versie | redacteur(en) | datum | opmerkingen |
3.0 | Geert Booij | juni 2022 | overzicht van de wijzigingen ▼ De titel van het hoofdstuk is veranderd van ‘Woordvorming’ naar ‘Woordvorming en woordstructuur’ om duidelijk te maken dat het ook gaat om de morfologische bouw van woorden die ontleend zijn, of gemaakt zijn volgens een niet meer productief proces. De algemene inleiding van het hoofdstuk is sterk uitgebreid. De verschillende typen woordvorming voor het Nederlands worden besproken in 12.1: afleiding, samenstelling en samenstellende afleiding, bekend uit de eerdere versie, maar ook conversie, samenkoppeling, klinkerwisseling, reduplicatie en woordfabricage. In 12.2 wordt een relatie gelegd tussen woordenschat, woordvorming, ontlening, productiviteit en doorzichtigheid. In de andere onderdelen van het hoofdstuk, 12.3-12.6, wordt de vorming van woorden per woordsoort besproken, net als in de vorige versie, namelijk die van werkwoorden, substantieven, adjectieven en bijwoorden. Daarin wordt ‘conversie’ nu als apart type woordvorming besproken, waar het verschijnsel eerder onderdeel was van het type ‘afleiding’, onder de benaming ‘afleiding zonder toevoegsel’. De indeling van ‘De vorming van werkwoorden’ (12.3) is het meest ingrijpend veranderd. Naast conversie wordt daarin namelijk ook samenkoppeling toegevoegd als type woordvorming. Hieronder vallen de scheidbaar samengestelde werkwoorden, zoals uitgeven en ademhalen. In de vorige versie van het hoofdstuk werden die behandeld onder het type ‘samenstelling’, net als de onscheidbaar samengestelde werkwoorden, zoals achtervolgen en mislukken. Die laatste komen nu aan de orde onder het type ‘afleiding’. ‘Samenstelling’ bij werkwoorden is daarmee gereduceerd tot een kleine groep gevallen met een werkwoord of substantief als eerste deel, zoals zweefvliegen en buikspreken, en een aantal ‘exocentrische werkwoorden’, zoals knipogen en schuimbekken, die voorheen als ‘samenstellende afleiding’ werden gezien. In die laatste categorie vielen ook voorbeelden als omcirkelen en overschaduwen, die nu terug te vinden zijn onder ‘afleiding’. Bij ‘De vorming van substantieven’ (12.4) is de categorie ‘samenstelling’ uitgebreid met de typen samenstellende samenstellingen (bijv. brandblusinstallatie), analogische vorming van samenstellingen (bijv. vadertaal), samenstellingen met affixoïden (bijv. hoofdgedachte), neoklassieke samenstellingen (bijv. fotograaf), splintersamenstellingen (bijv. docudrama) en samenstellingen met een gebonden deel (bijv. antwoord). Ook aan ‘De vorming van adjectieven’ (12.5) is het type neoklassieke samenstellingen (bijv. autonoom) toegevoegd, net als samenstellingen met een gebonden deel (bijv. tjokvol). In algemene zin is het hoofdstuk op verschillende manieren verrijkt, in overeenstemming met de doelstellingen van de herziening van de e-ANS. Zo zijn er uitgebreide literatuurverwijzingen toegevoegd, koppelingen naar andere informatiebronnen, nieuwe voorbeelden en informatie over gebruiksverschillen tussen Nederland en België. Bovendien zijn er koppelingen aangebracht naar fonologische informatie over de verschillende typen gelede woorden in het nieuwe hoofdstuk 1 De klankleer van het Nederlands. |
2.1 | januari 2019 | Automatische conversie van ANS 2.0 | |
2.0 | W. Haeseryn, K. Romijn, G. Geerts, J. de Rooij, M.C. van den Toorn | 1997 | hoofdstuk 12 |
Voorbeeldzoeker
x
(typ in het invoerveld om het voorbeeld te wijzigen)
zoek dit voorbeeld in:
ANS
Woordenboeken
- INT (500 AD - heden)
- Etymologiebank
- Woordenlijst.org
Corpora en lexica
- Corpus Hedendaags Nederlands Clarin login
- GrETEL (CGN, Lassy)
- SoNar Clarin login
- Delpher
- Celex Clarin login
Overige bronnen
- Taalportaal
- DBNL
- Taaladvies.net
- Wikipedia
12.4.2 Afleiding
Er zijn veel processen voor de afleiding van substantieven, zowel door
middel van prefigering als door middel van suffigering,
circumfigering en klankverandering. Het aantal
inheemse prefixen, zoals on-, is relatief beperkt, maar
er zijn heel wat prefixen van uitheemse
afkomst, zoals super-.x
Sommige uitheemse morfemen, zoals
bio in
biochemie,
kunnen ook opgevat worden als
confixen. Confixen zijn
gebonden morfemen van uitheemse (Latijnse of
oud-Griekse) afkomst die een duidelijke eigen
betekenis hebben (in het geval van het confix
bio is
dat ‘leven’), en kunnen combineren met andere
gebonden morfemen, zoals
loog
in
bioloog.
Zo vormen ze neoklassieke
samenstellingen.
Kenmerk van de hier besproken prefixen is dat ze doorgaans ook aan
adjectieven kunnen worden aangehecht, zodat er dan
adjectieven worden afgeleid (vergelijk het substantief
onzin
met het adjectief
onaardig,
beide met het prefix on-). Het
prefix ge- is hierop een
uitzondering.
Er is een groot aantal suffixen die gebruikt worden om
substantieven af te leiden, zowel inheemse als uitheemse. Zo
kunnen van het adjectief
stabiel
zowel
stabielheid
(met het inheemse suffix -heid)
als stabiliteit
(met het uitheemse suffix -iteit) worden afgeleid. Werkwoorden zijn
ook vaak input voor substantivering, zoals in
stabilisering
en stabilisatie,
gevormd met respectievelijk het inheemse suffix -ing en het uitheemse suffix
-atie.
Daarnaast wordt het circumfix
ge-…-te gebruikt
om substantieven met een collectieve betekenis te maken,
zoals
geboomte.
Ook zijn er substantieven die zijn afgeleid door middel van klankverandering, zoals
slot van het
werkwoord sluiten.
Verder lezen
Literatuur
Interessante links
Taaladvies
Dagenta
Taalportaal
Versiegeschiedenis