26.5.1.1 Inleiding
Verder lezen
Het voegwoord dus verbindt taalelementen waarvan dat wat op
dus volgt, een gevolg noemt van hetgeen in het daaraan
voorafgaande element wordt omschreven. Het verband tussen de leden van een
nevenschikking met dus wordt daarom gevolgaanduidend of
consecutief genoemd.
De betekenisverhouding tussen de leden is de omgekeerde van die bij
nevenschikkingen met want. Heel dikwijls is een nevenschikking
met want dan ook in een nevenschikking met dus te
veranderen door verwisseling van de beide leden. Vergelijk:
1Ik blijf maar thuis,
want ik voel me niet lekker.
2Ik voel me niet lekker,
dus ik blijf maar thuis.
Parallel met want zijn er twee soorten nevenschikkingen met
dus te onderscheiden: die waarvan het tweede lid als
uitspraak een gevolg is van wat in het eerste lid wordt
genoemd
(vergelijk
[26.4.1.2]), en die waarvan het tweede lid inhoudelijk
als een gevolg van het eerste lid te beschouwen is
(vergelijk
[26.4.1.3]). Verder kan dus, zoals en
(zie
[26.1.1.3]) en maar
(zie
[26.3.1.2]), aansluiten bij context en/of situatie.
Op grond van de overeenkomst met want wordt de nevenschikking
met dus behandeld bij de bijzondere vormen van nevenschikking.
In feite nemen de nevenschikkingen met dus een tussenpositie
in tussen de in dit hoofdstuk en de in het vorige hoofdstuk behandelde,
omdat ze soms niet, soms wel samentrekking toelaten. Vergelijk:
Opmerking
Verdieping
Opmerking
Behalve het voegwoord dus bestaat ook het voegwoordelijk
bijwoord dus. Deze woorden onderscheiden zich niet
semantisch, maar wel syntactisch van elkaar. Het voegwoordelijk bijwoord
dus kan op verschillende plaatsen in de zin voorkomen; staat
het op de eerste zinsplaats, dan veroorzaakt het (anders dan het
voegwoord dus) inversie van onderwerp en persoonsvorm (zie
ook
[8.5]
en
[21.3.2.1/iii], [2]). Vergelijk:
Literatuur
Interessante links
ANS
Taaladvies
Dagenta
Taalportaal
Versiegeschiedenis
versie | redacteur(en) | datum | opmerkingen |
2.1 | januari 2019 | Automatische conversie van ANS 2.0 | |
2.0 | W. Haeseryn, K. Romijn, G. Geerts, J. de Rooij, M.C. van den Toorn | 1997 |