12.3.4.3 Samenkoppelingen met een substantief
Werkwoorden kunnen samenkoppelingen zijn van een substantief en een werkwoord.
Voorbeelden zijn:
1ademhalen, autorijden,
brandstichten, collegelopen, deelnemen, dienstweigeren, feestvieren, gelukwensen,
huishouden, kaartlezen, koffiezetten, komediespelen, lesgeven, paardrijden,
pianospelen, plaatsvinden, rechtspreken, ruziemaken, schoolblijven, standhouden,
tekortschieten, televisiekijken, theedrinken
Deze combinaties van een substantief en een werkwoord zijn conventionele
woordcombinaties. Zo ligt de keuze van het werkwoord
halen in
ademhalen vast, en is
halen niet zomaar vervangbaar door een
ander werkwoord met ongeveer dezelfde betekenis zoals
nemen. In een samenkoppeling als
collegelopen duidt
lopen niet een beweging aan, maar de
handeling van deelname, een voorbeeld van de deels onvoorspelbare betekenis van sommige
van zulke samenkoppelingen.
Samenkoppelingen met een substantief worden, anders dan werkwoordelijke constituenten met
een lijdend voorwerp, altijd gebruikt om conventionele handelingen of gebeurtenissen aan
te duiden. De substantieven worden in samenkoppelingen niet-verwijzend gebruikt. Zo
verwijst auto in
autorijden niet naar een specifieke auto.
Voor verwijzend gebruik van een telbaar substantief moet een lidwoord of aanwijzend
voornaamwoord worden toegevoegd, zoals in de werkwoordelijke constituent de auto besturen.
We zien dit niet-verwijzend gebruik van telbare substantieven zonder determinator ook
in voorzetselconstituenten als per bus en
op school, waar niet naar een
specifieke bus of school wordt verwezen, maar naar dit soort dingen in het
algemeen.
Verder lezen
Quasi-incorporatie
Als het substantief samen met het werkwoord als syntactische eenheid optreedt, spreken we
van quasi-incorporatie. We zien quasi-incorporatie bij de
samenkoppeling koffiezetten in de volgende
zinnen, waarbij in iedere tweede variant incorporatie heeft plaats gevonden:
2Jan is {koffie aan het zetten / aan
het koffiezetten}.
3Ik zag dat Jan {koffie ging zetten
/ ging koffiezetten}.
In een werkwoordelijke eindgroep kunnen de twee delen van een
samenkoppeling gesplitst en ongesplitst voorkomen zoals in (2) en (3). Omdat in het
Nederlands het zelfstandig naamwoord in deze gevallen geen deel is van een echte,
onsplitsbare samenstelling (zoals wel in
beeldhouwen), wordt deze vorm van het
combineren van woorden quasi-incorporatie genoemd.
Zie Dahl (2004), Booij (2010:
hoofdstuk 4).
Ook meervoudige substantieven kunnen geïncorporeerd worden in een werkwoord. Dit geldt
bijvoorbeeld voor woordcombinaties als aardappels
schillen en brieven
schrijven, die een conventionele handeling aanduiden. Ze vertonen
dan het gedrag van samenkoppelingen, zoals we hier zien voor
aardappels schillen. Bij deze meervoudige
substantieven worden de samenkoppelingen geschreven met een spatie tussen de twee
woorden:
Incorporatie van meervoudige substantieven: verschillen in
gebruik
Verdieping
Incorporatie van meervoudige substantieven: verschillen in
gebruik
De incorporatie van meervoudige substantieven in de rechtervarianten van de zinnen in
(4) is niet voor alle taalgebruikers acceptabel. Bovendien zijn er regionale
verschillen. Zo vinden we in het Corpus Hedendaags Nederlands wel de volgende
incorporatiegevallen in het Belgische deel, maar niet in het Nederlandse:
En andersom komen in het Nederlandse deel van het Corpus Hedendaags Nederlands wel de
volgende incorporatiegevallen voor, maar niet in het Belgische:
Een woordreeks substantief + werkwoord kan dus voorkomen in twee syntactische structuren:
in een werkwoordelijke constituent met het substantief als lijdend voorwerp, en daarnaast
in de structuur van quasi-incorporatie:
Dat er geen sprake is van echte samenstelling waarbij één woord wordt gevormd, blijkt ook
uit de gedwongen splitsing van de twee woorden in zin (6):
6Jan {haalt opgelucht
adem /*ademhaalt
opgelucht}.
Niet elke combinatie van een werkwoord met een substantief kan als samenkoppeling worden
opgevat. Anders dan ademhalen vormen
bijvoorbeeld de woordreeksen adem krijgen en
benzine halen geen samenkoppelingen, die
quasi-incorporatie toestaan. Dit blijkt hieruit dat ze niet kunnen optreden als eenheid in
een werkwoordelijke eindgroep:
Het verschil tussen ademhalen en
adem krijgen zien we ook in het gedrag van
deze woordcombinaties bij het gebruik van een ontkenning. Om een werkwoord te ontkennen,
gebruiken we niet, om een substantief te
ontkennen, gebruiken we geen. Daarom kunnen we
bij de werkwoordelijke constituent adem
krijgen alleen geen
gebruiken, terwijl de woordcombinatie adem +
halen twee interpretaties toestaat: een werkwoordelijke
constituent met adem als lijdend voorwerp, of
een geval van quasi-incorporatie. Daardoor kan bij
ademhalen zowel
geen als
niet gebruikt worden:
In een hoofdzin, waarin de persoonsvorm van het werkwoord op de tweede plaats in de zin
staat, worden substantief en werkwoord van de samenkoppeling van elkaar gescheiden. In dat
geval is er dus geen sprake van quasi-incorporatie. We zien dit terug in de verplichte
keuze van geen als ontkennend woord in zinnen
waarin woordreeksen als ademhalen, autorijden, koffiezetten
en lesgeven gesplitst
optreden:
De twee mogelijke syntactische interpretaties van sommige combinaties van substantief +
werkwoord zien we ook bij de woordreeks piano
spelen. In de interpretatie van deze woordreeks als
werkwoordelijke constituent bestaande uit een nominale constituent en een werkwoord kan
piano worden gemodificeerd door het
adjectief klassieke (10a). Dit laat zien dat
piano hier de kern is
van een zelfstandige naamwoordelijke constituent die fungeert als lijdend voorwerp. De
woordgroep klassieke piano is niet-verwijzend
gebruikt. De toevoeging van klassieke is niet
mogelijk als er sprake is van quasi-incorporatie (10b), omdat er dan geen sprake is van
een afzonderlijke nominale constituent waarin het nominale hoofd kan
worden gemodificeerd door een adjectief.
Het verschil tussen de aanwezigheid en de afwezigheid van quasi-incorporatie zien we ook
in het contrast tussen de volgende zinnen.
Het kunnen voorkomen van een substantief + werkwoord in de aan
het-constructie is een test voor de status van samenkoppeling. Bij een werkwoord
als bespelen is er geen sprake van
quasi-incorporatie. Het substantief piano kan
hier niet optreden zonder een determinator zoals het deelwoord
de.
Het werkwoord stofzuigen kan als
samenkoppeling of als samenstelling gebruikt worden. In het eerste geval wordt het
vervoegd als sterk werkwoord, in het tweede geval als
zwak werkwoord:
De samenstelling stofzuigen is waarschijnlijk
gevormd door herinterpretatie van de nominale samenstelling
stofzuiger als een afleiding op -er van een werkwoord
stofzuigen. Een vorm als
*stofgezuigd of
*gestofzogen is uitgesloten.
Literatuur
Interessante links
ANS
Taalportaal
Taaladvies
Versiegeschiedenis
versie | redacteur(en) | datum | opmerkingen |
3.0 | Geert Booij | juni 2022 | |
2.1 | januari 2019 | Automatische conversie van ANS 2.0 | |
2.0 | W. Haeseryn, K. Romijn, G. Geerts, J. de Rooij, M.C. van den Toorn | 1997 | hoofdstuk 12,../../data/archief/ans2/e-ans/12/body.html; |