12.3.2.1.9 Het voorvoegsel over-
Het voorvoegsel over- vormt werkwoorden met een betekenis die als
volgt kan worden omschreven: ‘de handeling genoemd door het basiswerkwoord
strekt zich helemaal uit over het lijdend voorwerp’ (1a). Daarnaast zijn er
werkwoorden met de betekenis ‘te boven gaan, overtreffen, overmatig’ (1b).
Vaak wordt het prefixwerkwoord vergezeld van een wederkerend voornaamwoord:
2zich overéten, zich overíjlen, zich overwérken
Er zijn ook minder doorzichtige werkwoorden met over- zoals:
3overkómen, overléggen, overlíjden, overléven, overvállen, overwégen, overwínnen
Ook in samenkoppelingen wordt
over gebruikt. Het heeft dan
vaak de betekenis ‘opnieuw’, zoals in
óverblazen en
óverdoen.
Het prefix over- kan ook gebruikt worden met een substantief als basiswoord, zoals in:
4overbruggen, overkappen, overkoepelen, overmannen,
overschaduwen
Verder lezen
Literatuur
Interessante links
ANS
Taalportaal
Taaladvies
Versiegeschiedenis
versie | redacteur(en) | datum | opmerkingen |
3.0 | Geert Booij | juni 2022 | |
2.1 | januari 2019 | Automatische conversie van ANS 2.0 | |
2.0 | W. Haeseryn, K. Romijn, G. Geerts, J. de Rooij, M.C. van den Toorn | 1997 | hoofdstuk 12,../../data/archief/ans2/e-ans/12/body.html; |