1.4.1.2 Verkorting
Voor een aantal Nederlandse woorden vinden we twee vormen, een vorm met
də en
een kortere vorm zonder
də.
Dit verschijnsel wordt wel aangeduid als De-deletie. De
afwezigheid van
də kan
zich zowel binnen een woord als op het woordeinde voordoen:
Zie Zonneveld (1978), Booij (1995: 88-92);2012).
1woordintern
broeder/broer, buidel/buil, ijdel/ijl, ledig/leeg, neder/neer,
prediken/preken, teder/teer, veder/veer, voeder/voer,
weder/weer;
aan het woordeinde
armoede/armoe, chocolade/chocola, getijde/getij, heide/hei,
kade/ka, lade/la, mede/mee, roede/roe, schade/scha, slede/slee,
snede/snee, spade/spa, stede/stee, trede/tree, weide/wei, zeide/zei,
zijde/zij.
Het verschil tussen de twee woordvormen is vaak stilistisch: de lange vorm hoort
bij een wat verheven en soms archaïsche stijl. Daarnaast kunnen de twee vormen
zich qua betekenis tot aparte woorden ontwikkeld hebben. Dit geldt bijvoorbeeld
voor woordparen als buidel-buil, ijdel-ijl en ledig-leeg.
Het woord broeder heeft ook meer betekenissen dan het woord broer,
dat alleen wordt gebruikt om een familierelatie aan te duiden, terwijl
broeder ook voor een mannelijk lid van religieuze gemeenschappen
zoals kerken en kloosterordes gebruikt kan worden, en voor een mannelijke
verpleegkundige.
Bij samenstellingen en afleidingen ligt de keuze voor een van de vormen vaak
vast. Naast de samenstelling broedermoord vinden we geen woord
broermoord, en in de afgeleide woorden broederschap en
broederlijk is de korte vorm broer evenmin mogelijk. En naast
de samenstelling heideveld komt heiveld niet voor.
Een tweede vorm van verkorting is het weglaten van een
d aan
het eind van een werkwoordstam na een klinker: D-deletie.
Deze d wordt
uiteraard krachtens de regel van Finale
Verscherping uitgesproken als
t
aan het eind van een woord:
Tabel 1. D-deletie
o.t.t. enkelvoud | o.t.t. meervoud | o.v.t. enkelvoud | o.v.t. meervoud | volt. deelwoord |
glijd / glij | glijden / glijen | gleed / glee | gleden / gleeën | gegleden / gegleeën |
lijd / lij | lijden / lijen | leed / lee | leden / leeën | geleden / geleeën |
rijd / rij | rijden / rijen | reed / ree | reden / reeën | gereden / gereeën |
snijd / snij | snijden / snijen | sneed / snee | sneden / sneeën | gesneden / gesneeën |
doe | doen | deed / dee | deden / deeën | gedaan |
houd / hou | houden / houwen | hield | hielden | gehouden / gehouwen |
Bij deze werkwoorden zijn er ook verledentijdsvormen en voltooide deelwoorden
zonder d, als
de onderliggende
d na een
klinker staat. Daarom krijgen we geen vorm zonder
d bij
de verledentijdsvorm hield van het
werkwoorden houden, waar de
d
wordt voorafgegaan door een medeklinker
l. In
het voltooid deelwoord gehouden kan
de d wel weer
ontbreken. In de voltooide deelwoorden met D-deletie wordt voor het
sjwa-initiële suffix een glijklank ingevoegd, overeenkomstig de regel van Glijklank-invoeging. In de hier gegeven voorbeelden is die glijklank
meestal een
j, maar,
zoals verwacht, een
w na een
geronde klinker, zoals in gehouwen.
De vormen zonder
d
moeten naast de lange vormen worden opgeslagen in het lexicaal geheugen van
de taalgebruiker. Ze verschillen onder andere in stilistische waarde van de
vorm met een
d: de
vormen zonder
d zijn
informeler en karakteristiek voor gesproken taal. Bovendien is de keuze
tussen een van de twee vormen vaak gefixeerd in gelede woorden;
vergelijk:
2glij-baan,
glij-middel, glij-vlak; glijd-er,
uitglij-er
rij-baan,
rij-bewijs, rij-dier; rijd-er,
aso-rij-er
snij-worst,
snij-witlof, snij-brander; snijd-er, snij-er (‘snijboon’),
snijd-baar
Nog een vorm van verkorting is het weglaten van een sjwa aan
het eind van een woord, de zogenaamde Sjwa-apocope, zoals
in de volgende woorden:
3Sjwa-apocope
aarde/aard, einde/eind, enveloppe/envelop, ere/eer,
gaarde/gaard, giraffe/giraf, keuze/keus, koude/kou, kribbe/krib,
leuze/leus, molecule/molecuul, oplage/oplaag, vreugde/vreugd,
wijze/wijs
Ook deze vorm van verkorting geldt voor slechts een beperkt aantal woorden.
In de loop van de geschiedenis van het Nederlands hebben talloze woorden
sjwa-apocope ondergaan. Zo is bed
ontstaan uit bedde, en
letter uit
lettere. Maar alleen als
beide vormen zijn blijven bestaan, is er synchroon sprake van allomorfie.
Zie Marynissen (2009) voor een historische analyse van sjwa-apocope.
Sjwa-apocope treedt ook op binnen woorden, met name voor het suffix -s, voor het verkleinwoordsuffix, en aan het eind van
het eerste deel van een samenstelling:
Van de verkorte woorden in samenstellingen in (4c) wordt
schand in het hedendaags
Nederlands niet als zelfstandig woord gebruikt. Met het vormverschil kan ook een
betekenisverschil gepaard gaan. Zo wordt de lange vorm
ere systematisch gebruikt in
samenstellingen als deze de betekenis ‘honorair’ heeft, zoals in
erelid en
erevoorzitter.
Het naast elkaar blijven voortbestaan van de twee vormen heeft soms tot gevolg
dat ze qua betekenis of gebruikswaarde van elkaar gaan verschillen. Een
voorbeeld hiervan is het woordpaar
here/heer. In gewoon taalgebruik
zeggen we altijd heer, bijvoorbeeld
in de aanhef van een brief. In religieus taalgebruik is er echter verschil. In
sommige orthodox-protestantse kerkgemeenschappen is
Heer als aanspreekvorm voor
God uit den boze, alleen Here, de
vorm die in de Statenvertaling (in de spellingsvorm
Heere) en in de
Bijbelvertaling van het Nederlands Bijbelgenootschap van 1951 staat, is
toegestaan: alleen de lange vorm is eerbiedig genoeg. Dat geldt ook voor de
woordcombinatie Here Jezus. Mensen
die over ‘de Heer’ spreken geven daarmee zo (wellicht onbedoeld) te kennen dat
ze niet tot de zwaarste vorm van het calvinisme behoren.
Dat het juist de langere vorm is die als eerbiedig wordt ervaren, is niet
toevallig: het is een algemene tendens in taal dat woorden langere vormen hebben
naarmate ze tot een hoger register behoren. Dat zien we ook bij paren als
gaarne/graag,
moeder/moe, en
broeder/broer.
Verder lezen
Literatuur
Interessante links
ANS
Taalportaal
Taaladvies
Versiegeschiedenis
versie | redacteur(en) | datum | opmerkingen |
3.0 | Geert Booij | juli 2020 | |
2.1 | januari 2019 | Automatische conversie van ANS 2.0 | |
2.0 | W. Haeseryn, K. Romijn, G. Geerts, J. de Rooij, M.C. van den Toorn | 1997 | hoofdstuk 1,../../data/archief/ans2/e-ans/01/body.html; |