5.2.1 Inleiding
Verder lezen
1
Persoonlijke voornaamwoorden verwijzen buitentekstelijk of
binnentekstelijk naar een bepaalde referent. Ze komen alleen zelfstandig
voor.
De categorie van de persoonlijke voornaamwoorden is op verschillende
manieren te onderscheiden:
- naar persoon en getal (eerste, tweede en derde persoon; enkelvoud en meervoud);
- naar de syntactische functie (onderwerps- en niet-onderwerpsvormen);
- naar de mogelijkheid om beklemtoond te worden (volle en gereduceerde vormen);
- naar het gebruik in een gesprekssituatie (je- en u -vormen);
- naar het genus (mannelijk, vrouwelijk, onzijdig).
De eerste drie onderscheidingen gelden voor de hele categorie. De laatste
twee onderscheidingen zijn alleen van toepassing voor de voornaamwoorden
van de tweede, respectievelijk de derde persoon en komen aan de orde in de
subparagrafen waarin deze voornaamwoorden als afzonderlijke categorieën
besproken worden
(respectievelijk
[5.2.4]
en
[5.2.5]). De oude genitiefvormen van de persoonlijke voornaamwoorden
worden apart
behandeld
[5.2.8].
2
De vormen
ze,
je,
ge en
we
kunnen ook gebruikt worden met een algemene referentie. Ze verwijzen dan
niet naar een bepaalde referent. In vele grammatica's worden deze vormen,
net zoals men, onbepaalde
voornaamwoorden genoemd. Wij behandelen de genoemde vormen (ook
men) daarentegen als een bijzondere gebruikswijze van
persoonlijke
voornaamwoorden
[5.2.9]. Hetzelfde geldt mutatis mutandis voor
het, gebruikt zonder referent,
zoals in Het regent
[5.2.10].
Opmerking
Verdieping
Opmerking
Het woord er wordt in de
ANS in al zijn functies bij de bijwoorden behandeld. Dit
geldt dus ook in gevallen als Ik heb er
twee, waarin er als persoonlijk
voornaamwoord opgevat kan worden.
Zie
[8.6].
Literatuur
Interessante links
ANS
Taalportaal
Taaladvies
Versiegeschiedenis
versie | redacteur(en) | datum | opmerkingen |
2.1 | januari 2019 | Automatische conversie van ANS 2.0 | |
2.0 | W. Haeseryn, K. Romijn, G. Geerts, J. de Rooij, M.C. van den Toorn | 1997 |