21.3.5.3 Een vragend of uitroepend voornaamwoord als deel van een naamwoordelijke of
adjectivische constituent
Verder lezen
Vragende (c.q. uitroepende) voornaamwoorden die deel uitmaken van een
naamwoordelijke of een adjectivische constituent kunnen van deze
constituenten gescheiden worden. Vergelijk de volgende paren zinnen:
In de zinnen (a) -zinnen van
1 t.e.m.
4 staat het informatief
belangrijkste element vooraan in de zin, in de (b) -zinnen
verder achteraan. Aangezien het vragende (c.q. uitroepende) voornaamwoord
plaatsvast is, kan het niet mee naar achteren komen. Wat de informatieve
geleding betreft zijn alleen de (b) -zinnen in overeenstemming
met het links-rechts-principe. Dat betekent overigens niet dat dit soort
splitsing altijd even gebruikelijk is als niet-splitsing of zelfs niet dat
splitsing altijd mogelijk is. Alleen als de bedoelde constituent de functie
van lijdend voorwerp (zie 1 en
2) of van naamwoordelijk deel van
het gezegde (zie 3 en
4) heeft, is splitsing in principe
zonder meer mogelijk. Bij een indirect object is splitsing uitgesloten,
vergelijk bijv. 5, met een lijdend
voorwerp, en 6, met een indirect
object:
Betreft het een onderwerp, dan moet er ofwel sprake zijn van een passieve
zin waarvan het onderwerp correspondeert met het lijdend voorwerp van een
actieve zin (zie 8), ofwel het moet
gaan om een zin met een onovergankelijk werkwoord, presentatief
er (of: hier/daar) en een niet-handelend
onderwerp (zie 9 t.e.m.
12). Vergelijk:
Maakt wat voor deel uit van een voorzetselconstituent, dan
is splitsing uitgesloten, bijv.:
Zie voor meer voorbeelden van het hier besproken soort
splitsing
[5·7·3·2/2]
en
[5·10·2].
Literatuur
Interessante links
ANS
Taalportaal
Taaladvies
Versiegeschiedenis
versie | redacteur(en) | datum | opmerkingen |
2.1 | januari 2019 | Automatische conversie van ANS 2.0 | |
2.0 | W. Haeseryn, K. Romijn, G. Geerts, J. de Rooij, M.C. van den Toorn | 1997 |