2.4.8.3.iii De werking ligt na referentiepunt en spreekmoment
Verder lezen
Met het presens kan weergegeven worden dat de werking na het spreekmoment
en het referentiepunt ligt, dus:
r, s - w
Deze tijdsverhouding kan ook door het futurum uitgedrukt worden
(zie
[2.4.8.5]). In het feitelijke taalgebruik, althans in Nederland en
vooral in gesproken taal,
gebeurt dit echter vaker door het presens. Voorwaarde is wel dat uit
context en/of situatie blijkt dat de werking in de toekomst zal
plaatsvinden. Voorbeelden:
1We zijn
voor donker terug.
2Nog één woord, jongedame, en uw
vriend sterft.
3Ik stap bij
de volgende halte uit.
4Volgend jaar
doet hij mee aan de Ronde van
Frankrijk.
5Hopelijk
neemt het nieuwe kabinet doeltreffende
maatregelen.
6Ik verbrand
die brief nu onmiddellijk.
7Om de investeringen te
financieren doet de maatschappij voortaan een ruimer
beroep op de kapitaalmarkt.
8Het is te verwachten dat de
liberalen de in te dienen motie
steunen.
9Wat dat precies betekent,
blijkt pas als we de volledige tekst
hebben.
10(in een weersverwachting: ) Er
waait een matige tot krachtige zuidwestelijke
wind.
11De
trein komt om kwart over twee
aan.
Als de context en/of de situatie daartoe aanleiding geven, kan
11 natuurlijk ook zo
geïnterpreteerd worden, dat de werking op of vóór het spreekmoment ligt
(respectievelijk bijv. in een ooggetuigenverslag en als 'praesens
historicum'). Als in 11 in plaats
van het presens het futurum gebruikt wordt, zoals in
12, krijgt deze zin een zekere
nadrukkelijkheid, die bijvoorbeeld past in een bericht over een officieel
bezoek:
12De trein
zal om kwart over twee aankomen.
De president en zijn echtgenote zullen op het station
verwelkomd worden door de
burgemeester...
Behalve door presens en futurum kan een toekomstige werking ook aangeduid
worden door gaan + infinitief. Hiervoor gelden bepaalde
beperkingen;
zie
[18.5.4.3/iii].
Literatuur
Interessante links
ANS
Taalportaal
Taaladvies
Versiegeschiedenis
versie | redacteur(en) | datum | opmerkingen |
2.1 | januari 2019 | Automatische conversie van ANS 2.0 | |
2.0 | W. Haeseryn, K. Romijn, G. Geerts, J. de Rooij, M.C. van den Toorn | 1997 |