21.4.3 De plaatsing van het onderwerp: algemene regels
Verder lezen
1
Als uitgangspunt nemen we de plaats van het onderwerp ten opzichte van de
eerste pool. In zinnen met voor-pv volgt het onderwerp op de persoonsvorm:
- als die persoonsvorm zelf eerste zinsdeel is (zinstype 1b; zie [21·2·3]) of
- als het zinsdeel vóór de voor-pv een ander dan het onderwerp is.
Voorbeelden zijn respectievelijk:
1|Komt| Henk
morgen bij ons |eten?|
2Morgen |komt|
Henk bij ons |eten.|
De woordvolgorde van de hoofdzin naar de vorm waarbij het onderwerp op de
voor-pv volgt wordt ook wel
inversie genoemd. Men
gaat dan uit van de 'normale' volgorde onderwerp - persoonsvorm. Zie
hierover
echter
[21·3·1·1/2].
In zinnen met achter-pv volgt het onderwerp op de bindterm, bijv.:
3|Als| mijn
vriend met de fiets |komt| (, kunnen we samen een tochtje
maken.)
2
Beperken we ons tot het middenstuk van de zin - enkele opmerkelijke
gevallen van plaatsing van het onderwerp op de laatste zinsplaats worden
in
[21·7·2·2/iii] besproken -, dan kunnen we de volgende twee algemene
regels formuleren:
-
In de zojuist genoemde omstandigheden volgt het onderwerp gewoonlijk meteen op de eerste pool, dat wil zeggen dat er tussen de eerste pool en het onderwerp geen ander element staat. Zie de voorbeelden 1 t/m 3.Er is echter een belangrijke klasse van uitzonderingen. Men name een niet-specifiek onbepaalde naamwoordelijke constituent als onderwerp kan van de voor-pv of de bindterm gescheiden zijn, bijv. door bijwoordelijke bepalingen. Deze onbepaalde onderwerpen hebben een hogere informatieve waarde en staan verder naar achteren in het middenstuk. Meteen na de eerste pool treedt in plaats van het onderwerp vaak (maar niet altijd; zie [8·6·3·3/ii]) het presentatieve er op (zie voorbeeld 4). Voorbeelden met een substantivisch onderwerp zijn:4Nog steeds |is| er dringend bloed nodig.5Na veel strijd |werd| ten slotte in 1122 in Worms een Concordaat tussen keizer en paus |gesloten.|De onbepaalde voornaamwoorden sluiten zich hierbij aan, bijv.:6Vorige week |is| hier onverwacht iemand |komen aanbellen.|De plaatsing van onderwerpen ten opzichte van bijwoordelijke bepalingen vindt men uitvoerig behandeld in [21·4·8·2].
-
Het onderwerp gaat over het algemeen aan de in het middenstuk aanwezige voorwerpen vooraf, bijv.:7Voor straf |moest| Bart een opstel |schrijven.|8Als beloning |heeft| vader Saskia een nieuwe fiets |gegeven.|Ook hier vormen onbepaalde constituenten soms een uitzondering op de regel. Zie hiervoor onder meer [21·4·7].
Deze beide plaatsingsregels gelden in feite alleen dan altijd als het
onderwerp een persoonlijk
voornaamwoord is (tot welke categorie ook
men gerekend kan
worden). Deze elementen staan dus verplicht direct na de eerste pool, bijv.:
9Dat |heb| jij
gisteren |gezegd.|
10Gisteren |zijn|
ze in de stad |gesignaleerd. |
11|Opdat| men de
dieven |zou kunnen vatten| (werd een radiobericht
verspreid.)
12Vandaag |is|
men onverwacht tot de actie over|gegaan.
|
Opmerking
Verdieping
Opmerking
We zien hierbij af van speciale gevallen zoals contrastieve zinnen,
waarin het onderwerp door niet van de persoonsvorm
gescheiden wordt. Vergelijk met zin
9 hierboven:
iDat |heb| niet
jíj maar ík |gezegd.|
Is het onderwerp geen persoonlijk voornaamwoord, dan is het mogelijk van de
regel af te wijken door het onderwerp na een voorwerp te plaatsen. Deze
afwijkingen worden in de volgende subparagrafen besproken.
Literatuur
Interessante links
ANS
Taalportaal
Taaladvies
Versiegeschiedenis
versie | redacteur(en) | datum | opmerkingen |
2.1 | januari 2019 | Automatische conversie van ANS 2.0 | |
2.0 | W. Haeseryn, K. Romijn, G. Geerts, J. de Rooij, M.C. van den Toorn | 1997 |