14.6.3.2 Bijzinnen ingeleid door een onderschikkend voegwoord
Verder lezen
1
Bijzinnen die met een onderschikkend voegwoord beginnen, kunnen het
complement vormen van een substantivische kern in een naamwoordelijke
constituent. Als onderschikkende voegwoorden in dit soort bijzinnen komen
hiervoor in aanmerking: de grammatisch verbindende (dat en
of), sommige voegwoorden van tijd en sommige voegwoorden van
vergelijking. Voorbeelden van voegwoordelijke bijzinnen zijn:
1De verwachting dat er
spoedig een einde aan de gijzeling zou komen (werd niet
bewaarheid.)
2(Op) zijn vraag of de
trein dan vertraging had, (kreeg hij geen
antwoord.)
3(Ze sloegen) de waarschuwing
dat het ijs nog erg dun was (in de
wind.)
4De
veronderstelling dat hij zijn redenen had om zich op de vlakte
te houden (bleek onjuist.)
5(Ze had) een gevoel
alsof ze in dagen niet gegeten
had.
Bijzinnen die beginnen met het voegwoord als in de betekenis
van 'alsof', hebben een voor-pv
(zie
[10.3.14.1]
en
[21.2.2.2/2]). Vergelijk met
5:
6Het bericht als zou de
koning ernstig ziek zijn, (bleek niet juist te
zijn.)
Als kern van de naamwoordelijke constituent treedt in het merendeel van de
gevallen een substantief op dat naar vorm en betekenis overeenkomst
vertoont met een werkwoord:
de verwachting
de vraag
, enz. (zie de voorbeelden hierboven), het verwijt,
de hoop, de vrees, de wens, het bewijs, het besef,
enz., maar ook andere substantieven zijn mogelijk:
7(Dat is echt) een boek
zoals ik zelf zou willen
schrijven.
8Het gevaar dat dit tot
een gewapend conflict leidt, (is permanent
aanwezig.)
9De dag voor(dat) hij
stierf, (had hij nog een prijs gekregen.)
10De tijd dat iemand zelf
zijn kleren leerde maken (lijkt helemaal
voorbij.)
11(Op) het moment dat het
vliegtuig zou landen, (ontstond er een hevige
windvlaag.)
2
Complementszinnen die ingeleid worden door een voegwoord komen zover
mogelijk achteraan in de constituent, bijv.:
12De mededeling van Co
dat hij voortaan mee zou doen, (werd met instemming
begroet.)
13Dat gevoel die avond
alsof ik ging zweven, (kwam door die glaasjes
alcohol).
Bijstellingen staan normaal gesproken na voegwoordelijke complementszinnen,
bijv.:
14De vraag of Richard een
belangrijke rol wil spelen, een allesbeheersende kwestie,
(hield ook hem al geruime tijd bezig.)
Maar wanneer de bijstelling een herhaling, correctie of verzwakking tot
uitdrukking brengt, kan ze ook voor de complementszin staan:
15De verwachting, overigens een
blijde verwachting, dat er spoedig een einde aan de gijzeling
zou komen (werd niet bewaarheid).
Complementszinnen kunnen of moeten soms buiten de naamwoordelijke
constituent komen waar ze deel van zijn
(zie
[21.7.3.1/3], [1]). Ze staan dan op de laatste
zinsplaats, bijv.:
16(Toen begon hem) een gevoel (te
bekruipen) alsof hij nog maar enkele uren te leven
had.
17(Tijdens de persconferentie op
het vliegveld wees hij geërgerd) de beschuldigingen (van de hand)
als zou hij de buitenlandse politiek voor persoonlijke
doeleinden aanwenden.
3
Soms komen complementszinnen qua vorm overeen met nabepalingen in de vorm
van een betrekkelijke bijzin
(zie
[14.5.3.8/iii]). Dat is het geval wanneer dat als
betrekkelijk voornaamwoord wordt gebruikt, omdat de kern van de
naamwoordelijke constituent (bijv. boek in
18) onzijdig is en in het enkelvoud
staat. Vergelijk zin 18 met zin
19:
18Het boek dat Jan
voorleest (komt uit de bibliotheek.)
19De bewering dat Jan
komt (is nergens op gebaseerd.)
Het betrekkelijk voornaamwoord in 18
is vormelijk gelijk aan het voegwoord in
19 dat een voegwoordelijke
complementszin inleidt.
In 20 zien we dat de zin twee
interpretaties toelaat. De bijzin kan een betrekkelijke bijzin zijn of een
complementszin ingeleid door een voegwoord. Context en betekenis kunnen
uitsluitsel geven over de aard van de bijzin.
20Het bericht dat Jan zou
voorlezen (bleek uiteindelijk niet te
kloppen.)
In de lezing van 20 waarin Jan een
bepaald bericht zou voorlezen, hebben we te maken met een betrekkelijke
bijzin. Het bericht is het antecedent van het betrekkelijk
voornaamwoord dat. In de lezing van
20 waarin er iets gezegd wordt over
de inhoud van een bericht (namelijk: Jan zal voorlezen), hebben we te maken
met een complementszin die wordt ingeleid door het voegwoord
dat.
Deze mogelijke dubbelzinnigheid valt weg als we de kern van de
naamwoordelijke constituent in het meervoud zetten. Het relativum in de
betrekkelijke bijzin moet daarmee congrueren en derhalve veranderen in
die. Vergelijk in dit verband zin
21a met zin
21b:
In 21a hebben we met een
betrekkelijke bijzin te maken en congrueert het betrekkelijk voornaamwoord
die met de meervoudige kern van de naamwoordelijke constituent.
In 21b daarentegen hebben we met
het voegwoord dat te maken, dat onafhankelijk is van het
geslacht en getal van het kernwoord in de naamwoordelijke constituent.
Opmerking
Verdieping
Opmerking
Bij tijdsaanduidingen kan dat vervangen worden door
toen of door een voornaamwoordelijk bijwoord (bijv.
waarin, waarop) wanneer het antecedent een
bepaalde constituent is. Vergelijk:
Vergelijk verder nog:
iiiDe dag
dat/waarop/toen hij aankwam, (regende
het.)
ivDe
dag dat/waarop zoiets gebeurt (neem ik
ontslag.)
In een zin als iv is
toen natuurlijk uitgesloten, aangezien het niet met een
tegenwoordige tijd gecombineerd kan worden
(zie
[10.3.3.4/2b]).
Literatuur
Interessante links
ANS
Taalportaal
Taaladvies
Versiegeschiedenis
versie | redacteur(en) | datum | opmerkingen |
2.1 | januari 2019 | Automatische conversie van ANS 2.0 | |
2.0 | W. Haeseryn, K. Romijn, G. Geerts, J. de Rooij, M.C. van den Toorn | 1997 |