Voorbeeldzoeker x
(typ in het invoerveld om het voorbeeld te wijzigen)
zoek dit voorbeeld in:
ANS

Woordenboeken

  • INT (500 AD - heden)
  • Etymologiebank
  • Woordenlijst.org

Corpora en lexica

  • Corpus Hedendaags Nederlands Clarin login
  • GrETEL (CGN, Lassy)
  • SoNar Clarin login
  • Delpher
  • Celex Clarin login

Overige bronnen

  • Taalportaal
  • DBNL
  • Taaladvies.net
  • Wikipedia
  • Google
8.6.6.2 Regels voor combinatie en samenval
Verder lezen
Voor combinatie van er's en samenval van de verschillende gebruikswijzen van er in één zin (enkelvoudige zelfstandige zin of bijzin) gelden onder andere de hieronder volgende regels.
Uit [1] en [2] valt af te leiden dat er in een zin maximaal twee er's kunnen voorkomen, waarvan er één kwantitatief is.
  1. Er op de eerste zinsplaats is presentatief, maar kan tegelijkertijd locatief of prepositioneel gebruikt worden. Voorbeelden van presentatief en locatief gebruik, waar toevoeging van een tweede er niet mogelijk is, zijn:
    1a(A) (Staat er iets in die kast?)
    a(B) Er staan tien boeken op de bovenste plank.
    b(A) (Staat er iets in die kast?)
    b(B) Er staan er tien boeken op de bovenste plank.uitgesloten
    2a(Ik kwam op het dak en) er lag een dode vogel.
    b(Ik kwam op het dak en) er lag er een dode vogel.uitgesloten
    De locatieve interpretatie is niet altijd dwingend. Zo verwijst er in 2a niet noodzakelijk naar op het dak, getuige het feit dat er in 3 - waar het alleen maar locatief kan zijn - facultatief is:
    3(Ik kwam op het dak en) ik zag (er) een dode vogel.
    Vergelijk in dit verband(8.6.3.1, sectie 2).
    Als in plaats van locatief er hier of daar gebruikt wordt, is er op de eerste zinsplaats alleen presentatief, bijv.:
    4Er lag daar een dode vogel.
    Voorbeelden van presentatief en prepositioneel gebruik (het voorzetsel(bijwoord) waar er een voornaamwoordelijk bijwoord mee vormt, is eveneens gecursiveerd):
    5(A) (Staat er wel eens iets op de bovenste plank?)
    (B) Er staan in die kast tien boeken op.
    6(A) (Moet ik met de auto naar Zevenaar?)
    (B) Er gaat ook wel een bus naartoe.
    7(A) (Wat is zure regen eigenlijk?)
    (B) Er staat vandaag een artikel over in de krant.
    8(A) (Staat er iets belangrijks in de krant?)
    (B) Er staat vandaag een artikel over zure regen in.
    Voor de vervanging van prepositioneel er door hier of daar geldt mutatis mutandis hetzelfde als wat met betrekking tot locatief er gezegd is. Over de mogelijkheid om in zinnen van dit type een tweede er toe te voegen, zie [5].
    Er op de eerste zinsplaats kan niet tegelijk presentatief en kwantitatief gebruikt worden; hier moet een tweede er worden toegevoegd:
    9a(A) (Zijn er hier ook boeken?)
    a(B) Er staan tien in die kast op de bovenste plank.uitgesloten
    b(A) (Zijn er hier ook boeken?)
    b(B) Er staan er tien in die kast op de bovenste plank.
  2. Er buiten de eerste zinsplaats (zie voor de plaatsingsmogelijkheden van er [21.3.2.1/i3] [21.4.2/3] [21.4.6]) kan twee (presentatief + kwantitatief, presentatief + locatief of prepositioneel dan wel kwantitatief + locatief of prepositioneel) of drie verschillende gebruikswijzen (presentatief + kwantitatief + locatief of prepositioneel) in zich verenigen. Voorbeelden:
    10(Hoeveel boeken wil je hebben?) Hier staan er tien.
    (presentatief + kwantitatief)
    11(In Amsterdam-Zuidoost is veel immigratie.) Tienduizenden buitenlanders wonen er.
    (presentatief + locatief)
    12(A) (Wat staat er meestal op de bovenste plank?)
    (B) Een stuk of wat boeken staan er meestal op.
    (presentatief + prepositioneel)
    13(In de Kalverstraat zijn heel wat kledingzaken.) Wel dertig heb ik er geteld.
    (kwantitatief + locatief)
    14(A) (Hoeveel artikelen heb jij over 'er' geschreven?)
    (B) Ik heb er drie over geschreven.
    (kwantitatief + prepositioneel)
    15(Gisteren stonden er elf grammatica's in de kast.) Nu staan er nog maar zeven.
    (presentatief + kwantitatief + locatief)
    16(Hij verkocht zijn boeken over taalkunde.) Aan het eind van de middag waren er nog maar drie van over.
    (presentatief + kwantitatief + prepositioneel)
    Omdat presentatief er buiten de eerste zinsplaats meestal facultatief is [8.6.3.3/ii], is de presentatieve interpretatie in zinnen als de bovenstaande niet altijd dwingend. Dat laatste geldt ook voor de locatieve (zie [1] hiervoor).
  3. Er kan niet tweemaal direct achter elkaar voorkomen. Vergelijk de volgende zinnen:
    17aHier staan tien boeken.
    bEr staan er hier tien.
    cHier staan er er tien.uitgesloten
    18aIn Amsterdam-Zuidoost wonen tienduizenden buitenlanders.
    bEr wonen er tienduizenden.
    cWonen er er tienduizenden?uitgesloten
  4. Zinnen waarin de locatieve én de prepositionele gebruikswijze voorkomen, al dan niet samengevallen in één er, zijn moeilijk voorstelbaar. Mogelijk is misschien (19a). Hier betekent het eerste er'in de rechtszaal' en maakt het tweede deel uit van het voornaamwoordelijk bijwoord er (...) op. Wordt in deze zin eenmaal er gebruikt, dan ligt het voor de hand dit uitsluitend prepositioneel te interpreteren (er (...) op), zoals in (19b):
    19a(De rechtszaal verscheen in beeld.) Op het scherm zag je er de advocaat zijn cliënt er nadrukkelijk op wijzen dat hij moest zwijgen.twijfelachtig
    b(De rechtszaal verscheen in beeld.) Op het scherm zag je er de advocaat zijn cliënt nadrukkelijk op wijzen dat hij moest zwijgen.
    1. Als er deel uitmaakt van een zinsdeel dat op de eerste zinsplaats kan staan, bijv.:
      20De huizen er vlak naast (hadden waterschade.) (er vlak naast is nabepaling bij huizen)
      21Er zo lang mogelijk blijven (was niet de bedoeling.) (er is deel van de infinitiefconstructie die onderwerp is)
      heeft dat er geen invloed op het gebruik van er in de rest van de zin. Hierdoor kunnen de hierboven gegeven regels schijnbaar doorkruist worden. Vergelijk met 21:
      22(Het beviel hun best in hun tijdelijk onderkomen, maar) er zo lang mogelijk blijven was er niet bij.
      (De verticale streepjes geven hier en verderop de begrenzing van de eerste pool en dus ook van de eerste zinsplaats aan [21.1.1.2/1].) Het eerste er (vooraan op de eerste zinsplaats) is niet presentatief, maar alleen locatief; bovendien is 22 een normale zin waarin zowel locatief als prepositioneel er (het tweede) voorkomen, en dus niet een van beide er's kwantitatief is.
      Een voorbeeld met kwantitatief er vooraan op de eerste zinsplaats:
      23(Je kunt dan wel erg van gebakjes houden, maar) er zes achter elkaar opeten is toch wat overdreven.
    2. Als we het woorddeel er van een ongesplitst voornaamwoordelijk bijwoord als prepositioneel er beschouwen, kunnen presentatief er op de eerste zinsplaats en dit prepositionele er zonder samenval in één zin voorkomen (vergelijk het hierover onder [1] vermelde). Naast zin 7, hier herhaald als 24a, is ook 24b mogelijk, omdat een artikel erover als één geheel op de eerste zinsplaats kan staan (zie 24c):
      24a(A) (Wat is zure regen eigenlijk?)
      a(B) Er staat vandaag een artikel over in de krant.
      b(A) (Wat is zure regen eigenlijk?)
      b(B) Er staat vandaag een artikel erover in de krant.
      c(A) (Wat is zure regen eigenlijk?)
      c(B) Een artikel erover staat vandaag in de krant.
      In een zin als 8, hier herhaald als 25a, is dat niet mogelijk:
      25a(A) (Staat er iets belangrijks in de krant?)
      a(B) Er staat vandaag een artikel over zure regen in.
      b(A) (Staat er iets belangrijks in de krant?)
      b(B) Er staat vandaag een artikel over zure regen erin.uitgesloten
      c(A) (Staat er iets belangrijks in de krant?)
      c(B) Een artikel over zure regen erin | staat | vandaag.uitgesloten
      Opmerking
      Verdieping
      Opmerking
      In sommige gevallen is het mogelijk dat in één zin twee voorzetselconstituenten vervangen worden door één prepositioneel er met twee voorzetsels of voorzetselbijwoorden. Als dat er in dezelfde zin ook nog presentatief en kwantitatief is, verenigt het vier gebruikswijzen - waarvan drie verschillende - in zich. Vergelijk de volgende zinnen:
      iVandaag staan er twee artikelen over zure regen in de krant.
      (presentatief)
      iiVandaag staan er twee over zure regen in de krant.
      (presentatief + kwantitatief)
      iiiVandaag staan er twee over in de krant.
      (presentatief + kwantitatief + prepositioneel)
      ivVandaag staan er twee over in.
      (presentatief + kwantitatief + prepositioneel + prepositioneel)
      vZit er een postzegel van die nieuwe serie op de envelop?
      (presentatief)
      viZit er één van die nieuwe serie op de envelop?
      (presentatief + kwantitatief)
      viiZit er één van op de envelop?
      (presentatief + kwantitatief + prepositioneel)
      viiiZit er één van op?
      (presentatief + kwantitatief + prepositioneel + prepositioneel)
Literatuur
    Interessante links
    ANS
    Taalportaal
    Taaladvies
    Versiegeschiedenis
    versie redacteur(en) datum opmerkingen
    2.1 januari 2019 Automatische conversie van ANS 2.0
    2.0 W. Haeseryn, K. Romijn, G. Geerts, J. de Rooij, M.C. van den Toorn 1997
    Interessante links