Voorbeeldzoeker x
(typ in het invoerveld om het voorbeeld te wijzigen)
zoek dit voorbeeld in:
ANS

Woordenboeken

  • INT (500 AD - heden)
  • Etymologiebank
  • Woordenlijst.org

Corpora en lexica

  • Corpus Hedendaags Nederlands Clarin login
  • GrETEL (CGN, Lassy)
  • SoNar Clarin login
  • Delpher
  • Celex Clarin login

Overige bronnen

  • Taalportaal
  • DBNL
  • Taaladvies.net
  • Wikipedia
  • Google
12.3.4.3 Samenkoppelingen met een substantief
Werkwoorden kunnen samenkoppelingen zijn van een substantief en een werkwoord. Voorbeelden zijn:
1ademhalen, autorijden, brandstichten, collegelopen, deelnemen, dienstweigeren, feestvieren, gelukwensen, huishouden, kaartlezen, koffiezetten, komediespelen, lesgeven, paardrijden, pianospelen, plaatsvinden, rechtspreken, ruziemaken, schoolblijven, standhouden, tekortschieten, televisiekijken, theedrinken
Deze combinaties van een substantief en een werkwoord zijn conventionele woordcombinaties. Zo ligt de keuze van het werkwoord halen in ademhalen vast, en is halen niet zomaar vervangbaar door een ander werkwoord met ongeveer dezelfde betekenis zoals nemen. In een samenkoppeling als collegelopen duidt lopen niet een beweging aan, maar de handeling van deelname, een voorbeeld van de deels onvoorspelbare betekenis van sommige van zulke samenkoppelingen.
Samenkoppelingen met een substantief worden, anders dan werkwoordelijke constituenten met een lijdend voorwerp, altijd gebruikt om conventionele handelingen of gebeurtenissen aan te duiden. De substantieven worden in samenkoppelingen niet-verwijzend gebruikt. Zo verwijst auto in autorijden niet naar een specifieke auto. Voor verwijzend gebruik van een telbaar substantief moet een lidwoord of aanwijzend voornaamwoord worden toegevoegd, zoals in de werkwoordelijke constituent de auto besturen.
We zien dit niet-verwijzend gebruik van telbare substantieven zonder determinator ook in voorzetselconstituenten als per bus en op school, waar niet naar een specifieke bus of school wordt verwezen, maar naar dit soort dingen in het algemeen.
Verder lezen
Quasi-incorporatie
Als het substantief samen met het werkwoord als syntactische eenheid optreedt, spreken we van quasi-incorporatie. We zien quasi-incorporatie bij de samenkoppeling koffiezetten in de volgende zinnen, waarbij in iedere tweede variant incorporatie heeft plaats gevonden:
2Jan is {koffie aan het zetten / aan het koffiezetten}.
3Ik zag dat Jan {koffie ging zetten / ging koffiezetten}.
In een werkwoordelijke eindgroep kunnen de twee delen van een samenkoppeling gesplitst en ongesplitst voorkomen zoals in (2) en (3). Omdat in het Nederlands het zelfstandig naamwoord in deze gevallen geen deel is van een echte, onsplitsbare samenstelling (zoals wel in beeldhouwen), wordt deze vorm van het combineren van woorden quasi-incorporatie genoemd.
Zie Dahl (2004), Booij (2010: hoofdstuk 4).
Ook meervoudige substantieven kunnen geïncorporeerd worden in een werkwoord. Dit geldt bijvoorbeeld voor woordcombinaties als aardappels schillen en brieven schrijven, die een conventionele handeling aanduiden. Ze vertonen dan het gedrag van samenkoppelingen, zoals we hier zien voor aardappels schillen. Bij deze meervoudige substantieven worden de samenkoppelingen geschreven met een spatie tussen de twee woorden:
4aJan is {aardappels aan het schillen / aan het aardappels schillen}.
bIk zie dat Jan {aardappels kan schillen/ kan aardappels schillen}.
cIk weet dat Jan {geen aardappels kan schillen / niet kan aardappels schillen}.
Incorporatie van meervoudige substantieven: verschillen in gebruik
Verdieping
Incorporatie van meervoudige substantieven: verschillen in gebruik
De incorporatie van meervoudige substantieven in de rechtervarianten van de zinnen in (4) is niet voor alle taalgebruikers acceptabel. Bovendien zijn er regionale verschillen. Zo vinden we in het Corpus Hedendaags Nederlands wel de volgende incorporatiegevallen in het Belgische deel, maar niet in het Nederlandse:
iIncorporatie na blijven
aWe kunnen niet blijven excuses zoeken. in BN: ST? Dit gebruik komt af en toe voor in standaardtalige contexten in het Belgisch-Nederlands, maar het is niet duidelijk of het tot de standaardtaal gerekend kan worden.
CHN
bJe kunt niet blijven signalen geven. in BN: ST? Dit gebruik komt af en toe voor in standaardtalige contexten in het Belgisch-Nederlands, maar het is niet duidelijk of het tot de standaardtaal gerekend kan worden.
CHN
cJe kan niet blijven tekorten opbouwen. in BN: ST? Dit gebruik komt af en toe voor in standaardtalige contexten in het Belgisch-Nederlands, maar het is niet duidelijk of het tot de standaardtaal gerekend kan worden.
CHN
En andersom komen in het Nederlandse deel van het Corpus Hedendaags Nederlands wel de volgende incorporatiegevallen voor, maar niet in het Belgische:
iiIncorporatie na aan het
aNatuurlijk ben je niet de hele avond aan het spelletjes doen. in NN: ST? Dit gebruik komt af en toe voor in standaardtalige contexten in het Nederlands-Nederlands, maar het is niet duidelijk of het tot de standaardtaal gerekend kan worden.
CHN
bVan Schotland zag ik niet veel. Ik was nogal aan het kilometers vreten. in NN: ST? Dit gebruik komt af en toe voor in standaardtalige contexten in het Nederlands-Nederlands, maar het is niet duidelijk of het tot de standaardtaal gerekend kan worden.
CHN
cAls Beethoven met de voltooiing van zijn Missa Solemnis bezig is – een subliem en onaards mooi oratorium – is zijn huishoudster aan het aardappels schillen. in NN: ST? Dit gebruik komt af en toe voor in standaardtalige contexten in het Nederlands-Nederlands, maar het is niet duidelijk of het tot de standaardtaal gerekend kan worden.
CHN
dSommige vrouwen zijn aan het sokken breien. in NN: ST? Dit gebruik komt af en toe voor in standaardtalige contexten in het Nederlands-Nederlands, maar het is niet duidelijk of het tot de standaardtaal gerekend kan worden.
CHN
Een woordreeks substantief + werkwoord kan dus voorkomen in twee syntactische structuren: in een werkwoordelijke constituent met het substantief als lijdend voorwerp, en daarnaast in de structuur van quasi-incorporatie:
5aIk hoop dat Jan adem kan halen.zonder quasi-incorporatie
bIk hoop dat Jan kan ademhalen.met quasi-incorporatie
Dat er geen sprake is van echte samenstelling waarbij één woord wordt gevormd, blijkt ook uit de gedwongen splitsing van de twee woorden in zin (6):
6Jan {haalt opgelucht adem /*ademhaalt opgelucht}.
Niet elke combinatie van een werkwoord met een substantief kan als samenkoppeling worden opgevat. Anders dan ademhalen vormen bijvoorbeeld de woordreeksen adem krijgen en benzine halen geen samenkoppelingen, die quasi-incorporatie toestaan. Dit blijkt hieruit dat ze niet kunnen optreden als eenheid in een werkwoordelijke eindgroep:
7aIk hoop dat Jan {adem kan krijgen / kan *ademkrijgen}.
bIk verwacht dat Jan {benzine zal halen / zal *benzinehalen}.
Het verschil tussen ademhalen en adem krijgen zien we ook in het gedrag van deze woordcombinaties bij het gebruik van een ontkenning. Om een werkwoord te ontkennen, gebruiken we niet, om een substantief te ontkennen, gebruiken we geen. Daarom kunnen we bij de werkwoordelijke constituent adem krijgen alleen geen gebruiken, terwijl de woordcombinatie adem + halen twee interpretaties toestaat: een werkwoordelijke constituent met adem als lijdend voorwerp, of een geval van quasi-incorporatie. Daardoor kan bij ademhalen zowel geen als niet gebruikt worden:
8aIk zie dat Jan {geen / *niet} adem kan krijgen.
bIk zie dat Jan {geen adem kan halen / niet kan ademhalen}.
In een hoofdzin, waarin de persoonsvorm van het werkwoord op de tweede plaats in de zin staat, worden substantief en werkwoord van de samenkoppeling van elkaar gescheiden. In dat geval is er dus geen sprake van quasi-incorporatie. We zien dit terug in de verplichte keuze van geen als ontkennend woord in zinnen waarin woordreeksen als ademhalen, autorijden, koffiezetten en lesgeven gesplitst optreden:
9aHij haalt {geen / *niet} adem meer.
bIk rijd helaas {geen / *niet} auto.
cJan zet vanmiddag {geen / *niet} koffie.
dMorgen geef ik {geen / *niet} les.
De twee mogelijke syntactische interpretaties van sommige combinaties van substantief + werkwoord zien we ook bij de woordreeks piano spelen. In de interpretatie van deze woordreeks als werkwoordelijke constituent bestaande uit een nominale constituent en een werkwoord kan piano worden gemodificeerd door het adjectief klassieke (10a). Dit laat zien dat piano hier de kern is van een zelfstandige naamwoordelijke constituent die fungeert als lijdend voorwerp. De woordgroep klassieke piano is niet-verwijzend gebruikt. De toevoeging van klassieke is niet mogelijk als er sprake is van quasi-incorporatie (10b), omdat er dan geen sprake is van een afzonderlijke nominale constituent waarin het nominale hoofd kan worden gemodificeerd door een adjectief.
10aIk hoor dat Jan klassieke piano kan spelen
b*Ik hoor dat Jan kan klassieke pianospelen
Het verschil tussen de aanwezigheid en de afwezigheid van quasi-incorporatie zien we ook in het contrast tussen de volgende zinnen.
11aJan is {aan het pianospelen / piano aan het spelen}.
bJan is {*aan het de piano bespelen / de piano aan het bespelen}.
Het kunnen voorkomen van een substantief + werkwoord in de aan het-constructie is een test voor de status van samenkoppeling. Bij een werkwoord als bespelen is er geen sprake van quasi-incorporatie. Het substantief piano kan hier niet optreden zonder een determinator zoals het deelwoord de.
Het werkwoord stofzuigen kan als samenkoppeling of als samenstelling gebruikt worden. In het eerste geval wordt het vervoegd als sterk werkwoord, in het tweede geval als zwak werkwoord:
12aJan {zoog stof / heeft stofgezogen}.
bJan {stofzuigde / heeft gestofzuigd}.
De samenstelling stofzuigen is waarschijnlijk gevormd door herinterpretatie van de nominale samenstelling stofzuiger als een afleiding op -er van een werkwoord stofzuigen. Een vorm als *stofgezuigd of *gestofzogen is uitgesloten.
Literatuur
    Interessante links
    ANS
    Taalportaal
    Taaladvies
    Versiegeschiedenis
    versie redacteur(en) datum opmerkingen
    3.0 Geert Booij juni 2022
    2.1 januari 2019 Automatische conversie van ANS 2.0
    2.0 W. Haeseryn, K. Romijn, G. Geerts, J. de Rooij, M.C. van den Toorn 1997 hoofdstuk 12,../../data/archief/ans2/e-ans/12/body.html;
    Interessante links