20.6.3.2 Een voornaamwoordelijk bijwoord
Verder lezen
1
Een voorzetselconstituent die bestaat uit een voorzetsel gevolgd door een
voornaamwoord kan soms vervangen worden door een voornaamwoordelijk
bijwoord; in het geval van het persoonlijk voornaamwoord het
is het gebruik van het voornaamwoordelijk bijwoord met er-
verplicht. Voorbeelden zijn:
1Ik hoop erop,
maar ik reken er niet
op.
2Waar begin je
aan?
3Ze zijn tegenwoordig ook
nergens mee tevreden.
Zie voor het gebruik van voornaamwoordelijke bijwoorden
verder
[8.7.3].
2
Het voornaamwoordelijk bijwoord met niet-verwijzend gebruik (zie(8.7.1.3,
sectie 4)), dat voorkomt in vaste uitdrukkingen, is als zinsdeel te beschouwen als een
loos
voorzetselvoorwerp. Evenals het loos onderwerp en het loos lijdend
voorwerp het heeft het immers geen betekenis en
geen verwijzende functie. Voorbeelden:
4Nu ben je
erbij.
5We trokken
erop uit.
Literatuur
Interessante links
ANS
Taalportaal
Taaladvies
Versiegeschiedenis
versie | redacteur(en) | datum | opmerkingen |
2.1 | januari 2019 | Automatische conversie van ANS 2.0 | |
2.0 | W. Haeseryn, K. Romijn, G. Geerts, J. de Rooij, M.C. van den Toorn | 1997 |