1.6 Woordklemtoon
Woorden hebben fonologische eigenschappen die niet in termen van klanksegmenten
te beschrijven zijn, zoals klemtoon. In woorden met meer dan één syllabe heeft
één van de syllaben de meeste prominentie. Dit is de
syllabe die hoofdklemtoon draagt. Zo heeft in het woord
píjler de eerste syllabe
klemtoon, en in het woord piláár de
tweede. Klemtoon is een eigenschap die niet aan een bepaald segment kan worden
toegekend, en het is daarom een prosodische eigenschap. Als
we klemtoon aangeven in de spelling, doen we dat doorgaans door een accentteken
te plaatsen op de klinkerletter van de syllabe met klemtoon, zoals in
píjler en
piláár. In het International Phonetic Alphabet
noteren we de klemtoon van een woord door het symbool ˈ voorafgaand aan de
beklemtoonde syllabe:
ˈpɛilər,
piˈlar.
In het woord personeel draagt de laatste syllabe de hoofdklemtoon en de
eerste een bijklemtoon of secundaire
klemtoon: pèrsonéél. De tweede syllabe is onbeklemtoond,
en de klinker ervan kan als ə worden gerealiseerd. Vergelijk dit met het woord
persóón waar de klinker van de eerste, onbeklemtoonde syllabe
per als ə kan worden uitgesproken, maar de o van de tweede,
beklemtoonde syllabe soon juist niet. De locatie van secundaire klemtoon
in personeel heeft te maken met ritme: een afwisseling van beklemtoonde
en onbeklemtoonde syllaben is optimaal. Daarom krijgt de eerste syllabe van
personeel een secundaire klemtoon, maar die van persoon
niet.
Verder lezen
De fonetische eigenschappen van woordklemtoon
Een lettergreep (syllabe) met woordklemtoon wordt gekenmerkt door een
toonhoogtebeweging. Daarnaast duurt een beklemtoonde syllabe langer dan een
onbeklemtoonde syllabe. Ook de luidheid van een beklemtoonde syllabe kan groter
zijn dan die van een onbeklemtoonde. Bovendien is er verschil in
klinkerkwaliteit tussen beklemtoonde en onbeklemtoonde syllaben. Een
beklemtoonde syllabe wordt met relatief meer articulatie-inspanning
uitgesproken, en de klinker ervan met relatief meer afstand tot het centrum van
de klinkerruimte.
Zie Rietveld & Van Heuven (2016), Van Heuven (2018).
Hoofdklemtoon wordt bij een in isolatie uitgesproken woord altijd gehoord als een
toonhoogtebeweging, omdat het woord dan een éénwoordzin is, en daardoor een
zinsaccent draagt. In een meerwoordzin kunnen meerdere woorden
zinsaccent dragen. In de zin Maar Willem ziet natuurlijk
niets meer kunnen we bijvoorbeeld de woorden
Willem en
natuurlijk accentueren. Dat
doen we door een toonhoogtebeweging op de beklemtoonde syllaben, de eerste
syllabe van Willem, en de tweede van
natuurlijk. De beklemtoonde
syllaben van deze woorden zijn dus ankerpunten voor de toonhoogtebewegingen die
zinsaccent uitdrukken.
Klemtoon heeft ook andere effecten op de uitspraak van woorden. Zo kan de klinker
van de eerste syllabe van natúúrlijk worden uitgesproken als ə omdat
deze syllabe onbeklemtoond is.
De positie van de hoofdklemtoon
In woorden van één syllabe draagt uiteraard die syllabe de hoofdklemtoon. Hoe zit
het met meerlettergrepige woorden? Er zijn talen waarin de hoofdklemtoon van een
meerlettergrepig woord een vaste positie heeft. Zo valt in het Pools in vrijwel
ieder woord de hoofdklemtoon op de voorlaatste syllabe. In het Nederlands is er
niet zo’n vaste positie voor hoofdklemtoon, zoals de volgende woorden laten
zien:
- klemtoon op de eerste syllabe: váder, ólifant, Wágeningen;
- klemtoon op de laatste syllabe: proféét, kanáál, normáál, psychologíé, paracetamól, encyclopedíé;
- klemtoon op de voorlaatste syllabe: agréssie, ambassáde, indoctrinátie;
- klemtoon op de voor-voorlaatste syllabe: petróleum, gymnásium, ária.
We vinden in het Nederlands ook minimale paren zoals cánon tegenover
kanón, woorden met dezelfde klankreeks (en verschillende
betekenissen), maar verschillend wat betreft de positie van de klemtoon.
Zijn er regels die bepalen op welke syllabe de hoofdklemtoon valt? Zulke
klemtoonregels zijn er inderdaad, maar er zijn ook veel woorden waarvoor we de
positie van de hoofdklemtoon niet via een regel kunnen voorspellen. Dan moeten
we deze eigenschap van een woord dus opslaan in ons lexicaal geheugen.
De positie van de hoofdklemtoon wordt bij gelede woorden
mede bepaald door de morfologische structuur van die woorden. In
samenstellingen met een zelfstandig naamwoord als
hoofd valt de hoofdklemtoon vrijwel altijd op het
eerste deel van de samenstelling, zoals in
lándbouw en
vééteelt.
Een uitzondering is een samenstelling als
boerenzóón.
Bij afgeleide woorden met een
suffix is de plaats van de hoofdklemtoon afhankelijk
van het suffix: er zijn suffixen die zelf de hoofdklemtoon dragen (1a), suffixen
die de klemtoon van het basiswoord naar de laatste beklemtoonbare syllabe voor
het suffix verschuiven (1b), en suffixen die het klemtoonpatroon van het
basiswoord intact laten (1c).Ook prefixen verschillen in hun effect op het klemtoonpatroon:
sommige prefixen zijn onbeklemtoond of dragen hoogstens een secundaire klemtoon
(2a), terwijl andere de hoofdklemtoon van het woord dragen (2b):
De plaats van de hoofdklemtoon van gelede woorden kan dus alleen berekend worden
door hun morfologische structuur erbij te betrekken.
In woordgroepen kan de hoofdklemtoon van sommige woorden verschuiven. Zo kan in
de woordgroep een speciaal moment de
hoofdklemtoon van speciaal, in
plaats van op de laatste, op de eerste syllabe vallen. Die verschuivende
klemtoon is een secundaire klemtoon, omdat de hoofdklemtoon in deze woordgroep
op de laatste syllabe van het zelfstandig naamwoord
moment valt, zie (3). Dit
type verschuiving wordt bijvoorbeeld vaak gehoord in toespraken.
3een speciààl momént > een spèciaal
momént
Literatuur
Interessante links
ANS
Taaladvies
Dagenta
Taalportaal
Versiegeschiedenis
versie | redacteur(en) | datum | opmerkingen |
3.0 | Geert Booij | september 2020 | Een tussentijdse versie van dit hoofdstukdeel werd van commentaar voorzien door Nelleke Jansen en Kathy Rys. De verantwoordelijkheid voor de inhoud van dit hoofdstukdeel berust bij de redacteure(en). |
2.1 | januari 2019 | Automatische conversie van ANS 2.0 | |
2.0 | W. Haeseryn, K. Romijn, G. Geerts, J. de Rooij, M.C. van den Toorn | 1997 | hoofdstuk 1,../../data/archief/ans2/e-ans/01/body.html; |