1.1.2.3.1 Tussentaal
Tussentaal wordt gekenmerkt door een supra-regionale verspreiding en een relatief
sterke mate van informaliteit (in vergelijking met de standaardtaal).
Tussentaalkenmerken zijn niet beperkt tot de informele gesproken taal, maar
komen in geschreven vorm ook voor op sociale media.
Vandekerckhove (2006, 2007), Vandekerckhove & Nobels (2010).
Tussentaal onderscheidt zich van de Belgische variëteit van de standaardtaal
(Belgisch-Nederlands) door een aantal kenmerken. De meest opvallende kenmerken
zijn morfologisch van aard en hebben veelal een Brabantse inslag.
Zie Taeldeman (2008) en Geeraerts & Van de Velde (2012: 534-535) voor
een overzicht van de morfologische, lexicale en syntactische kenmerken
van tussentaal.
Op het gebied van de fonetiek bestaat er geen uniforme supra-regionale
uitspraak die de tussentaal van alle Vlamingen kenmerkt. Tussentaal wordt
veeleer gekleurd door de dialectachtergronden van de sprekers.
Zie Rys & Taeldeman (2007), Taeldeman (2008).
Toch hebben een aantal uitspraakkenmerken een supra-regionale
verspreiding, zoals de afwezigheid van woordfinale
t in
frequente (functie)woorden zoals
dat,
met,
niet, of
goed.
Rys & Taeldeman (2007: 6), Geeraerts & Van de Velde (2012:
534).
Typerend voor de tussentaal van sprekers uit de regio’s Antwerpen en
Brabant zijn bijvoorbeeld
Zie Rys & Taeldeman (2007: 5).
- de monoftongering en opener uitspraak van de tweeklanken εi en œy,
- de gesloten uitspraak van de ongespannen klinkers ɪ, ʏ, ɛ,
- de rekking van de gesloten, gespannen klinkers i, y, u.
De tussentaal van sprekers uit West-Vlaanderen onderscheidt zich dan weer
door
- de uitspraak van ɣ als h of ɦ,
- de open uitspraak van de ongespannen klinkers ɪ, ʏ, ɛ,
- de gesloten uitspraak van de tweeklanken εi en œy.
Verder lezen
Het gebruik van tussentaal hangt samen met sociale, situationele en stilistische
variatie: de variëteit wordt niet door alle (groepen van) sprekers en in alle
situaties evenveel gebruikt. Zo wordt er bijvoorbeeld meer tussentaal gebruikt
door jongeren dan door ouderen.
Geeraerts & Van de Velde (2012: 536, 540); uit onderzoek van
Geeraerts (2001) blijkt ook dat in populaire Vlaamse soapseries meer
tussentaal wordt gebruikt door jonge personages en door personages die
de lagere sociale klasse vertegenwoordigen.
Op het continuum tussen dialecten en standaardtaal (in dit geval
Belgisch-Nederlands), neemt tussentaal een positie in die relatief ver
verwijderd is van de standaardtaal. Dit in tegenstelling tot de Nederlandse
situatie waar de supra-regionale variëteiten veel nauwer aansluiten bij de
standaardtaal. Dit heeft te maken met de verschillende
standaardiseringsprocessen in beide taalgebieden. In Nederland zette de
standaardisering veel eerder in, namelijk in de loop van de 17de eeuw, en
ontstonden er variëteiten tussen de standaardtaal en de dialecten als gevolg van
een behoefte aan een informelere variëteit die toch een bovenregionale functie
kon vervullen. Vlaanderen deed niet mee aan dit standaardiseringsproces, omdat
het nog door de Fransen bezet was. Pas veel later (late 19de eeuw) ontwikkelde
zich ook in Vlaanderen een standaardtaal, die gericht was op de noordelijke norm.
Geeraerts & Van de Velde (2012: 533).
Tussentaal ontstond er vanuit een behoefte aan een bovenregionale
variëteit en ontwikkelde zich vanuit de dialecten ('bottom-up') en vanuit een reactie tegen de uit het noorden
overgenomen standaardtaal.
Grondelaers & Van Hout (2011: 222, 227).
Literatuur
Interessante links
ANS
Taalportaal
Taaladvies
Versiegeschiedenis
versie | redacteur(en) | datum | opmerkingen |
3.0 | Kathy Rys | november 2020 | |
2.1 | januari 2019 | Automatische conversie van ANS 2.0 | |
2.0 | W. Haeseryn, K. Romijn, G. Geerts, J. de Rooij, M.C. van den Toorn | 1997 | hoofdstuk 1,../../data/archief/ans2/e-ans/01/body.html; |