Voorbeeldzoeker x
(typ in het invoerveld om het voorbeeld te wijzigen)
zoek dit voorbeeld in:
ANS

Woordenboeken

  • INT (500 AD - heden)
  • Etymologiebank
  • Woordenlijst.org

Corpora en lexica

  • Corpus Hedendaags Nederlands Clarin login
  • GrETEL (CGN, Lassy)
  • SoNar Clarin login
  • Delpher
  • Celex Clarin login

Overige bronnen

  • Taalportaal
  • DBNL
  • Taaladvies.net
  • Wikipedia
  • Google
12.3.2.1.9 Het voorvoegsel over-
Het voorvoegsel over- vormt werkwoorden met een betekenis die als volgt kan worden omschreven: ‘de handeling genoemd door het basiswerkwoord strekt zich helemaal uit over het lijdend voorwerp’ (1a). Daarnaast zijn er werkwoorden met de betekenis ‘te boven gaan, overtreffen, overmatig’ (1b).
1aoverblúffen, overgíéten, overpéínzen, overstrómen, overwóékeren
boverháásten, overpríkkelen, overschátten, overvóéren
Vaak wordt het prefixwerkwoord vergezeld van een wederkerend voornaamwoord:
2zich overéten, zich overíjlen, zich overwérken
Er zijn ook minder doorzichtige werkwoorden met over- zoals:
3overkómen, overléggen, overlíjden, overléven, overvállen, overwégen, overwínnen
Ook in samenkoppelingen wordt over gebruikt. Het heeft dan vaak de betekenis ‘opnieuw’, zoals in óverblazen en óverdoen.
Het prefix over- kan ook gebruikt worden met een substantief als basiswoord, zoals in:
4overbruggen, overkappen, overkoepelen, overmannen, overschaduwen
Verder lezen
Literatuur
    Interessante links
    ANS
    Taalportaal
    Taaladvies
    Versiegeschiedenis
    versie redacteur(en) datum opmerkingen
    3.0 Geert Booij juni 2022
    2.1 januari 2019 Automatische conversie van ANS 2.0
    2.0 W. Haeseryn, K. Romijn, G. Geerts, J. de Rooij, M.C. van den Toorn 1997 hoofdstuk 12,../../data/archief/ans2/e-ans/12/body.html;
    Interessante links