9.6.4 In een scheidbaar samengesteld werkwoord
We
vinden adposities zonder complement ook in scheidbaar samengestelde werkwoorden,
zoals tegenhouden,
uitnodigen,
aanzetten,
opzetten,
omdoen,
opdrinken en in de
voorbeelden verderop. Het eerste deel van deze werkwoorden, zoals
tegen,
uit,
aan,
op en
om, is steeds een vorm die
we ook tegen kunnen komen als een ander soort adpositie, zoals een voorzetsel of
een adpositie met een voornaamwoordelijk bijwoord als complement.
volgende toegevoegd FL/KR tot en met de
noteNet als bij andere adposities zonder complement, kun je bij
sommige partikels die onderdeel zijn van een scheidbaar samengesteld werkwoord,
een complement denken, zoals Joris zette zijn hoed op (zijn
hoofd) of Kind, doe je sjaal
om (je
nek).
De werkwoorden heten scheidbaar samengestelde werkwoorden
omdat het partikel los kan staan van het
werkwoord maar er ook direct
aan vooraf kan gaan. In dat laatste geval worden partikel
en werkwoord als één woord geschreven.
Verder lezen
In (1) staat het partikel ná het werkwoordelijke gedeelte van het scheidbaar
samengestelde werkwoord. In deze voorbeelden is het scheidbaar samengesteld
werkwoord steeds het enige werkwoord in de (hoofd)zin. In dat geval vult het
werkwoordelijke gedeelte de eerste pool, zoals bijvoorbeeld
hield in (1a), en staat het
partikel vlak voor de tweede pool
(tegen in 1a). De polen worden
gemarkeerd met verticale lijnen; de tweede pool is in de voorbeelden in (1)
leeg, wat aangeduid wordt met het symbool Ø.
In (2) staat het partikel direct voor het werkwoord waar het bij hoort en worden
ze aaneengeschreven als één woord. In (2a) is
tegenhouden het enige
werkwoord in een bijzin (die zomaar alle dure auto's
tegenhouden). Het werkwoordelijke deel
houden vult in dat geval de
tweede pool en het partikel tegen
staat er direct voor. In (2b)-(2d) staat het scheidbaar samengesteld werkwoord
in de hoofdzin, net als in (1), maar staat er ook een hulpwerkwoord in de zin:
had in (2b),
worden in (2c) en
kunt in (2d). In dat geval
vult het hulpwerkwoord de eerste pool, vult het werkwoordelijk gedeelte van het
scheidbaar samengesteld werkwoord de tweede pool, en staat het partikel daar
direct voor.
In (2e) zijn er zelfs twee hulpwerkwoorden:
zou en
willen. De finiete vorm (de
persoonsvorm) staat in de eerste pool, en
willen staat bij
drinken in de tweede pool.
In dit geval staat het partikel op
niet voor de tweede pool, maar in de
tweede pool, direct voor het werkwoord waar het bij hoort,
drinken. Dit wordt wel
doorbreking van de tweede pool genoemd. (De volgorde op
willen drinken is overigens ook mogelijk, zie (3e
)hieronder.)
De voorbeelden in (3), ten slotte, tonen nog andere gevallen waarin het partikel
los staat van het werkwoord. Als het scheidbaar samengesteld werkwoord de vorm
heeft van een infinitief met te,
staat te tussen partikel en
werkwoord in, zoals in (3a) en (3b). En als niet alleen het werkwoord maar ook
één of meer hulpwerkwoorden in de tweede pool staat, kan het partikel aan die
werkwoordelijke eindgroep voorafgaan, zoals in (3c)-(3e). Er staan dan één of
meer hulpwerkwoorden tussen het partikel en het bijbehorende werkwoord in.
Ook samengestelde adposities kunnen het partikel vormen van een scheidbaar
samengesteld werkwoord. Voorbeelden zijn
achteraan,
achteraf,
vooraf en
voorop als bijwoorden met
een lokale, soms temporele betekenis, zoals geïllustreerd wordt in de zinnen in
(4a) en (4b).
FL/KR toegevoegd. Twijfelgeval, aangezien er naar de oude
ANS wordt verwezen.De vorige versie van de ANS noemt
de volgende mogelijke werkwoorden:
achteraanblijven,
achteraankomen,
achteraanlopen,
achteraanstellen,
achterafbrengen;
voorafgaan;
vooropgaan,
vooroplopen,
vooropstellen,
vooropzetten. Met
name de werkwoorden met de partikels
achteraan en
achteraf zijn in het
hedendaagse Nederlands niet meer gebruikelijk en worden door Van Dale
als verouderd beschouwd. Zie ook Syntax of Dutch: Intransitive adpositions and
particles .
Bijwoorden met een richtingaanduidende, soms temporele betekenis zijn
ook mogelijk, onder andere achterna,
achterom,
achterop,
achteruit,
omhoog,
omlaag,
voorbij,
vooruit, zoals in de
voorbeelden in (4c) - (4f). Deze bijwoorden vormen in het hedendaagse Nederlands
in een groot aantal gevallen het eerste lid van een scheidbaar samengesteld
werkwoord, wat blijkt uit de vele mogelijkheden die Van Dale noemt (o.a.
achternadraven,
achternafietsen,
achternahollen,
achternajagen,
achternakijken,
achternabrullen,
achteromkijken,
achteromlopen,
achteropfietsen,
achteropkomen,
achteruitglijden,
achteruitkruipen,
achteruitparkeren,
omhoogkijken,
omhoogklauteren,
omhoogscrollen,
omlaagbuigen,
omlaagdrukken,
omlaagscrollen,
voorbijdraven,
voorbijdringen,
voorbijrijden,
vooruitbewegen,
vooruitbladeren,
vooruitstormen). Het procedé
waarbij dergelijke scheidbaar samengestelde werkwoorden gevormd worden, is in
het geval van deze bijwoorden nog productief, wat betekent dat er nog steeds
nieuwe woorden op deze manier worden gevormd. De voorbeelden
onhoogscrollen en
omlaagscrollen illustreren
dit, aangezien het werkwoord
scrollen tot de recentere
woordenschat van het Nederlands behoort.Verder kunnen ook samengestelde adposities die fungeren als bijwoorden met een
toestandaanduidende betekenis het eerste lid van een scheidbaar samengesteld
werkwoord vormen, zoals achterover,
omver,
onderuit en
voorover.
Een werkwoord als omverschoppen
bijvoorbeeld betekent dat er door de actie die wordt uitgedrukt in het tweede
lid van het werkwoord, namelijk
schoppen, een toestand ontstaat
die door het eerste lid van het werkwoord wordt uitgedrukt, namelijk ‘het omver
zijn’. Het procedé waarbij dergelijke scheidbaar samengestelde werkwoorden
worden gevormd is voor al deze bijwoorden nog productief in het Nederlands. De
bijwoorden komen in een groot aantal werkwoorden voor (o.a.
achteroverbuitelen,
achteroverduikelen,
achterovervallen,
voorovertuimelen,
omvergooien,
omverwerpen,
omverwaaien,
onderuithalen,
onderuitgaan,
onderuitzakken), zoals
geïllustreerd wordt in (5a) – (5c). Ook
aaneen,
bijeen,
dooreen,
ineen,
opeen, en
uiteen zijn bijwoorden met
een toestandaanduidende betekenis, die als eerste lid van een scheidbaar
samengesteld werkwoord kunnen
optreden
(bijvoorbeeld in aaneenschrijven,
bijeenbinden,
bijeendrommen,
bijeenblijven,
dooreengroeien,
dooreenklutsen,
ineengroeien,
ineendraaien,
opeenstapelen,
opeenliggen,
uiteenhalen,
uiteenbarsten,
uiteendrijven). Afgezien van
bijeen en een aantal
gevallen met aaneen, komen zulke
werkwoorden vooral voor in het Belgisch-Nederlands.
Voorbeelden
hiervan zijn (5d)-(5g):
Adposities zonder complement kunnen vrij makkelijk op de eerste zinsplaats gezet
worden,
zoals in (6a) en (6b). In (6b) is het partikel
voor op de eerste zinsplaats
gezet om contrast weer te geven (wat aangeduid wordt door de accenten, namelijk
vóór). We kunnen erbij
denken dat er ook een partij is die
tegen stemde. Als de adpositie
zonder complement fungeert als het eerste lid van een scheidbaar samengesteld
werkwoord daarentegen, dan ligt vooropplaatsing van het partikel minder voor de
hand, zoals geïllustreerd wordt in (6c) voor het scheidbaar samengesteld
werkwoord voorstaan met als
betekenis 'aan de winnende hand zijn in het spel'.
Als de partikels voor en achter hier geïnterpreteerd worden als
ruimtelijke intransitieve adposities (bijv. voor / achter het huis) is
de vooropplaatsing wel zonder meer acceptabel. Zie Syntax od Dutch: Differences between intransitive adpositions
and particles >
Topicalization .
Toch zijn dergelijke vooropplaatsingen niet volledig uitgesloten, wat
blijkt uit het voorbeeld in (6d).Literatuur
- (Den Boon and Hendrickx z.j.)
- (Broekhuis 2013)
Literatuur
Interessante links
ANS
Taalportaal
Taaladvies
Versiegeschiedenis
versie | redacteur(en) | datum | opmerkingen |
3.0 | M. Beliën, K. Rys | januari 2021 | |
2.1 | januari 2019 | Automatische conversie van ANS 2.0 | |
2.0 | W. Haeseryn, K. Romijn, G. Geerts, J. de Rooij, M.C. van den Toorn | 1997 | hoofdstuk 9,../../data/archief/ans2/e-ans/09/body.html; |