18.5.4.23 Hangen (overgankelijk), leggen,
zetten
Verder lezen
De overgankelijke werkwoorden hangen
(vergelijk
[18.5.4.2]), leggen en zetten, met
causatieve betekenis, kunnen met een infinitief met te
gebruikt worden. De genoemde werkwoorden zijn als verplicht groepsvormend
te beschouwen:
Het lijdend voorwerp van hangen enz. is het geïmpliceerd
onderwerp van de infinitief, die een sterke voorkeur vertoont voor
plaatsing vóór het groepsvormend werkwoord (zie voor de volgorde in de
eindgroep
ook
[18.5.7.4/ii]):
In voltooide tijden wordt geen vervangende infinitief, maar een voltooid
deelwoord gebruikt; de infinitief met te kan dan uitsluitend
vóór het deelwoord staan:
Opmerking
Verdieping
Opmerking
Zin 3b is wel mogelijk als
heeft niet als hulpwerkwoord van tijd geïnterpreteerd wordt,
maar als vorm van hebben + te + infinitief, wat
behandeld wordt
in
[18.5.4.14/ii].
De gebruiksmogelijkheden van hangen, leggen en
zetten in deze functie zijn zeer beperkt. Bij alle drie kan
te drogen als aanvulling dienen; andere mogelijkheden zijn
bijv.:
4De boerin had
de was op het grasveld te bleken
gelegd.
5We hebben de
baby net te slapen gelegd.
6Ik heb het
vlees op een laag pitje te sudderen
gezet.
Literatuur
Interessante links
ANS
Taalportaal
Taaladvies
Versiegeschiedenis
versie | redacteur(en) | datum | opmerkingen |
2.1 | januari 2019 | Automatische conversie van ANS 2.0 | |
2.0 | W. Haeseryn, K. Romijn, G. Geerts, J. de Rooij, M.C. van den Toorn | 1997 |