1.5.3.2 Assimilatie van stem bij functiewoorden
Woordcombinaties met functiewoorden vertonen speciaal gedrag wat betreft
stemhebbendheid. We zien dat bij werkwoorden die gevolgd worden door een
voornaamwoord dat met een klinker begint, zoals de werkwoordsvorm
vond:
Tabel 1. De werkwoordsvorm vond +
voornaamwoord
vond-ik | vɔnd-ɪk | (vɔn.tɪk)###ω### / (vɔn.tək)###ω### |
vond-ie | vɔnd-i | (vɔn.ti)###ω### |
vond-et | vɔnd-ət | (vɔn.tət)###ω### |
In de fonetische vormen in Tabel 1 heeft Finale
Verscherping plaatsgevonden. Daardoor is de
d in
de coda van het werkwoord vond een
t.
Deze t staat
in de fonetische vorm in de aanzet van de tweede syllabe door
prosodische integratie: het cliticum vormt één
prosodisch woord met het gastwoord. We kunnen dit als volgt analyseren: Finale
Verscherping is een regel die verplicht werkt op lettergrepen van woorden in
isolatie: het is een regel van de woordfonologie. De
stemloos geworden consonant kan daarna in verbonden spraak verschuiven naar een
aanzetpositie, het begin van de tweede syllabe, omdat werkwoord en cliticum één
prosodisch woord vormen.
In frequente combinaties van werkwoorden met een clitisch voornaamwoord kan
intervocalische stemassimilatie optreden. In het corpus-Ernestus
Zie Ernestus (2000: 338-340).
vinden we een aantal gevallen van werkwoorden gevolgd door
ɪk of
ət
waar de slotconsonant van het werkwoord vaak ook stemhebbend werd uitgesproken,
zoals in de volgende woordcombinaties (de klinker van
ik kan ook als
ə
worden uitgesproken):
1heb-ik
hɛbɪk
koop-ik
kobɪk
snap-ik
snɑbɪk
had-ik
hɑdɪk
moet-ik
mudɪk
weet-ik
wedɪk
begrijp-'t
bəɣrɛibət
doet-'t
dudət
had-'t
hɑdət
heb-'t
hɛbət
snap-'t
snɑbət
weet-'t
wedət
We zien hier de werking van de regel van Intervocalische
Stemassimilatie die ook het optreden van een
z in
de fonetische vorm van het woord
huisarts
hœyzɑrts
verklaart. De intervocalische stemhebbende obstruenten zijn
ambisyllabisch als ze worden voorafgegaan door een
ongespannen klinker; ze staan in de aanzet van de tweede syllabe als ze na een
gespannen klinker of diftong staan. Daardoor zijn deze medeklinkers niet alsnog
onderhevig aan Finale Verscherping.
Functiewoorden die met een
d
beginnen kunnen Progressieve assimilatie van stem
ondergaan. Een klassiek voorbeeld is de zin Is tat juist,
op tie manier?
Deze zin is de titel van Van Haeringen (1955).
Hier zijn de
d's van de
woorden dat en
die stemloos gerealiseerd,
als in (2a). Normaal gesproken vindt voor
b en
d
juist Regressieve assimilatie van stem plaats, en zou deze zin worden
gerealiseerd met de fonetische vorm (2b):Het mogelijk stemloos worden van de
d na
een stemloze obstruent geldt voor de volgende functiewoorden:
Ernestus (2000: 349-361).
3de, dit, deze, dat, die, daar, d'r, dan
Het gevolg van dit soort fonologische processen is dat in een zin als Ik geef
er niet om de woordreeks geef er op vier manieren kan worden
uitgesproken:
4[ɣefər], [ɣevər], [ɣeftər], [ɣevdər]
De stemloosheid van de begin-d van functiewoorden
Verdieping
De stemloosheid van de begin-d van functiewoorden
Waarom zijn het juist de
begin-d's
van functiewoorden in (3) die gemakkelijk als
t
kunnen worden, uitgesproken? In Zonneveld (1983) is als verklaring
voorgesteld dat zulke functiewoorden optioneel samen met het
voorafgaande woord één prosodisch woord vormen. Omdat binnen prosodische
woorden obstruentclusters bij voorkeur stemloos zijn, zou dit dan ook
gaan gelden voor woordcombinaties als is
dat. Probleem van deze verklaring is dat
stemhebbende obstruentclusters binnen prosodische woorden niet
uitgesloten zijn. Zo heb je leenwoorden als
labda
lɑbda met
de stemhebbende cluster
bd,
eigennamen als Acda
ɑɡda
en Abdul
ɑbdul,
en stemhebbende clusters in de verledentijdsvormen van werkwoorden,
zoals tobde
tɔbdə
en raasde
razdə.
Ernestus (2000: hoofdstuk 7) stelt een andere verklaring voor. In haar
analyse zijn obstruenten in coda's niet gespecificeerd voor stem,
krachtens de regel van Finale Verscherping. Zo'n obstruent wordt
daarom stemloos gearticuleerd, tenzij de volgende medeklinker
stemhebbend is. Dan is een stemhebbende uitspraak ook een optie. Als het
volgende woord een functiewoord is (zoals het woord
die in de woordgroep
op die manier),
levert een stemloze articulatie van de
begin-d
als
t
articulatiegemak op, vergeleken met een stemhebbende uitspraak: de
stembanden hoeven niet in trilling te worden gebracht. Zo'n stemloze
articulatie kan zonder problemen, omdat het functiewoord niet
onherkenbaar wordt door die uitspraak. Functiewoorden hebben namelijk
een hoge mate van voorspelbaarheid en herkenbaarheid vergeleken met
lexicale woorden, mede door hun hoge frequentie, en dus levert een
stemloze uitspraak van de
d
in dit geval geen problemen op.
Verder lezen
Literatuur
Interessante links
ANS
Taalportaal
Taaladvies
Versiegeschiedenis
versie | redacteur(en) | datum | opmerkingen |
3.0 | Geert Booij | oktober 2020 | |
2.1 | januari 2019 | Automatische conversie van ANS 2.0 | |
2.0 | W. Haeseryn, K. Romijn, G. Geerts, J. de Rooij, M.C. van den Toorn | 1997 | hoofdstuk 1,../../data/archief/ans2/e-ans/01/body.html; |