5bontbekplevier,
breedlipneushoorn, kortsnavelboomkruiper, langpootmug, roodbuikpadje,
ruigpootbuizerd, spitssnuitadder
In een aantal gevallen heeft de possessieve samenstelling een ander
genus dan het oorspronkelijke substantief: vergelijk
bijv. de heethoofd met
het hoofd (maar het heethoofd
komt ook voor) en de domoor en
de langoor met
het oor.
Samenstellingen met verbogen adjectieven
Bij enkele samenstellingen die opgebouwd zijn uit een adjectief en een substantief, kan het eerste deel de verbogen vorm, eindigend op een sjwa, hebben. Samenstellingen van het hier genoemde type moeten onderscheiden worden van woordgroepen die bestaan uit dezelfde elementen. Afgezien van betekenisverschil en een eventueel klemtoonverschil, doen zich syntactische en morfologische verschillen voor. Zo wordt hogeschool als samenstelling opgevat, onder andere vanwege combinatiemogelijkheden als:
6een hoge hogeschool
Tussen een woordgroep en een samenstelling zijn er duidelijke syntactische verschillen. In het eerste geval kan er een graadaanduidend bijwoord voor het adjectivische element komen, in het tweede geval niet; vergelijk:
7Je moet niet die lage maar die erg hoge school fotograferen.
*een erg hogeschool
Een verschil doet zich ook voor ten aanzien van de vorming van verkleinwoorden, vergelijk bijv.:
8(een) hogeschooltje =
samenstelling
(een) hoog schooltje =
woordgroep
Bij het verkleinen van woordcombinaties als rode kool zien we dat beide interpretaties mogelijk zijn: een rodekooltje (samenstelling) en een rood kooltje (woordgroep) komen beide voor.
De hoofdklemtoon ligt bij samenstellingen van dit niet-productieve eerste type meestal op het tweede deel :
9hogeschóól, jongehéér, oudejáár, plattelánd, rodekóól, vastelánd.
Een enkele keer ligt de hoofdklemtoon op het adjectief:
blíndeman,
wíttebrood.
Literatuur
Hüning (2010), Hüning & Schlücker (2010), Schlücker & Plag (2011), Schlücker (2014), Booij (2019a).
Literatuur
Interessante links
ANS
Taalportaal
Taaladvies
Versiegeschiedenis
versie | redacteur(en) | datum | opmerkingen |
3.0 | Geert Booij | juni 2022 | |
2.1 | januari 2019 | Automatische conversie van ANS 2.0 | |
2.0 | W. Haeseryn, K. Romijn, G. Geerts, J. de Rooij, M.C. van den Toorn | 1997 | hoofdstuk 12,../../data/archief/ans2/e-ans/12/body.html; |