1.5.3.1 Het gebruik van clitica
De clitische vormen van functiewoorden zijn niet voorspelbaar op grond van
algemene fonologische regels, en moeten daarom als zodanig worden opgeslagen in
het lexicaal geheugen van de taalgebruiker.
Berendsen (1986), Gussenhoven (1985).
Een algemene eigenschap van clitica is dat ze geen
zinsaccent kunnen dragen. Als we bijvoorbeeld in een
zin contrastief accent willen plaatsen op een persoonlijk of bezittelijk
voornaamwoord, dan moet de volle vorm gebruikt worden:
Booij (1995: 166-69), Kloots (2008: 179).
Zwakke vormen hebben omgekeerd soms meer syntactische mogelijkheden dan sterke
vormen. Zo kunnen de sterke vormen van de persoonlijke voornaamwoorden
jij en
zij niet gebruikt worden
voor algemene uitspraken; daarvoor moeten de zwakke vormen
je en
ze gebruikt worden (zie
paragraaf
1.5.3):
Zwakke vormen zijn ook verplicht in veel uitdrukkingen, zoals in de volgende:
In wederkerende werkwoorden als zich
vergissen en zich
schamen is gebruik van de zwakke vorm van
voornaamwoorden verplicht in het standaard-Nederlands:
Voor bezittelijke voornaamwoorden geldt dat in veel uitdrukkingen verplicht de
zwakke vorm moet worden gebruikt, zoals in de woordgroepen
in
{je
/*jouw}
eentje en
op
{z'n
/*zijn}
vroegst.
Verder lezen
Literatuur
Interessante links
ANS
Taalportaal
Taaladvies
Versiegeschiedenis
versie | redacteur(en) | datum | opmerkingen |
3.0 | Geert Booij | oktober 2020 | |
2.1 | januari 2019 | Automatische conversie van ANS 2.0 | |
2.0 | W. Haeseryn, K. Romijn, G. Geerts, J. de Rooij, M.C. van den Toorn | 1997 | hoofdstuk 1,../../data/archief/ans2/e-ans/01/body.html; |