12.3.2 Afleiding
Voor de afleiding van werkwoorden worden prefigering en suffigering gebruikt. Bij
prefigering wordt zowel van inheemse als van uitheemse
prefixen (voorvoegsels) gebruik gemaakt (zoals in
respectievelijk
be-planten
en
re-organiseren).
De vorming van werkwoorden door middel van suffixen is
beperkt. Het belangrijkste suffix is -eer, soms voorafgegaan door -is (-iseer) dat vooral combineert met uitheemse
stammen, zoals in
alarmeren
en
standaardiseren.
Maar er zijn ook werkwoorden als
kleineren,
met een inheems basiswoord. Daarnaast zijn er veel
werkwoorden waarvan de stam eindigt op -el of -er,
zoals kwebbelen
en fladderen,
maar waarvoor meestal geen basiswoord valt aan te
wijzen.
Prefixen die gebruikt worden voor de vorming van werkwoorden zijn woordsoortbepalend. Ze worden
gecombineerd met werkwoorden, substantieven en adjectieven,
en resulteren dan steeds in werkwoorden (vergelijk
bekijken,
bedijken
en bezatten,
afgeleid van respectievelijk een werkwoord, een substantief,
en een adjectief). Ook als het basiswoord een werkwoord is,
moet het prefix nog steeds als woordsoortbepalend beschouwd
worden. Dat blijkt uit het feit dat de
syntactische valentie van
basiswerkwoord en afgeleid werkwoord kunnen verschillen. Zo
worden met het prefix be-
verplicht overgankelijke werkwoorden
gemaakt, ook als het basiswerkwoord dat niet is. Vergelijk
het verplicht overgankelijke werkwoord
bekijken
met het basiswerkwoord
kijken
dat niet verplicht een lijdend voorwerp bij zich heeft.
Verder lezen
Literatuur
Interessante links
ANS
Taalportaal
Taaladvies
Versiegeschiedenis
versie | redacteur(en) | datum | opmerkingen |
3.0 | Geert Booij | juni 2022 | |
2.1 | januari 2019 | Automatische conversie van ANS 2.0 | |
2.0 | W. Haeseryn, K. Romijn, G. Geerts, J. de Rooij, M.C. van den Toorn | 1997 | hoofdstuk 12,../../data/archief/ans2/e-ans/12/body.html; |