Voorbeeldzoeker x
(typ in het invoerveld om het voorbeeld te wijzigen)
zoek dit voorbeeld in:
ANS

Woordenboeken

  • INT (500 AD - heden)
  • Etymologiebank
  • Woordenlijst.org

Corpora en lexica

  • Corpus Hedendaags Nederlands Clarin login
  • GrETEL (CGN, Lassy)
  • SoNar Clarin login
  • Delpher
  • Celex Clarin login

Overige bronnen

  • Taalportaal
  • DBNL
  • Taaladvies.net
  • Wikipedia
  • Google
20.1.3.2 Het werkwoordelijk deel
Verder lezen
1
Het werkwoordelijk deel omvat alle werkwoordelijke vormen van een enkelvoudige zin (vergelijk(20.1.2, sectie 1)) en bevat in ieder geval een koppelwerkwoord. Bestaat het werkwoordelijk deel uit meer dan één werkwoord, dan vervult het koppelwerkwoord syntactisch dezelfde functie als een zelfstandig werkwoord; de andere werkwoorden zijn dan hulpwerkwoorden (zie(2.2.2, sectie 2)).
Als koppelwerkwoorden kunnen fungeren:
  • zijn, worden en een aantal betekenisequivalenten van deze werkwoorden;
  • blijven;
  • blijken, dunken, heten, lijken, schijnen, voorkomen.
Al deze werkwoorden komen ook als hulpwerkwoord en als zelfstandig werkwoord voor. Het koppelwerkwoord worden kan verschillende interpretatiemogelijkheden hebben afhankelijk van de context. Vergelijk:
1Deze weg wordt zacht.
2Deze weg wordt onverhard.
Zin 1 kan bijvoorbeeld geuit worden in een situatie waarin iemand van gemeentewerken wijst op een noodzakelijke reparatie aan een weg. De betekenis van worden is hier te omschrijven als 'begint te zijn'. Zin 2 kan bijvoorbeeld voorkomen in een situatie waarin iemand die een groepje mensen voorlichting geeft over een stadsuitbreidingsplan, wijst op een tekening. De betekenis van worden is hier ongeveer 'zal zijn'.
De werkwoorden blijken, dunken, heten, lijken, schijnen en voorkomen kunnen in veel gevallen al dan niet met te zijn gecombineerd worden, meestal zonder betekenisverschil voor de zin. Vergelijk:
3aToen bleek alles ineens fout.
bToen bleek alles ineens fout te zijn.
4aHet nuttigste cadeau dunkt me die nieuwe schooltas.
bHet nuttigste cadeau dunkt me die nieuwe schooltas te zijn.
5aDe kerk heet rijk.
bDe kerk heet rijk te zijn.
6aZe lijkt verlegen, maar ze is het niet.
bZe lijkt verlegen te zijn, maar ze is het niet.
7aHij schijnt moe.
bHij schijnt moe te zijn.
8aDit komt me bekend voor.
bDit komt me voor bekend te zijn.
Alleen ten aanzien van 8 is betekenisverschil op te merken: 8a betekent 'Dit heb ik meer gezien', 8b wil zeggen 'Ik meen te constateren dat dit (bijv. bij mijn gehoor) bekend is'.)
Volgens de in dit boek gehanteerde definities zijn de werkwoorden in de (a)-zinnen koppelwerkwoord; in de (b)-zinnen is zijn het koppelwerkwoord en zijn de andere werkwoorden hulpwerkwoorden van modaliteit (vergelijk [18.5.2.3/i] en [18.5.4.5]).
Soms is het verschil tussen twee zinnen waarin een werkwoord als koppelwerkwoord respectievelijk in een andere functie voorkomt, alleen maar vast te stellen aan een verschillende intonatie, met daarmee gepaard gaand betekenisverschil. Zo is blijven in 9a koppelwerkwoord, in 9b zelfstandig werkwoord (zie de klemtoontekens):
9aJullie kunnen rústig blijven.
bJullie kunnen rustig blíjven.
Zin 9a betekent 'Jullie hoeven niet onrustig te worden', zin 9b betekent 'Jullie kunnen zonder bezwaar hier blijven'; de twee zinnen zouden in een bepaalde situatie na elkaar uitgesproken kunnen worden.
2
Behalve de tot nu toe genoemde koppelwerkwoorden bestaan er werkwoorden die meestal een andere betekenis en syntactische functie hebben, maar ook als equivalenten van de koppelwerkwoorden worden en zijn voorkomen.
Veel voorkomende equivalenten van worden zijn bijv.:
  • gaan:
    10Mijn jas gaat hier kapot.
  • komen:
    11Wanneer zal Annie vrij komen?
    12Dit gebouw komt volgende maand klaar.
  • lopen:
    13Het vat liep langzaam leeg.
  • raken:
    14Toen het bootje lek raakte, begon het snel te zinken.
Als equivalenten van zijn kunnen genoemd worden:
  • staan:
    15Mijn neef staat bekend als een oplichter.
  • vallen:
    16Het valt me zwaar afscheid te nemen van dit land.
  • zitten:
    17Zit u soms om wat geld verlegen?
Dergelijke equivalenten van koppelwerkwoorden kunnen, vooral in het geval van worden, meestal niet door het betrokken koppelwerkwoord en ook niet door een ander equivalent worden vervangen. Vergelijk met 10:
18aMijn jas wordt hier kapot.uitgesloten
bMijn jas komt hier kapot.uitgesloten
Het naamwoordelijk deel van het gezegde (in dit geval meestal een adjectief, soms een equivalent daarvan zoals in de war, over z'n toeren) kan vaak alleen in een bepaalde betekenis of in een bepaalde context met een equivalent van een koppelwerkwoord gecombineerd worden. In andere betekenissen of contexten is dan wel worden of zijn mogelijk. Zo betekent 'vrij komen' in 11 ' uit de gevangenis ontslagen worden'. In een zin als 19 is komen niet en worden wel mogelijk:
19In de oorlog vroeg men zich dikwijls af: wanneer zal ons land weer vrij worden?
Vergelijk ook 16 met:
20Het is me zwaar afscheid te nemen van dit land.uitgesloten
Maar:
21aHet afscheid viel zwaar.
bHet afscheid was zwaar.
Naamwoordelijke gezegdes met zo'n equivalent van een koppelwerkwoord zijn verder niet altijd duidelijk te onderscheiden van gezegdes met een zelfstandig werkwoord en een bepaling van gesteldheid (zie [20.9.1]).
Literatuur
    Interessante links
    ANS
    Taalportaal
    Taaladvies
    Versiegeschiedenis
    versie redacteur(en) datum opmerkingen
    2.1 januari 2019 Automatische conversie van ANS 2.0
    2.0 W. Haeseryn, K. Romijn, G. Geerts, J. de Rooij, M.C. van den Toorn 1997
    Interessante links