18.5.4.15.i Zijn met een infinitief zonder te
Verder lezen
1
In zinnen als:
1Moeder is
vissen.
2Karel is de
auto ophalen. (Die was vandaag in de garage voor een
grote beurt.)
wordt zijn gecombineerd met een infinitief zonder
te. Het getalsonderwerp van het groepsvormend werkwoord is
tevens het geïmpliceerd onderwerp van de infinitief. Zinnen met achter-pv
in een onvoltooide tijd worden niet gemakkelijk gevormd. Het gebruik ervan
is bovendien tot de informele spreektaal beperkt. In ieder geval staat de
infinitief in zulke zinnen vrijwel uitsluitend vóór zijn:
3Ik geloof
dat Karel de auto ophalen is.informeel
In voltooide tijden wordt als vervangende infinitief
wezen (niet
zijn) gebruikt. Zulke zinnen met wezen hebben een
uitgesproken informeel en spreektalig karakter. Ze zijn vooral in het
westen van Nederland gebruikelijk. Zinnen met achter-pv zijn nu hoe dan ook
gemakkelijker te vormen. De infinitief van het zelfstandig werkwoord staat
helemaal aan het eind:
4Ik geloof dat Karel de auto
is wezen ophalen.informeel,regionaal
In de gecursiveerde werkwoordgroep in dit voorbeeld is is
hulpwerkwoord van tijd en wezen groepsvormend werkwoord met
infinitief zonder te als aanvulling (hier:
ophalen).
Uit de onmogelijkheid van 5 is op te maken dat
zijn
met infinitief zonder
te
als aanvulling verplicht groepsvormend is:
5Ik geloof
dat Karel is wezen de auto
ophalen.uitgesloten
2
Om de betekenis van de constructie zijn + infinitief zonder
te te omschrijven, is het nuttig deze constructie te
vergelijken met drie andere, die er overeenkomst mee vertonen.
De betekenis van
zijn
+ infinitief lijkt het sterkst op die van de constructie
uit
+ infinitief +
zijn
, namelijk: 'degene die aangeduid wordt door het onderwerp, heeft zijn normale
verblijfplaats verlaten om te doen wat door de infinitief wordt uitgedrukt', als antwoord op de
(al dan niet expliciete) vraag 'waar is degene die door het onderwerp wordt aangeduid?'. In
plaats van 1 - hier herhaald als 6a - is dan ook in principe een zin als 6b mogelijk:
De constructie zijn + infinitief heeft evenwel ruimere
combinatiemogelijkheden dan die met uit. Zo is bijv. naast zin
2 hierboven al geen constructie met
uit mogelijk.
Centraal bij beide constructies staat de afwezigheid van de persoon die
door het onderwerp genoemd wordt. Vooral bij de eerste constructie lijkt de
inhoud van de infinitief van ondergeschikt belang. Anders dan bij de
constructie met uit komt hier een groot aantal werkwoorden als
aanvulling in aanmerking, als er maar sprake is van een verplaatsing van de
door het onderwerp aangeduide persoon. Die verplaatsing moet ofwel
geïmpliceerd zijn door het werkwoord (het betreft bijv. een activiteit die
men normaliter buitenshuis of althans niet op de gewone woon- of werkplek
verricht) ofwel expliciet aangegeven worden in de context (bijv. door een
bepaling). Ook de situatie kan voor uitsluitsel zorgen. Voorbeelden:
7De kinderen
zijn weer
voetballen.
8Vader is boodschappen
doen.
9Ze zijn
appels plukken.
10Hij
is schoenen
poetsen.twijfelachtig
11Ze is even
de kinderen naar bed brengen.
Zowel in 10 als in 12 betreft het activiteiten die men normaal gesproken niet elders verricht, bij 7, 8 en 9 is dat juist wel het geval. Zie voorts zin 2 en voorbeeld 13 verderop (
(op)halen
impliceert een verplaatsing), evenals 17a,
waar de situatie voor duidelijkheid moet zorgen.
Het gebruik van de constructie met uit kent extra beperkingen
met betrekking tot de aard van de door de infinitief uitgedrukte
activiteiten
(zie
[18.5.6.1/2]). Naast alle tot nog toe gegeven voorbeelden (afgezien
van 1) is de parallelle constructie
hoogst ongewoon tot uitgesloten.
Uit het bovenstaande valt af te leiden dat het onderwerp van de infinitief
en diegene tot wie de mededeling gericht wordt, zich niet op dezelfde
plaats bevinden. Dat kan verklaren waarom de genoemde constructies
gewoonlijk een onderwerp in de derde persoon hebben en waarom een eerste
persoon alleen in bijzondere gevallen mogelijk is, zoals:
Een zin als 13a is mogelijk als een mededeling die op
een papiertje achtergelaten wordt (vergelijk
Ben naar de bibliotheek
en dergelijke). Zin 13b houdt een verzoek
in: 'als Karel komt, wil je dan zeggen dat ik weg ben (om brood te halen)?'. Bij een directe
mededeling tot iemand anders ligt de hierna te noemen constructie met
gaan
veel meer voor de hand.
Een tweede constructie waarmee zijn + infinitief overeenkomst
vertoont is de combinatie van een voltooide tijd van gaan als
groepsvormend werkwoord met de betekenis van 'zich verplaatsen'
(zie
[18.5.4.3/iii]) met een infinitief:
maar de
gaan
-constructie geeft antwoord op de vraag: 'wat is degene die door het onderwerp wordt
aangeduid
gaan
doen?'. Vandaar dat
vanmorgen
in 15a en 15b verschillende betekenissen heeft:
De
gaan
-constructie is in tegenstelling tot de
uit
-constructie wel mogelijk bij de zinnen 7
t/m 12.
De betekenis van de derde vergelijkbare constructie, met aan het + infinitief + zijn
(zie
[18.5.5.2/1]), verschilt nog duidelijker van die van
zijn + infinitief. Vergelijk:
Zin 16b houdt in dat moeder op het moment van spreken
'bezig is met vissen'; zin 16a impliceert dit niet: zij
kan op weg naar of van haar viswater zijn. Verder geeft 16a aan dat moeder haar directe woonomgeving verlaten heeft, 16b hoeft dit niet aan te geven (bijv. als moeders huis vlak aan een meer
staat en zij vanuit de tuin of vanop het terras de hengel heeft uitgegooid). Vergelijk ook
nog:
Literatuur
Interessante links
ANS
Taalportaal
Taaladvies
Versiegeschiedenis
versie | redacteur(en) | datum | opmerkingen |
2.1 | januari 2019 | Automatische conversie van ANS 2.0 | |
2.0 | W. Haeseryn, K. Romijn, G. Geerts, J. de Rooij, M.C. van den Toorn | 1997 |