21.4.7.4 De plaatsing van het onderwerp ten opzichte van twee voorwerpen
Verder lezen
1a
Als in het middenstuk zowel een onderwerp als een lijdend voorwerp als een
indirect object voorkomt en die hebben alle drie de vorm van een
substantivische constituent, dan is de onderlinge volgorde: onderwerp -
indirect object - lijdend voorwerp, bijv.:
1Ten einde raad |heeft| de
hoogleraar de studenten de oplossing maar |vertéld.|
2Uiteindelijk |hebben| de
autoriteiten de moeder het kind terúg|gegeven.|
3Daarna |heeft| de voorzitter de
burgemeester het schilderij |overhándigd.|
1b
Is het indirect object een voorzetselconstituent, dan is de plaatsing
ervan ten opzichte van het lijdend voorwerp variabel. Bij bepaalde
constituenten is de meest gewone volgorde die met de voorzetselconstituent
achteraan: onderwerp - lijdend voorwerp - indirect object met voorzetsel.
Vergelijk met de zinnen hierboven:
In de zinnen 1 t/m 3 ligt de informatieve kern van de mededeling in de werkwoordsinhoud. Het zinsaccent
valt dan ook respectievelijk op
verteld
,
teruggegeven
en
overhandigd
. De zinnen 4 t/m 6 kunnen in dit geval met dezelfde betekenis naast elkaar gebruikt worden, al
zijn de zinnen 1 t/m 3 gewoner. In andere gevallen gebeurt de plaatsing overeenkomstig het
principe van de informatieve geleding: het meest prominente zinsdeel staat het laatst. Een
voorzetselconstituent als indirect object kan nu vóór het lijdend voorwerp staan:
-
als het lijdend voorwerp als informatief belangrijker voorgesteld wordt,
wat met name tot uitdrukking gebracht kan worden door een onbepaalde
constituent, bijv.:
7(In de krant stond) |dat| het meisje aan de burgemeester een schilderíj aan|geboden had. |8(De vrouw zei) |dat| haar zoon voor het meisje een bóek |gekocht had. |Het kan ook om een bepaalde constituent gaan, bijv. in de volgende contrastieve context:9(De vrouw zei) |dat| haar zoon voor het meisje het bóek |gekocht had| (maar niet de boekenkast.)
-
als het lijdend voorwerp nauw met het werkwoord verbonden is, bijv.:
10(Hij hoorde) |dat| de journalist aan één van de ministers een vraag |stelde. |11Vanmorgen |wou| moeder voor m'n vader koffie |zetten. |
De omgekeerde volgorde (lijdend voorwerp vóór indirect object) is in de
genoemde gevallen alleen mogelijk als het lijdend voorwerp een
nadruksaccent heeft, bijv. in een contrastieve context:
12(In de krant stond) |dat| het
meisje een schilderíj aan de burgemeester aan|geboden had| (en niet een
bóek.)
13Vanmorgen |wou| mijn moeder
kóffie voor m'n vader |zetten| (, terwijl ze toch weet dat hij alleen
théé drinkt.)
Een alternatief voor de volgorde in zinnen zoals hier behandeld is
achteropplaatsing (naar de laatste zinsplaats) van de
voorzetselconstituent
(zie
[21·7·2·2/i]).
1a
In passieve zinnen wordt een en ander nog iets gecompliceerder doordat er
een door-bepaling kan optreden, en er op die manier twee
voorzetselconstituenten voor kunnen komen. Toch is de situatie
vergelijkbaar met die in actieve zinnen (zie 1), met dien
verstande dat het onderwerp hier door-bepaling van de
passieve zin is en het lijdend voorwerp onderwerp. Voor de
achteropplaatsing van een van beide of allebei de voorzetselconstituenten
zie men bij de laatste zinsplaats
(
[21·7·2·2/i]).
Als het werkwoord alleen de kern van de mededeling uitmaakt, is de
volgorde van de (bepaalde) constituenten gewoonlijk, en bij voorkeur:
onderwerp - voorzetselloos meewerkend voorwerp - door
-bepaling, bijv.:
14Ten slotte |werd| het kind de
moeder door de autoriteiten terúg|gegeven.|
15Daarna |werd| het schilderij de
burgemeester door de voorzitter |overhándigd.|
Men geeft echter in zinnen als deze de voorkeur aan een meewerkend
voorwerp met aan, dat dan na de twee andere zinsdelen komt:
16Ten slotte |werd| het kind door
de autoriteiten aan de moeder terúg|gegeven.|
17Daarna |werd| het schilderij
door de voorzitter aan de burgemeester |overhándigd.|
1b
Ligt de informatieve kern niet bij het werkwoord alleen, dan komt het
informatief belangrijkste element het laatst. In niet-contrastieve zinnen
is dat in de praktijk het onderwerp of het meewerkend voorwerp, dat dan
samen met het hoofdwerkwoord de informatieve kern vormt. Voorbeelden zijn:
18(Toen kwam het ogenblik) |dat|
door het meisje aan de burgemeester een schilderíj |overhandigd moest
worden.|
19Tot ieders verbazing |werd| het
schilderij door het meisje aan een klein jóngetje |gegeven.
|
Voorbeelden van contrastieve zinnen, waarin het desbetreffende zinsdeel
zonder het werkwoord de informatieve kern vormt, zijn:
20(Het gerucht ging) |dat| het/een
kind door de rechter aan zijn móeder toe|gewezen was| in plaats van aan
zijn váder.)
21(In de krant van gisteren stond)
|dat| door het meisje aan de burgemeester het schilderíj aan|geboden was|
(en niet de gedénkpenning, zoals de bedoeling was.)
22(Men vond) |dat| het schilderij
aan de burgemeester door een méisje |overhandigd moest worden| (en niet
door een jóngetje.)
Met dezelfde betekenis en in dezelfde context bruikbaar, is naast de volgorde van 21 en 22 ook
mogelijk:
23(In de krant van gisteren stond)
|dat| het schilderíj door het meisje aan de burgemeester aan|geboden was|
(en niet de gedénkpenning, zoals de bedoeling was.)
24(Men vond) |dat| het schilderij
door een méisje aan de burgemeester |overhandigd moest worden| (en niet
door een jóngetje.)
Literatuur
Interessante links
ANS
Taalportaal
Taaladvies
Versiegeschiedenis
versie | redacteur(en) | datum | opmerkingen |
2.1 | januari 2019 | Automatische conversie van ANS 2.0 | |
2.0 | W. Haeseryn, K. Romijn, G. Geerts, J. de Rooij, M.C. van den Toorn | 1997 |